ECLI:NL:RBOVE:2023:3863

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 oktober 2023
Publicatiedatum
3 oktober 2023
Zaaknummer
C/08/287182 / HA ZA 22-362
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging koopovereenkomst aandelen makelaarskantoor; bedrog en dwaling

In deze zaak staat de verkoop van een makelaarskantoor door [Partij A 1] aan Eigerjoch centraal. Eigerjoch heeft een beroep gedaan op de vernietiging van de koopovereenkomst op basis van bedrog en dwaling. De rechtbank dient te beoordelen of Eigerjoch recht heeft op vernietiging en of [Partij A 1] de leningen kan opeisen die aan Eigerjoch zijn verstrekt. De rechtbank heeft Eigerjoch c.s. een bewijsopdracht gegeven om aan te tonen dat [Partij A 2] voorafgaand aan de koop reden had om te verwachten dat [naam 1] zou vertrekken. De zaak is complex, met meerdere partijen en een aantal juridische kwesties die aan de orde komen, waaronder de uitleg van de achterstellingsovereenkomsten en de gevolgen van de vermeende verkeerde voorstelling van zaken door [Partij A 1]. De rechtbank heeft de verdere beslissing aangehouden in afwachting van bewijslevering.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/287182 / HA ZA 22-362
Vonnis van 6 september 2023
in de zaak van

1.[Partij A 1] B.V.(hierna: “ [Partij A 1] ”), gevestigd in [vestigingsplaats 1] ,

2.
[Partij A 2](hierna: “ [Partij A 2] ”), wonend in [woonplaats 1] ,
eisers in conventie en verweerders in reconventie (hierna gezamenlijk: “ [Partij A ] ”),
advocaat: mr. M.M.N.C. Schellekens,
tegen

1.EIGERJOCH HOLDING B.V.(hierna: “ Eigerjoch ”), gevestigd in Hengelo ,

2.
[Partij B 2](hierna: “ [Partij B 2] ”), wonend in [woonplaats 2] ,
gedaagden in conventie en eisers in reconventie (hierna gezamenlijk: “ Eigerjoch c.s. ”),
advocaat: mr. M.J.J. van Geel,
en
OCTOBER FACTORY SAS(hierna: “ October ”), gevestigd in Parijs (Frankrijk),
gevoegde partij aan de zijde van Eigerjoch c.s. ,
advocaat: mr. P.G.M. Brouwer.

1.Samenvatting

1.1.
Deze zaak gaat over de verkoop van een makelaarskantoor door [Partij A 1] aan Eigerjoch . Ter beoordeling ligt thans hoofdzakelijk voor of aan Eigerjoch een beroep op vernietiging van de koop toekomt op grond van bedrog of dwaling, en zo haar dit niet toekomt, of [Partij A 1] de leningen kan opeisen die zij als verkoper aan Eigerjoch heeft verstrekt. October heeft zich aan de zijde van Eigerjoch gevoegd in verband met de aan haar terug te betalen lening die is verstrekt ter externe financiering van de overname. De rechtbank zal een bewijsopdracht aan Eigerjoch c.s. geven in het kader van haar beroep op vernietiging. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
1.2.
Hierna wordt uitgelegd hoe de rechtbank tot haar beslissing is gekomen (onder 5.). Eerst zal de rechtbank het verdere verloop van de procedure weergeven (onder 2.), feiten uiteenzetten die tussen partijen niet ter discussie staan (onder 3.) en de over en weer ingestelde vorderingen omschrijven (onder 4.).

2.Het verdere verloop van de procedure

2.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis in incident van 1 maart 2023;
- de conclusie van antwoord van October ;
- de akte overlegging productie van [Partij A ] ;
- de akte wijziging van eis van Eigerjoch c.s. ;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 10 maart 2023;
- de spreekaantekeningen van [Partij A ] ;
- de spreekaantekeningen van Eigerjoch c.s. ;
- de akte wijziging van eis van [Partij A ] ;
- de akte uitlating na eiswijzing van Eigerjoch c.s. ;
- de antwoordakte van October .

