ECLI:NL:RBOVE:2023:3699

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 september 2023
Publicatiedatum
19 september 2023
Zaaknummer
08.119544.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met een kris en de gevolgen voor de benadeelde partij

Op 19 september 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag. De verdachte, geboren in 1958 en momenteel verblijvende in de P.I. Almelo, werd schuldig bevonden aan het steken van het slachtoffer, [slachtoffer 1], met een kris op 6 september 2022. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met opzet handelde, waarbij hij de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer aanvaardde. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en heeft hem verplicht zich te melden bij Tactus Reclassering. De zaak kwam aan het licht na een gewelddadige confrontatie tussen de verdachte en het slachtoffer, waarbij het slachtoffer ernstig letsel opliep, waaronder inwendig penetrerend steekletsel. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer 1], tot schadevergoeding toegewezen tot een bedrag van € 5.832,00, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen sprake was van noodweer of noodweerexces, en dat de verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.119544.23 (P)
Datum vonnis: 19 september 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1958 in [geboorteplaats],
wonende aan de [woonplaats],
nu verblijvende in de P.I. Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 8 augustus 2023 en van 5 september 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.J.R. Buisman en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. W.L.M. Fleuren, advocaat in Apeldoorn, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de schriftelijke slachtofferverklaring van benadeelde partij [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1]) en van wat namens de benadeelde partij door mr. S.M. Diekstra is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van 5 september 2023, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 6 september 2022 heeft geprobeerd om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven door hem onder andere met een dolk te steken, dan wel dat verdachte door onder andere het steken met de dolk [slachtoffer 1] in ieder geval zwaar heeft mishandeld, dan wel een poging daar toe heeft gedaan, dan wel [slachtoffer 1] hierdoor heeft mishandeld met zwaar letsel ten gevolge.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 6 september 2022 te [locatie], althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven,
- een of meerdere malen in/tegen/op het gezicht en/of hoofd, althans op/tegen het lichaam, van die voornoemde [slachtoffer 1] heeft geslagen en/of gestompt en/of
- met een kris (Indonesische dolk), althans een mes, in de buik, althans in het lichaam, van die voornoemde [slachtoffer 1] heeft gestoken en/of gesneden en/of
- (terwijl voornoemde [slachtoffer 1] op de grond lag) met de voet op de steekwond op de buik, althans op het lichaam, van die voornoemde [slachtoffer 1] heeft gestaan en/of gedrukt en/of
- (terwijl voornoemde [slachtoffer 1] op de grond lag) een of meerdere malen op/tegen het lichaam, van die voornoemde [slachtoffer 1], heeft geschopt en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; meerdere huidbeschadigingen en/of krasverwondingen, ten gevolge heeft gehad;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 september 2022 te [locatie], althans in Nederland, aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten inwendig penetrerend steekletsel met
bloed in de buikholte en/of een huiddoorklieving in de buik en/of een blijvend litteken op de buik en/of een of meerdere krasletsels en/of zwellingen en/of schaafverwondingen en/of bloeduitstortingen, heeft toegebracht door:
- een of meerdere malen in/tegen/op het gezicht en/of hoofd, althans op/tegen het lichaam, van die voornoemde [slachtoffer 1] te slaan en/of te stompen en/of
- met een kris (Indonesische dolk), althans een mes, in de buik, althans in het lichaam, van die voornoemde [slachtoffer 1] te steken en/of te snijden en/of
- (terwijl voornoemde [slachtoffer 1] op de grond lag) met de voet op de steekwond op de buik, althans op het lichaam, van die voornoemde [slachtoffer 1] te staan en/of te drukken en/of
- (terwijl voornoemde [slachtoffer 1] op de grond lag) een of meerdere malen op/tegen het lichaam, van die voornoemde [slachtoffer 1], te schoppen en/of te slaan;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 september 2022 te [locatie], althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- een of meerdere malen in/tegen/op het gezicht en/of hoofd, althans op/tegen het lichaam, van die voornoemde [slachtoffer 1] heeft geslagen en/of gestompt en/of
- met een kris (Indonesische dolk), althans een mes, in de buik, althans in het lichaam, van die voornoemde [slachtoffer 1] heeft gestoken en/of gesneden en/of
- (terwijl voornoemde [slachtoffer 1] op de grond lag) met de voet op de steekwond op de buik, althans op het lichaam, van die voornoemde [slachtoffer 1] heeft gestaan en/of gedrukt en/of
- (terwijl voornoemde [slachtoffer 1] op de grond lag) een of meerdere malen op/tegen het lichaam, van die voornoemde [slachtoffer 1], heeft geschopt en/of geslagen,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 september 2022 te [locatie], althans in Nederland, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door:
- een of meerdere malen in/tegen/op het gezicht en/of hoofd, althans op/tegen het lichaam, van die voornoemde [slachtoffer 1] te slaan en/of te stompen en/of
- met een kris (Indonesische dolk), althans een mes, in de buik, althans in het lichaam, van die voornoemde [slachtoffer 1] te steken en/of te snijden en/of
- (terwijl voornoemde [slachtoffer 1] op de grond lag) met de voet op de steekwond op de buik, althans op het lichaam, van die voornoemde [slachtoffer 1] te staan en/of te drukken en/of
- (terwijl voornoemde [slachtoffer 1] op de grond lag) een of meerdere malen op/tegen het lichaam, van die voornoemde [slachtoffer 1], te schoppen en/of te slaan, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten inwendig penetrerend steekletsel met bloed in de buikholte en/of een huiddoorklieving in de buik en/of een blijvend litteken op de buik en/of een of meerdere

krasletsels en/of zwellingen en/of schaafverwondingen en/of bloeduitstortingen, ten gevolge heeft gehad.

