ECLI:NL:RBOVE:2023:3844

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
26 september 2023
Publicatiedatum
2 oktober 2023
Zaaknummer
10575931 \ CV EXPL 23-2299
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaalde zorgpremie door zorgverzekeraar Menzis

In deze zaak vordert Menzis Zorgverzekeraar N.V. betaling van een bedrag van € 427,34 van de gedaagde, die in verzuim is geraakt met het betalen van de premie voor zijn zorgverzekering. De gedaagde heeft erkend dat hij een betalingsachterstand heeft, maar betwist de noodzaak van de procedure en de bijbehorende proceskosten, gezien zijn financiële situatie en het feit dat hij onder budgetbeheer staat. Menzis heeft echter meerdere aanmaningen gestuurd en stelt dat de gedaagde niet heeft gereageerd op deze aanmaningen, waardoor zij genoodzaakt was om de procedure te starten. De kantonrechter oordeelt dat Menzis in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de procedure voort te zetten, ondanks de financiële problemen van de gedaagde. De kantonrechter wijst de vordering van Menzis toe en veroordeelt de gedaagde tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten. De totale proceskosten worden begroot op € 458,49, die de gedaagde binnen veertien dagen na aanschrijving moet betalen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Locatie Enschede
Zaaknummer: 10575931 \ CV EXPL 23-2299
Vonnis van 26 september 2023
in de zaak van
de naamloze vennootschap
MENZIS ZORGVERZEKERAAR N.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Wageningen,
eisende partij, hierna te noemen Menzis,
gemachtigde: GGN Mastering Credit N.V., hierna te noemen GGN,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
verschenen in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 12 juni 2023,
- de brief aan de rechtbank Overijssel (locatie Enschede) van de Stadsbank Oost Nederland,
- de conclusie van antwoord van 4 juli 2023,
- de conclusie van repliek.
1.2.
[gedaagde] heeft hierna, hoewel daartoe behoorlijk in de gelegenheid gesteld, niet meer gereageerd.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
Menzis vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 427,34 (bestaande uit een bedrag van € 445,68 aan ziektekostenpremie, € 64,88 aan buitengerechtelijke incassokosten (incl. btw), € 5,02 aan wettelijke rente tot 8 juni 2023, minus een reeds betaald bedrag van € 88,24), te vermeerderen met de wettelijke rente over € 445,68 vanaf 8 juni 2023 tot aan de dag van algehele voldoening en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
2.2.
Kort gezegd voert zij hiertoe aan dat tussen Menzis als zorgverzekeraar en [gedaagde] als verzekeringnemer een overeenkomst bestaat met betrekking tot een zorgverzekering en een aanvullende verzekering. [gedaagde] is in verzuim geraakt met betrekking tot het betalen van de premie van deze verzekeringen. [gedaagde] heeft in totaal een bedrag van € 445,68 aan premie onbetaald gelaten, zoals gespecificeerd in de dagvaarding. Omdat betaling uitbleef, heeft Menzis haar vordering uit handen gegeven aan haar incassogemachtigde GGN, die [gedaagde] herhaaldelijk heeft aangemaand. De (incasso)kosten daarvan bedragen € 64,88 (inclusief btw) en komen evenals de tot 8 juni 2023 berekende wettelijke rente van € 5,02 voor rekening van [gedaagde] . [gedaagde] heeft op enig moment een bedrag van € 88,24 aan Menzis betaald. Dit bedrag moet volgens artikel 6:44 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) eerst op de gemaakte kosten, daarna op de verschenen rente (de berekende rente tot 8 juni 2023) en ten slotte op de hoofdsom in mindering worden gebracht, waardoor er een hoofdsom van € 427,34 resteert.
2.3.
[gedaagde] heeft de betalingsachterstand erkend, maar vindt het niet terecht dat hij is gedagvaard en de proceskosten die het gevolg daarvan zijn zou moeten betalen. [gedaagde] staat vanwege financiële problemen onder budgetbeheer bij de Stadsbank Oost Nederland (hierna: de Stadsbank). Ook zou er een aanvraag voor de wettelijke schuldsanering voor hem worden gedaan. Volgens [gedaagde] is het bij GGN bekend dat hij op dit moment niets kan betalen. De Stadsbank heeft met GGN contact gehad en gevraagd om de dagvaarding in te trekken, om zo nog meer kosten voor [gedaagde] te voorkomen. [gedaagde] voert aan dat het niet nodig was om deze procedure door te laten gaan en de kosten daarvan behoren daarom niet voor zijn rekening te komen.