3.Feiten

3.1.
Bij de beoordeling wordt uitgegaan van de volgende feiten:
i. [Partij A 2] is de enige bestuurder en aandeelhouder van [Partij A 1] . [Partij B 2] is de enige bestuurder en aandeelhouder van Eigerjoch .
Bij koopovereenkomst van 25 maart 2022 heeft [Partij A 1] aan Eigerjoch alle aandelen in [bedrijf] B.V. (hierna: “ het Makelaarskantoor ”) verkocht. [1] Het Makelaarskantoor drijft een makelaardij in [vestigingsplaats 2] . De koopprijs is bepaald op € 773.728,43. In de koopovereenkomst is opgenomen dat de koopprijs voor een gedeelte van € 343.728,43 wordt voldaan bij de notariële aandelenoverdracht, voor een gedeelte van € 125.000 door middel van een eerste achtergestelde lening van [Partij A 1] aan Eigerjoch , voor een gedeelte van € 250.000 door middel van een tweede achtergestelde lening van [Partij A 1] aan Eigerjoch , en voor het resterende gedeelte van maximaal € 55.000 door middel van een earn-out regeling. De aandelenoverdracht heeft plaatsgevonden op 29 april 2022.
Het bij de aandelenoverdracht betaalde deel van de koopsom is gefinancierd door middel van een lening van € 343.728,34 die Eigerjoch zich door het Makelaarskantoor heeft laten verstrekken bij overeenkomst van 29 april 2022.
Op haar beurt heeft het Makelaarskantoor via het crowdfundingsplatform van October en haar groepsvennootschappen, een lening van in totaal € 415.000 verstrekt gekregen door verschillende investeerders (een grote groep consumenten en een investeringsfonds). In de leningsovereenkomsten tussen deze leninggevers en het Makelaarskantoor is bepaald dat het Makelaarskantoor verplicht is om aan October alle betalingen te doen die zij aan de leninggevers is verschuldigd. Deze leningsovereenkomsten zijn gebaseerd op een model dat onderdeel uitmaakt van een kredietnemersserviceovereenkomst (hierna: “de Serviceovereenkomst”) die op 30 maart 2022 is gesloten tussen het Makelaarskantoor en October Nederland B.V.
Bij borgtocht die op 4 maart 2023 is overeengekomen tussen [Partij B 2] , het Makelaarskantoor en October , heeft [Partij B 2] zich tegenover October borg gesteld voor de nakoming van de terugbetalingsverplichting van het Makelaarskantoor .
In overeenstemming met het bepaalde in de koopovereenkomst, hebben [Partij A 1] en Eigerjoch op 25 maart 2022 twee overeenkomsten van geldlening gesloten. Bij de eerste leningsovereenkomst is € 125.000 door [Partij A 1] aan Eigerjoch ter leen verstrekt (hierna: “de Achtergestelde Lening 1”). Bij de tweede leningsovereenkomst is € 250.000 door [Partij A 1] aan Eigerjoch ter leen verstrekt (hierna: “de Achtergestelde Lening 2”).
Op 14 april 2022 zijn twee achterstellingsovereenkomsten gesloten tussen [Partij A 1] , Eigerjoch , October en het Makelaarskantoor (hierna: “de Achterstellingsovereenkomsten”). Daarin is bepaald dat en onder welke voorwaarden de twee leenvorderingen van [Partij A 1] op Eigerjoch zijn achtergesteld ten opzichte van de leenvordering van October op het Makelaarskantoor .
Ten tijde van het sluiten van de koop waren er, naast [Partij A 2] , twee makelaars bij het Makelaarskantoor werkzaam, genaamd [naam 1] (hierna: “ [naam 1] ”) en [naam 2] (hierna: “ [naam 2] ”). Daarnaast waren er twee binnendienstmedewerkers in dienst, genaamd [naam 3] (hierna: “ [naam 3] ”) en [naam 4] (hierna: “ [naam 4] ”).
In mei en juni 2022 hebben respectievelijk [naam 3] en [naam 1] hun arbeidsovereenkomst opgezegd. Later hebben ook [naam 2] en [naam 4] ontslag genomen.
Eigerjoch c.s. heeft bij brief van haar advocaat van 23 juni 2022 aan [Partij A ] verklaard dat zij de koopovereenkomst vernietigt op grond van dwaling. [Partij A ] heeft de vernietigingsverklaring van de hand gewezen.
Op verzoek van October heeft [Partij B 2] haar op 2 september 2022 een recht van eerste hypotheek verstrekt op een hem toebehorend perceel aan het [adres] in [woonplaats 2] (hierna: “het Perceel”), als zekerheid voor de nakoming van de verplichtingen van het Makelaarskantoor tegenover October . [Partij A 1] heeft aan October verzocht om er (door middel van een rangwisseling) aan mee te werken dat aan [Partij A 1] een recht van eerste hypotheek op het Perceel wordt verstrekt. October heeft dit verzoek geweigerd. Vervolgens heeft [Partij A 1] op 23 september 2022 conservatoir beslag op het Perceel gelegd ten laste van [Partij B 2] .