De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de primair ten laste gelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend kan worden bewezen. De officier van justitie verzoekt de verdachte vrij te spreken van het ten laste gelegde ‘met de voet op de steekwond op de buik, althans op het lichaam, van die voornoemde [slachtoffer 1] heeft gestaan en/of gedrukt’ en het ‘schoppen’ onder het laatste gedachtestreep van de tenlastelegging, nu voor deze onderdelen geen wettig en overtuigend bewijs is.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. Volgens de raadsman ontbreekt opzet, ook in voorwaardelijk vorm, op het intreden van de dood van [slachtoffer 1]. Ook ontbreekt bewijs voor het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel of een poging daartoe. Tot slot ontbreekt bewijs voor het toebrengen van een eenvoudige mishandeling, als ook de opzet daartoe.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het primair tenlastegelegde feit, de poging doodslag, heeft begaan.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende. [1]
Bewijsmiddelen
Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij op 6 september 2022 bij de woning aan de [adres] een discussie kreeg met een man, naar later bleek verdachte, die in de deuropening van de woning stond en een andere man die met zijn fiets aanstalten maakte om weg te gaan. Op enig moment is de lange man vanuit de deuropening de woning binnen gegaan. Nadat de man terug kwam is [slachtoffer 1] door de man gestompt in het gezicht. Als reactie heeft [slachtoffer 1] de man tweemaal met zijn vuisten in het gezicht geslagen. De lange man heeft hierna een zwaaibeweging gemaakt met zijn rechterhand. Volgens [slachtoffer 1] leek het alsof verdachte een leverstoot gaf. [slachtoffer 1] heeft zich hierna omgedraaid en is weggerend. Verderop is [slachtoffer 1] in elkaar gezakt. [2]
Uit de forensische medische letselrapportage van 16 juli 2023 blijkt dat [slachtoffer 1] op
6 september 2022 een verwonding aan de rechterzijde van de buik had, betreffende een huiddoorklieving. Uit onderzoek werd penetrerend letsel van de buikholte geconstateerd met vrij vocht rondom de lever, rechts rond de darm en op het laagste punt van de buikholte (ruimte van Douglas). [3]
Verbalisanten hebben op 10 mei 2023 een bezoek gebracht aan de woning op het adres [adres] om in contact te komen met de bewoner over het incident, die heeft aan de verbalisanten verklaard dat [slachtoffer 1] hem klappen heeft gegeven, waarna hij, verdachte, [slachtoffer 1] ook heeft geslagen. Verdachte is toen naar binnen gelopen met het plan om de politie te bellen, maar heeft vervolgens een mes gepakt om zijn collega - die op dat moment nog buiten stond met [slachtoffer 1] - te beschermen. Om erger te voorkomen heeft verdachte [slachtoffer 1] toen ‘geprikt’. [4] In zijn verhoor heeft verdachte verklaard dat hij heeft gestoken met een kris, een Indonesische dolk. Verdachte stak naar eigen zeggen recht naar voren. Hij heeft verklaard dat hij iets geraakt moet hebben, want hij zag dat de kris krom gebogen was. Ook heeft verdachte verklaard dat de uithaal met zijn vuist het gezicht van [slachtoffer 1] heeft geraakt. [5]
Naar aanleiding van de verklaring van verdachte nemen verbalisanten de kris in beslag. [6] Uit onderzoek is gebleken dat het lemmet van de kris een lengte heeft van 29 centimeter. De totale lengte van de kris is 43 centimeter. [7]
Overwegingen
De rechtbank spreekt verdachte partieel vrij van het onder gedachtestreepje drie en vier ten laste gelegde. Enkel [slachtoffer 1] heeft over deze specifieke onderdelen in zijn aangifte verklaard. Het dossier - waaronder verschillende camerabeelden waarop geen achtervolgers van [slachtoffer 1] te zien zijn - bevat hiervoor geen verdere aanknopingspunten.
