ECLI:NL:RBOVE:2023:3732

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 september 2023
Publicatiedatum
22 september 2023
Zaaknummer
08.213528.22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor belaging, bedreiging, mishandeling en vernieling met terbeschikkingstelling

Op 22 september 2023 heeft de Rechtbank Overijssel een 45-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden voor het plegen van belaging, meerdere bedreigingen, mishandelingen en opzettelijke vernielingen van goederen die aan een ander toebehoren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in de periode van 27 april 2022 tot en met 30 juli 2022 stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer door haar meer dan 100 keer te bellen, bedreigende brieven te sturen, haar social media-account te hacken en haar woning binnen te dringen. Daarnaast heeft hij haar bedreigd met de dood en haar mishandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis en verslaving aan middelen, wat heeft bijgedragen aan zijn gedrag. De rechtbank heeft besloten dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld met een bevel tot verpleging van overheidswege, gezien het risico op recidive en de ernst van de feiten. Tevens is de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van 1.000 euro aan de benadeelde partij.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.213528.22 (P)
Datum vonnis: 22 september 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1978 in [geboorteplaats] ,
nu verblijvende in de P.I. Almelo in Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 8 september 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.P. Dronkers en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. L. Noordanus, advocaat in Lelystad, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:in de periode van 27 april 2022 tot en met 30 juli 2022 [slachtoffer] heeft gestalkt;
feit 2:in de periode van 11 mei 2022 tot en met 30 juli 2022 [slachtoffer] heeft bedreigd;
feit 3:in de periode van 20 november 2021 tot en met 24 mei 2022 zijn levensgezel,
[slachtoffer] , heeft mishandeld;
feit 4:in de periode van 20 november 2021 tot en met 8 mei 2022 kleding, een televisie en ruiten van de woning van [slachtoffer] heeft vernield.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 april 2022 tot en
met 30 juli 2022 te Enschede en/of te Lelystad,
althans op een of meer plaatsen in Nederland, (telkens)
wederrechtelijk
stelselmatig
opzettelijk
inbreuk heeft gemaakt
op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] ,
door
- die [slachtoffer] en/of de zoon van die [slachtoffer] veelvuldig te bellen (meer dan
100x) en/of
- die [slachtoffer] te mailen en/of
- een of meer (bedreigende) brieven te schrijven en/of te sturen naar die [slachtoffer]
en/of
- in te loggen op de social media (Facebook) van die [slachtoffer] en/of vervolgens op
haar account de profielfoto te wijzigen (in een foto van hen samen) en/of een of
meer berichten en/of video's te plaatsen en/of
- de vader en/of moeder en/of één of meer (andere) bekenden en/of familieleden
(bedreigende) teksten/berichten te sturen over die [slachtoffer] en/of
- de woning van die [slachtoffer] binnen te dringen en/of
- ( zich) voor de woning van die [slachtoffer] op te houden en/of te staan met een
vuurwapen, althans met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in zijn,
verdachtes, hand(en) en/of voornoemd vuurwapen, althans een op een vuurwapen
gelijkend voorwerp, te richten op de woning van die [slachtoffer] en/of
- met verf een bedreigende tekst (" [slachtoffer] is dood") op de stoep voor de woning van die
[slachtoffer] te schrijven,
met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen,
te dulden en/of vrees aan te jagen;
2
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 mei 2022 tot en met
30 juli 2022 te Enschede, althans op een of meer plaatsen in Nederland, (telkens)
[slachtoffer] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door
- die [slachtoffer] één of meer brieven te sturen met onder meer de woorden/ tekst (in
de Turkse taal): "nog even, ik kom er aan om je leven te ontnemen" en/of "ik kom je
leven ontnemen, ook van je
bastaard zoon" en/of
- de vader en/of moeder van die [slachtoffer] een of meer berichten te sturen met
onder meer de woorden/tekst (in de Turkse taal): "ik heb je
dochter geneukt nu ga ik haar schieten met een wapen" en/of "ik loop niet zonder
ik ga schieten gezworen bij mijn god" en/of
- zich naar de woning van die [slachtoffer] te begeven en/of voor de woning van die
[slachtoffer] te staan met een vuurwapen, althans met een op een vuurwapen
gelijkend voorwerp en/of een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp, te richten op de woning van die [slachtoffer] en/of
- met verf de woorden " [slachtoffer] is dood" op de stoep voor/van de woning van die
[slachtoffer] te schrijven,
althans handelingen en/of woorden/tekst van gelijke dreigende aard en/of
strekking;
3
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 november 2021 tot
en met 24 mei 2022 te Enschede (telkens)
zijn levensgezel, [slachtoffer] ,
heeft mishandeld door die [slachtoffer] (met kracht) meermalen, althans eenmaal,
- in het gezicht te slaan en/of te stompen en/of
- aan de haren te trekken en/of
- bij de keel te pakken en/of de keel dicht te drukken;
4
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks de periode van 20 november 2021 tot
en met 8 mei 2022 te [plaats]
opzettelijk en wederrechtelijk een televisie en/of één of meer ruiten en/of kleding,
in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die
geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft
vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten 1 tot en met 4 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van feit 1 primair op het standpunt gesteld dat vrijspraak van dat feit moet volgen. Tussen verdachte en [slachtoffer] bestond een affectieve relatie, zodat geen sprake kan zijn van stalking. Subsidiair heeft de verdediging bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het derde gedachtestreepje (vuurwapen). De verklaring van [getuige 1] is onvoldoende betrouwbaar. In ieder geval kan op basis van die verklaring niet de overtuiging worden bekomen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het zich ophouden voor de woning van [slachtoffer] met een vuurwapen of een daarop gelijkend voorwerp.