4.De vorderingen in conventie en in reconventie

4.1.
[Partij A ] vordert, na wijziging van eis (verkort weergegeven):
I. een verklaring voor recht dat Eigerjoch en/of [Partij B 2] vanaf 9 juni 2022 [2] in verzuim zijn met betrekking tot de Achtergestelde Lening 1 en de Achtergestelde Lening 2 en dat de hoofdsommen en de daarover verschuldigde rente opeisbaar zijn;
II.
primair:een verklaring voor recht dat de Achterstellingsovereenkomsten zo moeten worden uitgelegd dat die inhouden dat de rente over beide achtergestelde leningen te allen tijde mag worden betaald; dat de Achtergestelde Lening 1 jaarlijks met € 25.000 mag worden afgelost; dat de opbrengst van de verkoop van het Perceel zal worden gebruikt voor de aflossing van de Achtergestelde Lening 2; dat aan [Partij A ] een recht van eerste hypotheek zal worden verleend op het Perceel tot zekerheid voor de nakoming van de Achtergestelde Lening 2; en dat de achterstelling van de beide leningen enkel geldt bij faillissement van Eigerjoch ;
subsidiair:een verklaring voor recht dat de Achterstellingsovereenkomsten zijn vernietigd, althans vernietiging daarvan, althans zodanige wijziging daarvan dat ze overeenstemmen met de bedoeling van partijen;
III. veroordeling van Eigerjoch tot betaling van de hoofdsom van de Achtergestelde Lening 1 van € 125.000 en de daarover verschuldigde rente;
IV. veroordeling van Eigerjoch tot betaling van de hoofdsom van de Achtergestelde Lening 2 van € 250.000 en de daarover verschuldigde rente;
V. een gebod aan [Partij B 2] , op straffe van een dwangsom, om op grond van de Achtergestelde Lening 1 aan KOG een persoonlijke garantie van € 125.000 af te geven;
VI. een gebod aan [Partij B 2] , op straffe van een dwangsom, om op grond van de Achtergestelde Lening 2 aan KOG een eerste recht van hypotheek op het Perceel te verstrekken;
VII. veroordeling van Eigerjoch , op straffe van een dwangsom, om jaarlijks bindend te laten vaststellen welke betaling zij op grond van de earn-out regeling is verschuldigd;
VIII. een gebod aan October , op straffe van een dwangsom, om de medewerking te verlenen die nodig is om mogelijk te maken dat Eigerjoch en/of [Partij B 2] voldoen aan de hiervoor gevorderde veroordelingen;
IX. voor het geval de reconventionele vernietigingsvordering slaagt, een verklaring voor recht dat de Serviceovereenkomst tussen het Makelaarskantoor en October is vernietigd, althans vernietiging daarvan;
X. veroordeling van Eigerjoch , [Partij B 2] en/of October tot vergoeding van de schade van [Partij A 1] en/of [Partij A 2] , te begroten in een schadestaatprocedure.
4.2.
Eigerjoch c.s. vordert, na wijzing van eis (verkort weergegeven):
primair:
I. een verklaring voor recht dat de koopovereenkomst en de daaruit voortvloeiende nadere overeenkomsten tussen partijen zijn vernietigd, althans vernietiging daarvan;
II. veroordeling van [Partij A ] tot terugbetaling van het bedrag van € 343.728,28 en de over de achtergestelde leningen betaalde rente ten bedrage van € 8.916,68;
III. veroordeling van [Partij A ] om schadevergoeding te betalen, te begroten in een schadestaatprocedure of te begroten op € 23.833,65;
subsidiair:
IV. ontbinding van de koopovereenkomst en de daaruit voortvloeiende nadere overeenkomsten tussen partijen, met veroordeling van [Partij A ] om terug te betalen wat op grond van deze overeenkomsten is betaald;
V. veroordeling van [Partij A ] om schadevergoeding te betalen, te begroten in een schadestaatprocedure;
meer subsidiair:
VI. de koopprijs vast te stellen op een door de rechtbank te bepalen bedrag, en voor het geval Eigerjoch c.s. meer heeft betaald dan zij is verschuldigd, [Partij A ] te veroordelen tot terugbetaling van het onverschuldigd betaalde deel;
VII. veroordeling van [Partij A ] om een boete van € 50.000 aan Eigerjoch c.s. te betalen;
zowel primair als subsidiair:
VIII. opheffing van het door [Partij A 1] op het Perceel gelegde beslag, dan wel veroordeling van [Partij A 1] om het beslag op te heffen.
4.3.
October concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [Partij A ] en tot toewijzing van de vorderingen van Eigerjoch c.s.