3.De beoordeling

De hoofdsom en wettelijke rente

3.1.
[gedaagde] erkent dat hij een achterstand heeft in de betaling van de premie van de verzekeringen ter hoogte van € 427,34. De kantonrechter wijst de gevorderde hoofdsom dan ook toe.
3.2.
Vaststaat dat [gedaagde] niet tijdig heeft betaald en hierdoor in verzuim is geraakt. Menzis heeft in de dagvaarding de wettelijke rente gevorderd vanaf 8 juni 2023 over een bedrag van € 445,68. De kantonrechter gaat ervan uit dat per ongeluk de wettelijke rente over het bedrag van € 445,68 is gevorderd, nu dit de oude hoofdsom is van voordat [gedaagde] een bedrag van € 88,24 heeft betaald. De kantonrechter wijst daarom de wettelijke rente toe over de gevorderde resterende hoofdsom van € 427,34 vanaf 8 juni 2023 tot de dag van volledige betaling.
De proceskosten
3.3.
[gedaagde] heeft er bezwaar tegen dat deze procedure door Menzis is gestart en daardoor de proceskosten voor zijn rekening zouden kunnen komen. Volgens hem is het niet redelijk dat Menzis deze procedure gezien zijn financiële situatie heeft doorgezet.
3.4.
Menzis heeft daarover in de conclusie van repliek het volgende naar voren gebracht. GGN heeft op 20 april, 11 mei en 22 mei 2023 aanmaningen naar [gedaagde] gestuurd, maar daarop heeft hij niet gereageerd. Ook de Stadsbank heeft niet op deze aanmaningen gereageerd, terwijl [gedaagde] daar al sinds 29 maart 2023 was aangemeld. Menzis was daarom genoodzaakt deze procedure te starten en heeft daar kosten voor gemaakt. [gedaagde] had het voortzetten van de gerechtelijke procedure kunnen voorkomen door een bedrag van € 637,83 (bestaande uit de hoofdsom van € 427,34, salaris gemachtigde van € 80,00 en kosten dagvaarding van € 130,49) uiterlijk twee dagen voor de rolzitting van 4 juli 2023 te betalen. Op 12 juni 2023 heeft GGN telefonisch contact gehad met [gedaagde] . GGN heeft in dat gesprek [gedaagde] aangeboden om een betalingsregeling te treffen, wat hij heeft geweigerd. Op 28 juni 2023 heeft de Stadsbank telefonisch contact opgenomen met GGN met het verzoek om de dagvaarding in te trekken omdat [gedaagde] niet kan betalen. GGN heeft aangegeven dat Menzis hiertoe alleen bereid is als het bedrag van € 637,83 uiterlijk twee dagen voor de zitting zou worden betaald. Als Menzis deze procedure wel zou intrekken, dan bestaat er volgens haar een kans dat [gedaagde] later nog een keer gedagvaard moet worden om hem alsnog tot betaling te bewegen. Er zouden dan nog meer proceskosten voor rekening van [gedaagde] komen, wat niet in zijn belang is. Nu [gedaagde] het bedrag van € 637,83 niet heeft betaald, heeft Menzis deze procedure niet ingetrokken.
3.5.
[gedaagde] heeft hierna geen gebruik gemaakt van de hem geboden mogelijkheid om te dupliceren. De kantonrechter gaat daarom uit van de juistheid van wat Menzis in haar repliek heeft gesteld met betrekking tot de mogelijkheden die zij [gedaagde] heeft geboden om alsnog te betalen.
3.6.
De financiële omstandigheden van [gedaagde] ontslaan hem niet uit zijn verplichting om tijdig de premie van de verzekeringen te betalen. GGN heeft [gedaagde] namens Menzis diverse keren aangemaand om tot betaling over te gaan. Omdat die aanmaningen niet hebben geleid tot enige betaling of contact met [gedaagde] of de Stadsbank, is Menzis deze procedure gestart. Ook na het ontvangen van de dagvaarding wordt door zowel [gedaagde] als de Stadsbank geen aanstalten gemaakt tot het sluiten van een betalings- of schuldregeling. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Menzis daarom, anders dan door [gedaagde] is betoogd, in redelijkheid kunnen besluiten om deze procedure voort te zetten, met alle kosten van dien. [gedaagde] nam immers pas contact op met GGN nadat Menzis de meeste kosten van deze procedure, te weten de kosten voor de dagvaarding en het gemachtigde salaris, al had gemaakt. Met het intrekken van deze procedure zou enkel het griffierecht bespaard worden. Het risico van het intrekken van deze procedure is dat als betaling van [gedaagde] uitblijft Menzis later een tweede procedure moet starten om haar vordering verhaald te krijgen. Hierdoor zouden nog een keer proceskosten voor [gedaagde] zijn rekening kunnen komen, wat niet in zijn belang is.
3.7.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- dagvaarding € 130,49
- griffierecht € 128,00
- salaris gemachtigde € 160,00 (2 punten)
- nakosten
€ 40,00
Totaal € 458,49

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om tegen kwijting aan Menzis te betalen een bedrag van
€ 427,34, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag, vanaf 8 juni 2023 tot de dag van algehele voldoening,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 458,49, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Wordt bij niet betaling het vonnis daarna betekend, dan moet [gedaagde] ook de kosten van betekening betalen,
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.S. Kuipers, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 26 september 2023.