De verdediging heeft zich ten aanzien van de feiten 2 en 4 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van feit 3 heeft de verdediging vrijspraak bepleit, wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
Feit 1 en feit 2
Verdachte wordt verweten dat hij gedurende een periode [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) heeft belaagd (feit 1) en bedreigd (feit 2). De rechtbank zal die feiten gezamenlijk bespreken, nu het hetzelfde feitencomplex betreft en verdachte die gedragingen heeft bekend met uitzondering van het vuurwapen. Verdachte heeft namelijk ontkend dat hij in het bezit is geweest van een vuurwapen, zodat de rechtbank de gedachtestreepjes die zien op de vermeende gedragingen van verdachte met betrekking tot dat vuurwapen (het zevende gedachtestreepje onder feit 1 en het derde gedachtestreepje onder feit 2) hierna onder een apart kopje zal bespreken.
3.3.1.1 Het (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp)
- De betrouwbaarheid van de verklaring van [getuige 1]
Uit de wettelijke bepalingen en de jurisprudentie met betrekking tot het bewijsrecht in strafzaken is geen algemeen, in alle strafzaken geldend, toetsingskader voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van verklaringen af te leiden.
Wel kunnen uit de jurisprudentie criteria worden afgeleid die bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van de verklaringen betrokken kunnen worden. In de eerste plaats komt belang toe aan de consistentie, gedetailleerdheid en volledigheid van de betreffende verklaringen. Daarnaast kan getoetst worden aan uit overige objectieve bronnen verkregen informatie of gegevens én kan meewegen of de inhoud van de afgelegde verklaringen gegeven de vastgestelde omstandigheden plausibel is. Ook kan daarbij worden betrokken of er omstandigheden aannemelijk zijn geworden die mogelijk van beslissende invloed zijn op de (betrouwbaarheid van de) verklaringen. Daarbij valt te denken aan de psychische belasting van de betrokkene, de mogelijke eigen rol of betrokkenheid bij het ten laste gelegde feitencomplex, de beïnvloedbaarheid of een belang dan wel een motief – persoonlijk, financieel of anderszins – om niet overeenkomstig de waarheid dan wel een daardoor gekleurde, voor de verdachte (in dit geval) belastende verklaring af te leggen.
De rechtbank acht de verklaring van [getuige 1] betrouwbaar. Zijn verklaring is consistent en gedetailleerd over dat verdachte voor de woning aan de [adres 1] stond met een ‘blaffer’. Bovendien vindt de voor de bewezenverklaring te bezigen verklaring van [getuige 1] op relevante onderdelen verankering in het proces-verbaal van bevindingen van de politie over de melding van de bouwvakkers over een man met een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) aan de [adres 1] . De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de verdediging op dit punt.
- De vaststaande feiten
De rechtbank stelt op grond van de tot het bewijs gebruikte bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 23 mei 2022 werden er bouwwerkzaamheden verricht ter hoogte van de [adres 1] . Dit betreft de woning van [slachtoffer] . De bouwvakkers zagen op een gegeven moment dat er iemand aan kwam fietsen, die stopte voor de woning aan de [adres 1] . Die persoon haalde een vuurwapen achter zijn broeksband vandaan, dat hij richtte op het bovenraam van die woning en daarbij iets schreeuwde. Op dat moment was [getuige 1] in die woning aanwezig. Hij hoorde een knal en iemand schreeuwen: “ [slachtoffer] jij neukt met iedereen. Ik maak je hartstikke kapot en je kind en [alias 1] ook.” Toen [getuige 1] de deur van de woning opende, zag hij verdachte staan. Toen verdachte wegliep bij de woning zag [getuige 1] dat hij ‘een blaffer’ in zijn rechterhand had.
- De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor over de betrouwbaarheid van de verklaring van [getuige 1] en aan feiten en omstandigheden heeft uiteengezet, is zij van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte naar de woning van [slachtoffer] is gegaan en daar met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft gestaan en dat heeft gericht op de woning.
3.3.1.2 De overige gedachtestreepjes onder feit 1 en feit 2
- De vaststaande feiten
De rechtbank stelt op grond van de tot het bewijs gebruikte bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast.
Verdachte heeft ongeveer een jaar een relatie met [slachtoffer] gehad. Zij heeft in de meivakantie van 2022 de relatie met hem beëindigd. In de periode van 27 april 2022 tot en met 30 juli 2022 heeft verdachte op meerdere dagen [slachtoffer] en/of haar zoon meerdere malen gebeld. Ook heeft hij [slachtoffer] gemaild, heeft hij haar dreigende brieven geschreven en gestuurd. Daarnaast heeft hij ingelogd op haar Facebookaccount, heeft hij haar profielfoto gewijzigd in een foto van hen samen en heeft hij berichten en/of video’s geplaatst. Ook heeft hij de ouders en andere familieleden en bekenden van [slachtoffer] (bedreigende) teksten en berichten gestuurd over [slachtoffer] . Ook is hij haar woning binnengedrongen en heeft hij voor haar woning gestaan met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in zijn hand, die hij op haar woning heeft gericht. Daarnaast heeft hij met verf ‘ [slachtoffer] is dood’ op de stoep voor haar woning geschreven. [slachtoffer] is hierdoor bang voor haar eigen veiligheid en die van haar zoontje. Verdachte heeft erkend deze handelingen te hebben begaan, met uitzondering van het dreigen met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp.