5.De beoordeling in conventie en in reconventie

5.1.
Eerst zal de rechtbank het beroep van Eigerjoch c.s. op vernietiging van de koopovereenkomst behandelen. De toewijsbaarheid van de over en weer ingestelde vorderingen, is namelijk mede afhankelijk van de beantwoording van de vraag of de koopovereenkomst en de daaruit voortvloeiende overeenkomsten in stand blijven.
5.2.
Eigerjoch c.s. heeft haar vernietigingsberoep primair gegrond op bedrog (artikel 3:44 lid 3 BW) en subsidiair op dwaling (artikel 6:228 BW). Eigerjoch stelt de koopovereenkomst te hebben gesloten onder invloed van een verkeerde voorstelling van zaken, die aan [Partij A 1] is te wijten, over de commitment van het vertrokken personeel, het aandeel van [Partij A 2] in de omzet van het Makelaarskantoor en de staat van de administratie.
Bewijsopdracht
5.3.
De rechtbank zal aan Eigerjoch c.s. opdragen om te bewijzen dat [Partij A 2] voorafgaand aan het sluiten van de koop reden had om te verwachten dat [naam 1] ontslag zou nemen. Als Eigerjoch c.s. slaagt in het opgedragen bewijs, dan komt haar mogelijk een beroep op vernietiging van de koopovereenkomst toe. De andere door Eigerjoch c.s. aangedragen omstandigheden kunnen haar beroep op vernietiging niet dragen.
5.3.1.
Als eerste omstandigheid voor haar beroep op dwaling en bedrog, voert Eigerjoch c.s. aan dat [Partij A 2] met betrekking tot zowel [naam 1] als [naam 3] al bij het sluiten van de koop reden had om te verwachten dat ze bij het Makelaarskantoor zouden vertrekken.
5.3.2.
Wat betreft [naam 1] heeft Eigerjoch c.s. voldoende onderbouwd dat als zij op voorhand bekend zou zijn geweest met zijn vertrek na de overname, zij de koopovereenkomst niet (onder dezelfde voorwaarden) zou hebben gesloten. De rechtbank stelt vast dat Eigerjoch c.s. ten tijde van het sluiten van de koop, naar [Partij A ] bekend was, groot belang hechtte aan het aan het aanblijven van de twee makelaars in loondienst. De koopovereenkomst bepaalt dat een eerder gesloten intentieovereenkomst daarvan integraal onderdeel uitmaakt (welke intentieovereenkomst [Partij B 2] overigens niet namens Eigerjoch heeft gesloten, maar namens een andere vennootschap als toen beoogde koper). [3] In de intentieovereenkomst is opgenomen, kort gezegd, dat de koper deze is aangegaan in de veronderstelling dat [naam 1] en [naam 2] in loondienst van het Makelaarskantoor zullen blijven; dat de koper een voorbehoud maakt met betrekking tot hun commitment en daarnaar onderzoek wil doen door een gesprek met hen te voeren; en dat de koper binnen vierentwintig uur na het laatste gesprek laat weten of hij het voorbehoud inroept. [4] In lijn met het bepaalde in de intentieovereenkomst, stuurde [Partij B 2] op 1 maart 2022 het volgende WhatsApp-bericht aan [Partij A 2] : “
ik heb natuurlijk nog eerst een gesprek met [naam 1] en [naam 2] . Daarna is het definitief. In een zwart scenario zeggen [naam 1] en/of [naam 2] dat ze niet voor mij willen werken. Dat hoop en verwacht ik niet uiteraard”.Met [naam 1] en [naam 2] worden respectievelijk [naam 1] en [naam 2] bedoeld.
5.3.3.
Daarentegen kan niet worden vastgesteld dat ook het aanblijven van [naam 3] voor Eigerjoch c.s. een doorslaggevende rol van betekenis speelde bij het aangaan van de koopovereenkomst. Uit hetgeen Eigerjoch c.s. heeft aangedragen kan niet worden afgeleid dat zij bijzondere aandacht heeft besteed aan de waarde van de binnendienstmedewerkers voor het Makelaarskantoor . Het genoemde voorbehoud uit de intentieovereenkomst ziet nadrukkelijk enkel op de commitment van [naam 1] en [naam 2] , en [Partij B 2] heeft pas na het sluiten van de koop voor het eerst met [naam 3] en [naam 4] gesproken.
