Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.[verweerder] ,
1.De procedure
- de (tussen)beschikking van de kantonrechter van deze rechtbank, locatie Enschede, van
- de mondelinge behandeling van 24 augustus 2023, waarbij partijen (vertegenwoordigd) zijn verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Partijen hebben hun standpunten toegelicht, de advocaat van [verzoeker] mede aan de hand van een pleitnota. De griffier heeft aantekeningen tijdens de mondelinge behandeling gemaakt.
2.Samenvatting
3.De feiten
4.Het geschil
5.De beoordeling
Het doel van de deelgeschilprocedure is de vereenvoudiging en versnelling van de buitengerechtelijke afhandeling van letsel- en overlijdensschade. In deze zaak zijn partijen verdeeld over de vraag of [verweerder] een (verkeers)fout heeft gemaakt waardoor [verzoeker] ten val is gekomen. Een oordeel over dit geschilpunt kan bijdragen aan het vlot trekken van de onderhandelingen die uiteindelijk zouden kunnen leiden tot een vaststellings-overeenkomst. De zaak is dan ook geschikt voor behandeling als deelgeschil.
bepaalt – zijn snelheid op aanpast. Niet is komen vast te staan dat [verweerder] met een zodanige snelheid reed dat deze niet passend was gezien de situatie ter plekke. [verweerder] heeft gesteld dat hij rustig fietste. Tijdens de mondelinge behandeling heeft hij verklaard dat hij geen haast had, dat hij op een gewone (niet elektrische) fiets reed en dat hij schat dat hij ongeveer
12 km/u reed. Indien van deze snelheid zou worden uitgegaan kan niet worden geconcludeerd dat deze snelheid gezien de situatie ter plekke niet passend is. Uit de enkele omstandigheid dat de aanrijding met [verzoeker] heeft plaatsgevonden kan niet worden afgeleid dat [verweerder] zijn snelheid onvoldoende heeft gematigd. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat [verweerder] kennelijk niet van zijn fiets is gevallen toen [verzoeker] en [verweerder] elkaar raakten. Ook is niet vast komen te staan dat [verzoeker] van achteren is aangereden. Gezien de plek waar [verzoeker] met de fiets van [verweerder] in aanraking is gekomen, namelijk tegen het midden van het voorwiel (zie ook randnummer 36 van het verzoekschrift) lijkt dit ook niet waarschijnlijk en ligt het eerder voor de hand dat [verweerder] en [verzoeker] met elkaar in aanraking zijn gekomen toen [verweerder] zich al (gedeeltelijk) naast [verzoeker] bevond. Dat [verweerder] hierbij onvoldoende afstand heeft gehouden kan naar het oordeel van de rechtbank ook niet worden vastgesteld. Duidelijk is dat [verzoeker] op enig moment een beweging naar links heeft gemaakt. Dat dit een klein stapje is geweest, zoals [verzoeker] stelt, is, gelet op de betwisting door [verweerder] , niet vast komen te staan. Hoewel niet duidelijk is hoe groot de beweging van [verzoeker] precies is geweest, moet het er, nu [verzoeker] tegen het midden van het voorwiel is terechtgekomen, voor worden gehouden dat [verzoeker] deze beweging heeft gemaakt terwijl [verweerder] al bezig was met het passeren van [verzoeker] . Binnen de context van de (wel) vaststaande feiten en omstandigheden kon op dat moment van [verweerder] , niet (meer) worden verwacht dat hij op deze onverwachte en plotselinge beweging anticipeerde. De verklaring van [verzoeker] dat hij (eerder dan gepland) wilde oversteken en hij daarom een beweging naar links maakte, maakt dit niet anders. Ook van iemand die oversteekt of wil oversteken mag worden verwacht, dat hij (achterom/zijwaarts) kijkt of dit mogelijk is en dat hij zijn verkeersgedrag daarop aanpast, te meer nu er ter plaatse ook andere verkeersdeelnemers (dan voetgangers) zijn.
Achmea c.s. en uitgaan van € 260,- (excl. btw). De advocaat van [verzoeker] heeft in de van belang zijnde periode tarieven gehanteerd die variëren van € 195,- tot € 295,-, waarbij voor de meeste uren een tarief van € 235,- of hoger is gerekend. Gelet hierop komt de rechtbank een (gemiddeld te hanteren) uurtarief van € 260,- niet onredelijk of bovenmatig voor.
€ 3.775,20, (12 x € 260,- + 21% btw), te vermeerderen met het door [verzoeker] te betalen griffierecht van € 314,-. Omdat de aansprakelijkheid niet is komen vast te staan, zal de rechtbank de kosten slechts begroten en niet tevens een veroordeling tot betaling daarvan uitspreken.
€ 6.316,20 en overige kosten toe te wijzen.