- De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De belaging onder feit 1
De rechtbank overweegt dat [slachtoffer] bij de politie heeft verklaard dat zij de relatie met verdachte heeft verbroken in de meivakantie van 2022. Dit is aan het begin van de ten laste gelegde periode, zodat naar het oordeel van de rechtbank vaststaat dat vanaf dat moment geen sprake meer was van een affectieve relatie, zoals door de verdediging is bepleit. Nog afgezien van het antwoord op de vraag of binnen een affectieve relatie belaging kan plaatsvinden is het verweer van de verdediging dus feitelijk onjuist.
De rechtbank is van oordeel dat de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de hiervoor vastgestelde gedragingen van verdachte en de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer – naar objectieve maatstaven bezien – zodanig zijn geweest dat van een stelselmatige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer sprake is geweest. De rechtbank acht daarmee bewezen dat verdachte zich aan de onder 1 ten laste gelegde belaging schuldig heeft gemaakt met inbegrip van het gedachtestreepje over het op een vuurwapen gelijkend voorwerp zoals hiervoor overwogen.
De bedreiging onder feit 2
Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor onder 3.3.1.1 en 3.3.1.2 heeft uiteengezet, is zij van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte [slachtoffer] heeft bedreigd met inbegrip van het gedachtestreepje over het op een vuurwapen gelijkend voorwerp zoals hiervoor overwogen.
3.3.2
Feit 3
Verdachte wordt verweten dat hij [slachtoffer] op verschillende tijdstippen in de periode van 20 november 2021 tot en met 24 mei 2022 heeft mishandeld.
3.3.2.1 De vaststaande feiten
De rechtbank stelt op grond van de tot het bewijs gebruikte bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 20 november 2021 is [slachtoffer] van een verjaardag thuisgekomen aan de [adres 1] . Verdachte was in haar woning. Hij was boos en agressief. Hij heeft [slachtoffer] onder andere bij haar keel gepakt. Op een gegeven moment is verdachte naar boven gegaan om te slapen. [slachtoffer] wilde niet bij hem in bed slapen en is op de bank gaan slapen. Op enig moment is [slachtoffer] door verdachte wakker gemaakt. Hij was boos dat zij niet boven bij hem kwam slapen. Hij heeft haar daarop in haar gezicht geslagen. Verder heeft de buurvrouw, [getuige 2] (hierna: [getuige 2] ), op 20 november 2021 vanuit [adres 1] een man horen schreeuwen en haar buurvrouw horen huilen en roepen “auw, je doet mij pijn”.
Op 24 mei 2022 heeft [slachtoffer] gebeld met haar vader. Op een screenshot van dat gesprek is zij te zien met een blauw oog dat veroorzaakt is door verdachte. Hij heeft haar op haar oog gestompt en aan haar haren getrokken.
3.3.2.2 De bewijsoverweging
Verdachte heeft ontkend [slachtoffer] tijdens de ruzies mishandeld te hebben. Hij heeft echter toegegeven dat er tijdens de ruzies sprake was van duwen en trekken tussen hem en [slachtoffer] . Deze verklaring ondersteunt de verklaring van [slachtoffer] dat er tijdens de ruzies sprake is geweest van fysiek contact. Gelet op de verklaring van verdachte en gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor aan feiten en omstandigheden heeft vastgesteld, is de rechtbank van oordeel dat verdachte [slachtoffer] in de periode van 20 november 2021 tot en met 24 mei 2022 in haar gezicht heeft geslagen/gestompt, aan de haren heeft getrokken en bij de keel heeft gepakt.
3.3.3
Feit 4
3.3.3.1 De vaststaande feiten
De rechtbank stelt op grond van de tot het bewijs gebruikte bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast.
Zoals hiervoor onder feit 3 is uiteengezet, had verdachte op 20 november 2020 ruzie met [slachtoffer] waarbij hij haar mishandeld heeft. Na deze mishandeling is [slachtoffer] de woning ontvlucht naar haar buurvrouw. Toen zij terugkwam in de woning zag zij dat haar televisie kapot was geslagen. Ook heeft verdachte kleding van haar kapot geknipt. Op 27 april 2022 heeft verdachte een ruit van de woning van [slachtoffer] vernield.