5.3.4.
Als [Partij A ] voor het sluiten van de koop bekend was met duidelijke aanwijzingen dat [naam 1] zinde op vertrek, dan had zij Eigerjoch c.s. daarvan op de hoogte moeten stellen. Immers, naar [Partij A ] bekend was hechtte Eigerjoch c.s. veel waarde aan het aanblijven van [naam 1] .
Uit de mededelingen die [Partij A ] aan Eigerjoch c.s. heeft gedaan, sprak de verwachting dat [naam 1] zou aanblijven. Op de vraag hoe hij het risico inschat dat de medewerkers na de overname zouden vertrekken, heeft [Partij A 2] in november 2021 schriftelijk het volgende antwoord gegeven: “
We hebben een erg goede “vibe” binnen ons kantoor. (…) Zij gaan m.i. niet weg”.In reactie op het bovengenoemde WhatsApp-bericht van [Partij B 2] dat hij niet hoopt dat [naam 1] en [naam 2] niet voor hem willen werken, antwoordde [Partij A 2] op 1 maart 2022: “
Nee hoor, dat zal geen probleem worden. Zij staan er wel heel nuchter in en laten het ip zich afkomen”. Tot slot stuurde [Partij A 2] op 26 maart 2022 na het gesprek van [Partij B 2] met [naam 1] en [naam 2] , toen Eigerjoch c.s. het voorbehoud uit de intentieovereenkomst nog kon inroepen (zie 5.3.2), het volgende WhatsApp-bericht aan [Partij B 2] : “
je hebt in ieder geval een hele goede indruk achtergelaten want iedereen heeft er een goed gevoel over!”. Ook aan inlichtingen die al in een voorstadium zijn gedaan en niet pas bij het aangaan van de overeenkomst, komt anders dan [Partij A ] bepleit betekenis toe. [5]
5.3.5.
Als niet komt vast te staan dat [Partij A 2] reden had om te verwachten dat [naam 1] zou vertrekken, blijft de verkeerde voorstelling van zaken van Eigerjoch c.s. daaromtrent voor haar eigen rekening. Immers, in dat geval kan niet worden vastgesteld dat [Partij A ] bewust verkeerde inlichtingen aan Eigerjoch c.s. heeft verstrekt of haar mededelingsplicht heeft geschonden. Eigerjoch c.s. draagt dan als koper het risico van het vertrek van het personeel na de overname, zo volgt uit de aard van de overeenkomst. [Partij A ] heeft niet gegarandeerd dat [naam 1] (of een van de andere medewerkers) zouden aanblijven. Het lag op de weg van Eigerjoch c.s. om onderzoek te doen naar de bereidheid van [naam 1] (en de rest van het personeel) om na de overname werkzaam te blijven voor het Makelaarskantoor , [6] en zij heeft daartoe ook de gelegenheid gekregen. Overeenkomstig het bepaalde in de intentieovereenkomst, heeft direct voorafgaand aan het sluiten van de koop op 25 maart 2022 een gesprek plaatsgevonden tussen [Partij B 2] , [naam 1] en [naam 2] (waaraan [naam 1] digitaal op afstand deelnam). Dat rechtbank gaat voorbij aan de stelling van Eigerjoch c.s. dat tijdens dit gesprek geen mogelijkheid bestond om de commitment van [naam 1] en [naam 2] daadwerkelijk te toetsen, omdat het gesprek plaatsvond in de woning van [Partij A 2] en in diens aanwezigheid. Niets verplichtte [Partij B 2] er namelijk toe om het gesprek in aanwezigheid van [Partij A 2] en in diens woning te voeren. Als [Partij B 2] in zijn beleving onvoldoende gelegenheid had gekregen om te onderzoeken of [naam 1] en [naam 2] wilden aanblijven, dan had hij de koopovereenkomst niet moeten ondertekenen.
5.3.6.
Als daarentegen wel komt vast te staan dat [Partij A 2] reden had om te verwachten dat [naam 1] zou vertrekken, is het beroep van Eigerjoch c.s. op bedrog of dwaling mogelijk gegrond. In het geval [Partij A ] bewust misleidende inlichtingen aan Eigerjoch c.s. heeft verstrekt en belangrijke informatie heeft verzwegen, kan [Partij A ] namelijk niet aan Eigerjoch c.s. tegenwerpen dat Eigerjoch c.s. onvoldoende onderzoek heeft gedaan. [7] Ook kan uit hetgeen [Partij A ] heeft aangedragen niet worden afgeleid dat de koopovereenkomst zo moet worden uitgelegd dat zelfs in het geval zij opzettelijk een verkeerde voorstelling van zaken heeft gegeven over het aanblijven van [naam 1] , diens ontslagname zonder meer voor rekening van Eigerjoch c.s. komt.