3.3.3.2 De bewijsoverweging
Verdachte heeft ter zitting bekend dat hij de televisie en de ruit van de woning van [slachtoffer] kapot heeft geslagen. Ook heeft hij bekend dat hij de kleding die zij droeg kapot heeft geknipt. Gelet daarop en gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor aan feiten en omstandigheden heeft vastgesteld, is de rechtbank van oordeel dat het feit wettig en overtuigend bewezen is.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij in de periode van 27 april 2022 tot en met 30 juli 2022 in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door
- die [slachtoffer] en/of de zoon van die [slachtoffer] veelvuldig te bellen (meer dan 100x) en
- die [slachtoffer] te mailen en
- ( bedreigende) brieven te schrijven en te sturen naar die [slachtoffer] en
- in te loggen op de social media (Facebook) van die [slachtoffer] en vervolgens op haar account de profielfoto te wijzigen (in een foto van hen samen) en/of een of meer berichten en/of video's te plaatsen en/of
- de vader en moeder en één of meer (andere) bekenden en/of familieleden (bedreigende) teksten/berichten te sturen over die [slachtoffer] en
- de woning van die [slachtoffer] binnen te dringen en
- voor de woning van die [slachtoffer] te staan met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in zijn, verdachtes, hand(en) en voornoemd op een vuurwapen gelijkend voorwerp te richten op de woning van die [slachtoffer] en
- met verf een bedreigende tekst (" [slachtoffer] is dood") op de stoep voor de woning van die [slachtoffer] te schrijven,
met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te dulden en vrees aan te jagen;
2
hij in de periode van 11 mei 2022 tot en met 30 juli 2022 in Nederland, telkens
[slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
- die [slachtoffer] één of meer brieven te sturen met onder meer de woorden/ tekst (in de Turkse taal): "nog even, ik kom er aan om je leven te ontnemen" en "ik kom je leven ontnemen, ook van je bastaard zoon" en
- de vader en/of moeder van die [slachtoffer] een of meer berichten te sturen met onder meer de woorden/tekst (in de Turkse taal): "ik heb je dochter geneukt nu ga ik haar schieten met een wapen" en "ik loop niet zonder ik ga schieten gezworen bij mijn god" en
- zich naar de woning van die [slachtoffer] te begeven en voor de woning van die [slachtoffer] te staan met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te richten op de woning van die [slachtoffer] en
- met verf de woorden " [slachtoffer] is dood" op de stoep voor de woning van die [slachtoffer] te schrijven;
3
hij in de periode van 20 november 2021 tot en met 24 mei 2022 te Enschede telkens
[slachtoffer] , heeft mishandeld door die [slachtoffer] (met kracht)
- in het gezicht te slaan en/of te stompen en/of
- aan de haren te trekken en/of
- bij de keel te pakken;
4
hij in de periode van 20 november 2021 tot en met 8 mei 2022 te [plaats] opzettelijk en wederrechtelijk een televisie en één ruit en kleding, die geheel of ten dele aan [slachtoffer] toebehoorde(n) heeft vernield.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 285, 285b, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 en feit 2
de eendaadse samenloop van
het misdrijf: belaging
en
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd;
feit 3
het misdrijf: mishandeling, meermalen gepleegd;
feit 4
het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden met aftrek van de reeds in voorarrest doorgebrachte tijd. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte de maatregel tot terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege (hierna: TBS-maatregel) wordt opgelegd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat aan verdachte moet worden opgelegd een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan de in voorarrest doorgebrachte tijd en daarnaast een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden. Indien de rechtbank niet over zou willen gaan tot het ambtshalve formuleren van bijzondere voorwaarden, heeft de verdediging bepleit een tussenvonnis te wijzen en de reclassering opdracht te geven zich alsnog uit te laten over bijzondere voorwaarden die aan een voorwaardelijk strafdeel zouden moeten worden gekoppeld.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich gedurende een periode van ongeveer drie maanden schuldig gemaakt aan belaging en bedreiging van zijn voormalige partner, nadat zij de relatie met hem had beëindigd. Verdachte heeft met zijn handelen een forse inbreuk gemaakt op de privacy en integriteit van zijn voormalige partner, maar ook op dat van haar zoontje. Stelselmatige inbreuk op de privacy van iemand raakt direct aan de persoonlijkheid en het welbevinden van de belaagde en kan tot ernstige psychische problemen leiden. Verdachte heeft dit miskend en heeft enkel oog gehad voor zichzelf en het uiten van zijn eigen gevoelens van frustratie en ongenoegen. Daarbij heeft hij de grenzen van het acceptabele ver overschreden. Daar komt bij dat hij zich tijdens de relatie, maar ook daarna, heeft schuldig gemaakt aan mishandeling van het slachtoffer en vernieling van goederen van haar. Daarmee heeft hij inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit en heeft hij laten zien geen respect te hebben voor de eigendomsrechten van anderen.
Justitiële documentatie
De rechtbank betrekt bij de straftoemeting tevens dat verdachte blijkens zijn strafblad van
21 juli 2023 in het verleden veelvuldig met politie en justitie in aanraking is geweest voor met name vermogensdelicten, die een enkele keer ook gepaard gingen met geweld, en voor bedreiging.
Gevangenisstraf
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat op deze feiten enkel gereageerd kan worden met oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur. Gezien de aard en de ernst van de door verdachte gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden, acht de rechtbank een andere strafmodaliteit niet passend. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met het bepaalde in artikel 63 Sr.