5.3.7.
Eigerjoch c.s. heeft voldoende onderbouwing aangedragen voor haar stelling dat [Partij A 2] reden had om het vertrek van [naam 1] te verwachten, om toegelaten te worden tot nadere bewijslevering. Zo heeft Eigerjoch c.s. een opname ingebracht van een gesprek dat [Partij B 2] met [naam 1] voerde. Daarop is te horen dat [naam 1] zegt, zakelijk weergegeven, dat hij eind januari 2022 ruzie heeft gehad met [Partij A 2] in verband met de overname; dat hij zich verraden voelt door [Partij A 2] doordat híj het Makelaarskantoor had willen overnemen maar [Partij A 2] een onrealistisch hoge prijs koopprijs vroeg; en dat hij niet opnieuw jarenlang wil werken ten behoeve van [Partij A 2] . Daarnaast heeft [naam 3] tegen [Partij B 2] gezegd dat onder het personeel geen draagvlak bestaat voor de overname, zo is te horen op een opname van een gesprek dat zij voerden. Verder heeft [naam 2] aan [Partij B 2] verklaard, zo blijkt uit een overgelegde opname, dat [naam 1] al voor de overname slecht in zijn vel zat, dat dit goed te merken was op de werkvloer en dat [naam 2] toen al verwachtte dat [naam 1] zou vertrekken.
5.3.8.
In het licht van het door [Partij A ] gevoerde verweer is nadere bewijslevering noodzakelijk. Met name is vooralsnog onvoldoende aannemelijk geworden dat [naam 1] al voor het sluiten van de koop daadwerkelijk zinde op vertrek en dat [Partij A 2] daarmee bekend was. Geen van de voormalig personeelsleden heeft tijdens de opgenomen gesprekken gezegd dat [naam 1] al voorafgaand aan de koop had aangegeven dat hij overwoog om het Makelaarskantoor te verlaten. Bovendien is [Partij B 2] behoorlijk sturend in de gesprekken, zoals [Partij A ] terecht opmerkt, en was [Partij A 2] daarbij niet aanwezig om zijn kant van het verhaal te vertellen. Tot slot heeft [Partij A 2] een kaart overgelegd die [naam 1] hem enkele dagen na de overname bezorgde, die gelet op zijn inhoud een aanwijzing vormt dat [naam 1] toen nog geen wrok tegenover [Partij A 2] koesterde: “
Bedankt voor alle geweldige jaren, meer dan 10! Bedankt voor hoe we elkaar aanvoelden en vullen! Bedankt voor je humor en spontaniteit! Bedankt voor wie je bent, ik zal je ontzettend missen! Jij heel veel succes met je “nieuwe” uitdaging, het zal zeker een succes worden, daar ken ik je inmiddels goed genoeg voor!”.
5.3.9.
Als tweede omstandigheid voor haar beroep op bedrog en dwaling, voert Eigerjoch c.s. aan dat het aandeel van [Partij A 2] in de omzet van het Makelaarskantoor veel groter was dan [Partij A ] aan Eigerjoch c.s. heeft voorgehouden.
5.3.10.
De rechtbank verwerpt die grondslag. In de eerste plaats heeft Eigerjoch c.s. onvoldoende onderbouwd dat zij bij het sluiten van de koop, naar [Partij A ] behoorde te begrijpen, doorslaggevend belang toekende aan de mate waarin de door het Makelaarskantoor gerealiseerde omzet afhankelijk was van [Partij A 2] . Hierover zijn geen bepalingen opgenomen in het koopcontract, en evenmin in de daaraan voorafgaande intentieovereenkomst. Hoewel [Partij B 2] in de voorfase een paar vragen heeft gesteld over het aandeel van [Partij A 2] in de omzet, heeft [Partij A 2] daarop enkel in zeer algemene bewoordingen geantwoord. Op de vraag hoeveel omzet [Partij A 2] zelf binnen haalt, antwoordde hij in november 2021 schriftelijk: “
Durf ik niet helemaal te zeggen. [naam 2] en [naam 1] halen in ieder geval meer binnen omdat ik veel weg ben”. Op de vraag hoe afhankelijk het Makelaarskantoor van zijn persoon was, antwoordde [Partij A 2] : “