De rechtbank heeft daarbij tevens acht geslagen op de na te melden over verdachte opgemaakte rapportages.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
De rapportages
- De Pro Justitia rapportage van 30 januari 2023 en 6 februari 2023
Over verdachte zijn door een psychiater en een psycholoog Pro Justitia rapportages opgemaakt: op 30 januari 2023 door drs. B.Y. van Toorn, GZ-psycholoog en op 6 februari 2023 een weigerrapportage door dr. A.J.W.M. Trompenaars, psychiater.
Uit de rapportage van de psycholoog komt naar voren dat verdachte lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis met voornamelijk antisociale en borderline kenmerken. Daarnaast is hij verslaafd aan alcohol, cocaïne en methadon. Er is een zwakbegaafd niveau van intellectueel functioneren. Dit was ook aanwezig ten tijde van de tenlastegelegde feiten en heeft zijn gedragskeuzes en gedragingen beïnvloed. Er is sprake van doorwerking, maar de psycholoog heeft niet kunnen vaststellen in hoeverre dit leidt tot een verminderde mate van toerekenbaarheid. De kans op recidive wordt ingeschat als hoog. Het gedrag van verdachte is sterk afhankelijk van de context en de omgeving waarin hij zich bevindt. Bij onvoldoende externe structuur is hij niet in staat dat zelf aan te brengen, verliest hij het overzicht, wordt hij meer impulsief en vervalt hij al snel in negatief gedrag en middelengebruik. Geadviseerd wordt verdachte klinisch te behandelen voor zijn verslavingsproblematiek en zijn persoonlijkheidsstoornis. Dit alles zou kunnen plaatsvinden in het kader van een TBS-maatregel met voorwaarden, maar gelet op het feit dat verdachte weigert zijn medewerking te verlenen aan de klinische opname en het juridisch kader wordt geadviseerd deze behandeling te laten plaatsvinden in het kader van een TBS-maatregel met dwangverpleging. Op die manier kan therapietrouw en abstinentie maximaal afgedwongen worden en daarmee kan de kans op verdere ontsporingen en geweld in de toekomst zo goed mogelijk teruggedrongen worden.
Verdachte heeft zijn medewerking aan het psychiatrisch onderzoek geweigerd.
- De Pro Justitia rapportage van 2 juni 2023
Over verdachte is door T. Berger, psychiater met medewerking van E.C.A.L. Visser, eveneens psychiater, op 2 juni 2023 een rapportage opgemaakt waaraan verdachte zijn medewerking heeft verleend.
Uit die rapportage komt naar voren dat bij verdachte sprake is van comorbide psychiatrische stoornissen, namelijk een verslaving aan diverse middelen, een antisociale- en een borderline- persoonlijkheidsstoornis en zwakbegaafdheid. Deze psychiatrische stoornissen waren ook aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde. Dit heeft verdachtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het tenlastegelegde beïnvloed.
Verdachte is onderliggend onzeker en beperkt zelfredzaam, waardoor hij afhankelijk is van steun en structuur van anderen. Vanuit zijn psychiatrische kwetsbaarheid is hij zowel op zoek naar prikkels en actie en het gebruik van middelen als naar zekerheid, veiligheid en structuur met daarbij de ruimte zelf te mogen beslissen en zijn eigen gang te kunnen gaan. Door zijn verminderde frustratietolerantie, zwakbegaafdheid en het gebruik van alcohol ontstaan er bij verdachte problemen in de impulscontrole en door het cocaïnegebruik ontstaan paranoïde gedachten. Door zijn boosheid en angst dat zijn toenmalige partner definitief met hem zou breken en hij “terug de afgrond in ging” , heeft hij zijn handelen niet meer onder controle. Geadviseerd wordt om verdachte het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen. Zonder passende behandeling wordt het risico op recidive ingeschat als hoog.
Geadviseerd wordt verdachte klinisch te behandelen voor zijn voor zijn persoonlijkheids- en verslavingsproblematiek, waarbij rekening wordt gehouden met zijn zwakbegaafdheid. Daarnaast dient verdachte verder klinisch behandeld te worden voor zijn emotie- en agressieregulatie problemen. Verder moet worden getracht zijn empathisch vermogen en zijn copingsvaardigheden te verbeteren en moet hem worden aangeleerd hulp te vragen bij problemen. Ten slotte moet verdachte te zijner tijd worden ondersteund op sociaal-maatschappelijk gebied. Geadviseerd wordt deze behandelingen te laten plaatsvinden in het kader van een TBS-maatregel. Het stellen van voorwaarden (bijvoorbeeld in de vorm van TBS met voorwaarden of een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden) lijkt niet toereikend omdat niet verwacht wordt dat verdachte zich zal conformeren aan behandeling, gezien zijn gebrek aan ziektebesef en de ernstige weerstand tegen begeleiding en behandeling en de al zeer lang bestaande stoornissen wat maakt dat hij zeer waarschijnlijk niet in staat is om zich aan voorwaarden te houden.
- De reclasseringsadviezen van 3 februari en 4 juli 2023
De rechtbank heeft eveneens acht geslagen op de reclasseringsadviezen van Tactus verslavingszorg van 3 februari en 4 juli 2023, opgemaakt door respectievelijk
[reclasseringswerker 1] en [reclasseringswerker 2] , beiden reclasseringswerker. Daaruit komt, in onderling verband en samenhang bezien, het volgende naar voren.