De laatste jaren veel minder. (…)”. Op de vraag wat volgens hem de impact is van zijn vertrek bij het Makelaarskantoor , antwoordde [Partij A 2] : “
Ik zou mijzelf te kort doen als het geen impact zou hebben maar zoals al eerder vermeld vind men de weg naar ons kantoor ook veelal uit zichzelf. Ik heb in 2015 de keuze gemaakt om meer naar de achtergrond te verdwijnen. Dat is erg goed gelukt en toch draait het kantoor meer dan goed door”. Kennelijk heeft Eigerjoch c.s. geen aanleiding gezien om door te vragen en meer concrete inlichtingen in te winnen. Ook is niet gesteld of gebleken dat Eigerjoch c.s. tijdens het due diligence onderzoek bijzondere aandacht heeft besteed aan deze kwestie.
De rechtbank gaat voorbij aan de door Eigerjoch c.s. ingebrachte verklaring van de heer [compagnon] , een compagnon van [Partij B 2] die aanvankelijk voornemens was mede als koper op te treden. [compagnon] verklaart dat [Partij A 2] heeft gezegd dat vijfentachtig procent van de omzet van het Makelaarskantoor in loondienst (dus door [naam 1] en [naam 2] ) werd gegenereerd. Eigerjoch c.s. heeft echter niet toegelicht wanneer [Partij A 2] deze mededeling zou hebben gedaan. Dat lag wel op haar weg nu [Partij A ] deze mededeling betwist, daarbij aanvoerend dat [compagnon] bij haar weten nooit bij enige bespreking rond de overname aanwezig is geweest.
5.3.11.
Als Eigerjoch c.s. groot belang hechtte aan het aandeel van [Partij A 2] in de omzet, lag het bovendien op haar weg om daarnaar zelfstandig onderzoek te doen, samen met de financieel deskundige door wie zij zich liet bijstaan. De bovengenoemde antwoorden van [Partij A 2] waren niet zodanig specifiek dat Eigerjoch c.s. daarop zonder meer kon afgaan.
5.3.12.
Eigerjoch c.s. heeft daarnaast onvoldoende met gegevens onderbouwd dat de omzet die het Makelaarskantoor voorafgaand aan de overname behaalde, naar zij stelt, voor nagenoeg de helft afhankelijk was van [Partij A 2] . Ook heeft Eigerjoch c.s. niet behoorlijk inzichtelijk gemaakt welke omzet het Makelaarskantoor sinds de overname heeft gedraaid.
5.3.13.
Als derde omstandigheid voert Eigerjoch c.s. aan dat haar na de overdracht gebleken is dat de administratie is verwaarloosd, dat [Partij A ] schulden van het Makelaarskantoor onbetaald heeft gelaten en dat er privéschulden van [Partij A 2] door het Makelaarskantoor werden betaald.
De rechtbank verwerpt ook deze grondslag. Eigerjoch c.s. heeft onvoldoende gemotiveerd dat, naar zij stelt, zij niet zou hebben ingestemd met de overeengekomen koopprijs als zij bekend zou zijn geweest met de vermeende gebrekkigheid van de administratie, de onbetaald gelaten schulden en de onterechte betalingen. Zij heeft niet inzichtelijk gemaakt dat de bewuste schulden en betalingen in verhouding tot de koopprijs significant zijn. Voor zover het Makelaarskantoor zonder rechtsgrond privéschulden van [Partij A 2] heeft betaald, kunnen die betalingen bovendien als onverschuldigd worden teruggevorderd. Voor de mogelijkheid dat [Partij A ] schulden van het Makelaarskantoor onbetaald zou laten is in de koopovereenkomst een regeling getroffen, waaruit blijkt dat Eigerjoch c.s. met die mogelijkheid rekening heeft gehouden bij het sluiten van de koop. Verder is niet gesteld dat de vermeende verwaarlozing van de administratie op wat voor manier dan ook een belemmering in de bedrijfsvoering opleverde. Tot slot heeft [Partij A ] onweersproken aangevoerd dat de bewuste schulden en betalingen voor Eigerjoch c.s. kenbaar waren gelet op het uitgevoerde due diligence onderzoek.
5.4.
In afwachting van de bewijslevering zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.