De reclassering schaart zich achter de diagnostiek zoals die naar voren komt uit de Pro Justitia rapportages. Het risico op recidive wordt zonder passende behandeling en begeleiding ingeschat als hoog. Eerdere toezichten door de reclassering zijn vroegtijdig negatief beëindigd vanwege onvoldoende motivatie tot gedragsverandering, het niet nakomen van afspraken en het niet bereiken van abstinentie van middelen. Verdachte is tot op heden niet gemotiveerd voor een klinische opname en het bereiken van volledige abstinentie. De reclassering ziet geen mogelijkheden om de risico’s te beperken of het gedrag van verdachte te veranderen, zodat zij zich kunnen vinden in het advies van de Pro Justitia rapporteurs dat een afdoening binnen een voorwaardelijk kader niet toereikend is.
De rechtbank neemt de conclusies van de Pro Justitia rapporteurs en de reclassering over.
TBS-maatregel
Gelet op het feit dat door de gedragsdeskundigen is benadrukt dat het kader van een TBS met voorwaarden onvoldoende tegemoet komt aan de ernst van het risico in samenhang met de ernst van de beperkingen van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte de maatregel van TBS met dwangverpleging moet worden opgelegd. De rechtbank stelt vast dat voor het opleggen van de maatregel aan de wettelijke vereisten ex artikel 37a Sr is voldaan. Belaging en bedreiging behoren tot de misdrijven die in voornoemd artikel specifiek worden benoemd. Bij verdachte bestond blijkens de rapportages van de gedragsdeskundigen ten tijde van het plegen van het feit een gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Verder eist de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van de maatregel. Verdachte heeft een strafblad van 24 pagina’s en is in het verleden veroordeeld voor geweldsmisdrijven. Daar komt bij dat zowel GZ psycholoog Van Toorn, als psychiaters Berger en Visser, als reclasseringswerkers [reclasseringswerker 1] en [reclasseringswerker 2] het risico op recidive zonder passende behandeling hoog achten vanwege verdachtes hardnekkige verslavingsproblematiek en persoonlijkheidsstoornissen.
De rechtbank zal gelasten dat verdachte ter beschikking wordt gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege. De maatregel wordt opgelegd voor een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen als bedoeld in artikel 38e, eerste lid, Sr. Hieruit volgt dat er in de onderhavige zaak geen sprake is van een gemaximeerde TBS. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.

7.De schade van benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 3.500,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. Dit bedrag wordt gevorderd ter vergoeding van immateriële schade.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
Primair heeft de verdediging bepleit de vordering af te wijzen. Subsidiair is verzocht de vordering te matigen tot € 1.000,--
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De rechtbank acht voldoende onderbouwd dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden. De rechtbank zal de omvang van de immateriële schade op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek naar billijkheid vaststellen op € 1.000,-- en de vordering voor dat deel toewijzen. De rechtbank wijst de vordering voor het overige af.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 20 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 37a, 37b, 55 en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 en feit 2
de eendaadse samenloop van
het misdrijf: belaging
en
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd;
feit 3
het misdrijf: mishandeling, meermalen gepleegd;
feit 4
het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
14 (veertien) maanden;
- bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
maatregel
- gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij van
overheidswege zal worden verpleegd;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 1.000,-- (bestaande uit immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij: van een bedrag van € 1.000,-- (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 juli 2022);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van de bewezen verklaarde feiten tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.000,--, (zegge: duizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 juli 2022 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 20 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. E. Venekatte en
mr. M.O. Frentrop, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.M. Hoek, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 22 september 2023.
Buiten staat
Mr. E. Venekatte is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer 2022205518. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Ten aanzien van de feiten 1 tot en met 4
De inhoud van de bewijsmiddelen is telkens alleen gebezigd tot bewijs van het feit waarop die inhoud in het bijzonder betrekking heeft.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 3 augustus 2022, met bijlagen, pagina 58 e.v., voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster.
Op Koningsdag 2022 heeft [verdachte] een ruit van mijn woning vernield. Hierdoor kon hij
mijn woning betreden. [verdachte] heeft de ruit vernield door er met zijn elleboog doorheen te slaan. Ik weet dit omdat [verdachte] mij nadien foto's heeft gestuurd van zijn elleboog. Er zat een
diepe snee in de elleboog.
Op 24 mei heb ik via video bellen gebeld met mijn vader. Ook hier is een screenshot
van. Daar kun je zien dat ik een blauw oog heb. Dit heeft [verdachte] gedaan.
Ik was thuis. [verdachte] was er ook. We kregen ruzie over mijn ex. Ik zei tegen [verdachte] dat hij hier niets over te zeggen had waarop [verdachte] mij opzettelijk en met kracht een keer hard op mijn oog stompte. Hij trok mij vervolgens hard aan mijn haren. Hij trok hierbij een pluk haar uit mijn hoofd.
Ook heeft [verdachte] kans gezien om mijn kleding te vernielen. Ik heb [verdachte] geen toestemming gegeven om mijn kleding te vernielen.
Op 11 mei 2022 bracht ik [naam 1] naar school. Bij het weggaan zag ik dat [verdachte] in de
buurt stond. Toen ik na het wegbrengen weer terugkwam bij mijn woning zag ik dat mijn voordeur onder was gekliederd met verf. Ik zag ook dat verder op de stoep iets was geschreven. Ik zag er met een verfroller was geschreven: [slachtoffer] is DOOD.
Op 20 mei 2022 is er melding gedaan door mijn zus. Zij zag op Facebook dat er
berichten op mijn pagina werden geplaatst. Ook was er een video geplaatst. [verdachte] is
in die video te zien. Hij is dan in mijn woning. Mijn zus herkende [verdachte] en ook mijn
woning.
Sinds dat [verdachte] is aangehouden word ik gebeld. Dit is op het telefoonnummer van mijn
zoontje [naam 1] . Zijn telefoonnummer is [telefoonnummer 1] . Ik werd voor het eerst gebeld op
30 mei 2022 door telefoonnummer [telefoonnummer 2] . Ik ken dit telefoonnummer niet. Ik heb
gekeken en ik kwam erachter dat dit een telefoonnummer is van de gevangenis. Ik ben van 30 mei 2022 t/m 5 juli 2022 98 keer gebeld. Ik heb geen enkele keer opgenomen. Hij liet de telefoon ook altijd maar een of twee keer overgaan. Dat deed hij dan elke dag.
Ik zag dat ik op het telefoonnummer van [naam 1] ook was gebeld door telefoonnummer
[telefoonnummer 3] . Ook dit nummer bleek van de gevangenis te zijn. Vanaf dit nummer kwam
het eerste telefoontje binnen op 21 juni 2022. Ik ben van 22 juni t/m 5 juli 9 keer gebeld.
Op 24 mei 2022 werd ik door een vriendin benaderd. Zij kon zien dat op mijn
facebookpagina, [slachtoffer] , mijn omslagfoto was veranderd. Ik heb daarvan een
screenshot gekregen. Ik schrok hiervan. Ik had namelijk niks verandert. Ik zag op de
foto die door mijn vriendin werd doorgestuurd dat ik daarop stond samen met [verdachte] . Ik
heb dit niet gedaan. Doordat [verdachte] mijn telefoons heeft gestolen kan hij op mijn
social media. Mijn telefoons staan zo ingesteld dat die zich automatisch inlog.
[verdachte] heeft ook een bericht gestuurd aan mijn moeder. Dit bericht is in het Turks. Echter het komt erop neer dat mijn moeder afscheid moest nemen van mij want ik en [verdachte] zouden op een lange reis gaan. Dit bericht is via Facebook naar mijn moeder gestuurd. Hij bedoelt hiermee dat hij mij dood gaat maken.
[verdachte] heeft ook berichten naar mijn vader gestuurd. Ook deze berichten zijn in het Turks. Ik heb deze berichten op 24 mei 2022 doorgestuurd naar mijn hulpverleenster.
Op 22 mei 2022 heeft hij mij ook een mail gestuurd, naar mijn g-mail. Hij gebruikt als
mailnaam: [alias 2] . ik weet dat [alias 2] een naam is welk [verdachte] gebruikt.
Dit bericht is gedeeltelijk in het Turks. Ook schrijft hij weer dat wij op reis gaan,
dat ik hem ook had kunnen helpen ipv meer naar de afgang te duwen.
Op 14 juli 2022 heb ik een brief gekregen van [verdachte] . Hij heeft deze vanuit de cel
naar mij toegestuurd. Ik vind het erg vervelend dat hij dit doet.
Op 25 juli 2022 heb ik wederom een brief gekregen van [verdachte] .
U vraagt mij wat hij bedoelt met gratis op mijn kosten lief he! Met alle plezier.
Hij bedoelt hiermee dat hij mij met vakantie stuurt en dan dood wil maken. Het is
enkele reis voor mij. Hij zegt hierin in het Turks dat hij wacht op de dag dat hij mij kan vermoorden.
Dit is een doodsbedreiging. Ik word hier bang van.
Ik heb van [naam 2] nog vernomen dat hij vorige week wederom een brief had gekregen van
[verdachte] vanuit de gevangenis. Ook in deze brief werd ik bedreigd met de dood.
Wat doet het met je dat je deze brieven hebt gekregen?
Ik ben er daardoor elke dag mee bezig. De dag dat hij vrijkomt komt dichterbij. Ik
word hier heel erg angstig van. Ik ben heel erg bang dat hij mij zal gaan vermoorden als hij vrijkomt.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 20 november 2021, pagina 115 e.v., voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster.
Op 20 november 2021, kwam ik van een verjaardag thuis aan de [adres 1]
[adres 1] . Mijn vriend [verdachte] was bij mij thuis. Ik zag dat [verdachte] boos en agressief werd. Ik zag en voelde dat hij mij bij de keel pakte.
Op bovengenoemde datum, werd ik wakker gemaakt door [verdachte] . Op het moment dat ik dat zei voelde ik een klap op mijn gezicht. Dit gebeurde met zijn rechter platte hand. Ik zag dat hij agressief bleef. Ik zag dat er van alles op de grond lag en dat mijn televisie kapot was geslagen.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] van 20 november 2021, pagina 126 e.v., voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de getuige:
Op 20 november 2021 was ik thuis bij mijn woning aan de [adres 1] . Ik hoorde mijn buurvrouw van nr. [huisnummer] huilen. Ik hoorde een man schreeuwen. Ik hoorde mijn buurvrouw roepen: “auw, je doet mij pijn.”