6.De beslissing in conventie en in reconventie

De rechtbank
6.1.
draagt Eigerjoch c.s. op om te bewijzen dat [Partij A 2] voorafgaand aan het sluiten van de koopovereenkomst reden had om te verwachten dat [naam 1] ontslag zou nemen;
6.2.
verwijst de zaak naar de rol van
20 september 2023 voor het nemen van een akte door Eigerjoch c.s., waarin zij zich erover dient uit te laten of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel;
6.3.
bepaalt dat als Eigerjoch c.s. bewijsstukken wil overleggen maar geen getuigen wil laten horen, zij die stukken op de voornoemde roldatum in het geding moet brengen;
6.4.
bepaalt dat als Eigerjoch c.s. getuigen wil laten horen, zij op de voornoemde roldatum de namen van de getuigen en de verhinderdata van partijen en hun advocaten in de periode van oktober 2023 tot en met maart 2024 moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald;
6.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E. Zweers en in het openbaar uitgesproken op 6 september 2023. (HJB)

Voetnoten

1.Bovenaan de overeenkomst staat de datum van 23 maart 2022 vermeld, maar aan het slot van de overeenkomst staat vermeld dat deze is “overeengekomen en in viervoud ondertekend” op 25 maart 2022.
2.Het petitum vermeldt geen jaartal, maar kennelijk is de negende juni van het jaar 2022 bedoeld.
3.Artikel 1.3 van de koopovereenkomst
4.Artikel 4.2.6 en artikel 6.1.2 van de intentieovereenkomst
5.Zie HR 16 juni 2000, NJ 2001, 559 (JH) (L.E. Beheer/Stijnman)
6.Vgl. o.a. HR 19 september 2003, NJ 2005/234, m.nt. J. Hijma; JAR 2003/244; SR 2003, 82, m.nt. Buijs (Marks/Albert Schweitzer Ziekenhuis); en HR 10 april 1998, NJ 1999/666, m.nt. W.M. Kleijn (Offringa/Vinck en Van Rosberg).
7.zie o.a. HR 19 september 2003, NJ 2005/234 (Marks/Albert Schweitzer Ziekenhuis) en HR 16 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2885, NJ 2018/223 (Woonboerderij).