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte van 23 augustus 2022, pagina 27 e.v., voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte.
0: [slachtoffer] geeft aan dat jullie vaak ruzies hadden.
V: Hoe verliep die ruzie?
A: Grote bek, schelden. En een beetje duwen en trekken.
V: Wat is er gebeurd op 20 november 2021.
A: We hadden beiden alcohol gedronken. En wij kregen ruzie.
Het proces-verbaal van bevindingen van 4 augustus 2022, pagina 77 e.v., voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van de verbalisant.
Op dinsdag 19 juli 2022, overhandigde collega [verbalisant] mij een enveloppe welke
geadresseerd was aan [slachtoffer] . Zij verzocht mij om de brieven die in deze
enveloppe zaten te lezen en de inhoud te vertalen.
Op de voorzijde van deze enveloppe was met een pen met blauw gekleurde inkt het
volgende geschreven;
[slachtoffer]
[adres 1]
[adres 1]
[adres 1] .
En aan de achterzijde van de enveloppe staat in Turks het volgende geschreven;
Az kaldi geliyorum canini almaya.
De vertaling van deze zin in het Nederlands is:
Nog even, ik kom er aan om je leven te ontnemen.
In deze enveloppe zitten twee met de hand geschreven brieven geschreven met blauw gekleurde inkt.
Cok az kaldi!! Geliyorum canini almaya, (Nog heel even, Ik kom er aan om je leven te
ontnemen)
Canini almaya geliyorum of o pic oglunun!! (Ik kom je leven ontnemen ook van je
bastaard zoon!!)
Het proces-verbaal van bevindingen van 8 augustus 2022, pagina 108 e.v., voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van de verbalisant.
Op 23 mei 2022, kregen wij, verbalisanten, het verzoek van Operationeel Centrum Hengelo (o) te gaan naar de [adres 1] waar mogelijk iemand met een vuurwapen zou fietsen.
Omstreeks 10.35 uur kwamen wij, verbalisanten, ter plaatse aan op het bovengenoemde
adres. Wij zagen dat ter hoogte van perceel 8l bouwwerkzaamheden werden verricht.
Bouwmedewerkers vertelden ons, verbalisanten, dat een persoon kwam aangefietst vanuit
de [adres 2] in de richting van de [adres 1] . Voor de woning van
[adres 1] stopte deze persoon en trok een vuurwapen uit zijn broeksband.
Vervolgens richtte hij deze op het bovenraam en schreeuwde hierbij.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] van 4 augustus 2022, pagina 110 e.v., voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de getuige.
V: Waarom was je op 23 mei 2022 in de woning aan de [adres 1] ?
A: Op 23 mei 2022 omstreeks 10.10 uur hoorde ik een harde knal en veel geschreeuw. Ik hoorde de woorden: " [slachtoffer] jij neukt met iedereen, ik maak je hartstikke kapot en je
kind en [alias 1] ook." Ik deed de deur open en zag [verdachte] . Toen hij wegliep zag ik dat hij een blaffer in zijn hand had.
Het proces-verbaal van bevindingen van 8 augustus 2022, pagina 83 e.v., voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van de verbalisant.
Tijdens zijn detentie heeft [verdachte] een brief gestuurd naar het adres van [slachtoffer] , waarin
bedreigingen zijn geuit. Brief is deels in Nederlands geschreven en deels in de Turkse taal.
Ook is door [verdachte] berichten naar [slachtoffer] en haar moeder verstuurd via sociale media en app. Door aangeefster [slachtoffer] werd de brief en berichten bij haar aangifte aangeleverd.
Ik verbalisant ben de Turkse taal machtig en mij werd gevraagd om de brief en de berichten te vertalen.
[afbeelding]
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 8 september 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte.
De voorzitter houdt mij voor dat ik bij de politie heb verklaard dat ik [slachtoffer] heel vaak heb gebeld vanuit de P.I. in de periode van 30 mei 2022 tot en met 5 juli 2022 op het telefoonnummer van haar zoontje. Dat klopt. Ik wilde haar spreken en ervoor zorgen dat ze ophield met leugens over mij vertellen. Ook heb ik haar brieven gestuurd. Ik was kwaad op haar. U houdt mij voor wat voor dreigende woorden ik heb opgeschreven in de brieven die ik naar [slachtoffer] en haar ouders stuurde. Dat klopt. Ik wilde haar bang maken met die brieven. Ik heb ook de omslagfoto op haar Facebookaccount veranderd. Ook heb ik met verf ‘ [slachtoffer] is dood’ op de stoep voor haar woning geschreven. Alle handelingen zoals ze in de gedachtestreepjes in de tenlastelegging staan met betrekking tot de belaging, met uitzondering van het vuurwapen, heb ik gepleegd. Datzelfde geldt voor de handelingen in de gedachtestreepjes met betrekking tot de bedreiging.
Ik heb tijdens Koningsdag 2022 ook een raam vernield van de woning van [slachtoffer] . Ik heb de kleding die ik haar heb gegeven ook kapot gemaakt en ik heb haar tv een klap gegeven in november 2021. Ik heb ook vaak ruzie met [slachtoffer] gehad.