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte [slachtoffer 1] eenmaal in zijn gezicht heeft geslagen. Ook stelt de rechtbank vast dat verdachte [slachtoffer 1] met een Indonesische dolk, een kris, van aanzienlijke grootte in de rechterbuikzijde heeft gestoken. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of deze handeling gekwalificeerd kan worden als een poging tot doodslag.
Voor een bewezenverklaring van de ten laste gelegde poging tot doodslag moet de rechtbank vaststellen of verdachte opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer. De rechtbank heeft uit het dossier en de verklaringen van verdachte niet kunnen afleiden dat sprake is geweest van vol opzet op het toebrengen van de dood van [slachtoffer 1]. Dit neemt echter niet weg dat sprake kan zijn van voorwaardelijk opzet. Hiervan is sprake als kan worden vastgesteld dat verdachte, door [slachtoffer 1] in de rechterbuikholte te steken, willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat daarmee de dood van [slachtoffer 1] zou intreden.
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Vast staat dat de verdachte met een kris met een lemmet van 29 centimeter lang eenmaal in de rechterbuikholte van het slachtoffer heeft gestoken. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat het steken met een dolk van een dergelijke grootte in dat gedeelte van het menselijk lichaam een aanmerkelijke kans op dodelijk letsel bij het slachtoffer oplevert. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat bij het steken met een dergelijk scherp puntig voorwerp in iemands buikholte de aanmerkelijke kans bestaat dat letsel wordt veroorzaakt aan vitale structuren of organen dat tot de dood kan leiden. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de verdachte met enige kracht moet hebben gestoken, nu hij heeft verklaard dat hij recht vooruit heeft gestoken en dat hij zag dat de dolk na het steken krom was gebogen. Bovendien heeft het steken met de dolk tijdens een confrontatie plaatsgevonden waarbij de dolk het lichaam van [slachtoffer 1] ongecontroleerd en onwillekeurig binnen is gegaan.
De rechtbank is van oordeel dat de (hiervoor beschreven) gedraging van verdachte naar zijn uiterlijke verschijningsvorm zozeer is gericht op het toebrengen van potentieel dodelijk letsel, dat het voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer in de aard van deze gedraging van de verdachte besloten lag en dat verdachte die aanmerkelijke kans op dodelijke gevolgen op de koop toe heeft genomen.
De rechtbank acht, gelet op het bovenstaande, de poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 6 september 2022 te [locatie], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven,
- eenmaal tegen het gezicht van die voornoemde [slachtoffer 1] heeft geslagen en
- met een kris (Indonesische dolk) in de buik van die voornoemde [slachtoffer 1] heeft gestoken terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Noodweer
Namens verdachte is een beroep op noodweer gedaan. Ingevolge artikel 41 van het Wetboek van Strafrecht dient voor een geslaagd beroep op noodweer sprake te zijn van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding of een onmiddellijk dreigend gevaar voor een wederrechtelijke aanranding, waartegen de verdachte zich noodzakelijkerwijs diende te verdedigen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding in de richting van verdachte. Subsidiair heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de verdediging niet noodzakelijk was en niet proportioneel.
Volgens vaste rechtspraak (zie in dit verband de uitspraak van de Hoge Raad van
14 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:715) kan een beroep op noodweer niet worden aanvaard ingeval de gedraging van degene die zich op deze exceptie beroept, noch op grond van diens bedoeling, noch op grond van de uiterlijke verschijningsvorm van zijn gedraging kan worden aangemerkt als "verdediging", maar - naar de kern bezien - als aanvallend moet worden gezien, bijvoorbeeld gericht op een confrontatie of deelneming aan een gevecht.
Verdachte heeft verklaard dat hij - na de over en weer gegeven eerste klap tussen hem en [slachtoffer 1] - bij zijn woning naar binnen is gegaan. Hij wilde zijn telefoon pakken en daarmee de politie bellen. Verdachte onttrok zich hiermee aan de confrontatie met [slachtoffer 1]. De ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding van zijn eigen lijf hield vanaf dat moment op. Ten aanzien van verdachte was op dat moment geen sprake meer van een noodweersituatie.
Verdachte heeft verklaard dat toen hij eenmaal binnen was, hij zich realiseerde dat zijn collega nog buiten stond, samen met [slachtoffer 1]. Op dat moment wilde verdachte zijn collega beschermen, waarop hij de kris pakte en weer naar buiten liep. Hij kreeg een klap van [slachtoffer 1] en als reactie stak verdachte [slachtoffer 1] met de kris, zo heeft de verdachte verklaard.
De vraag is of verdachte onder deze omstandigheden uit mocht gaan van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding of dreiging daarvan jegens zijn collega. Uit het dossier is niet gebleken van objectieve gegevens of andere verklaringen waardoor verdachte ervan uit mocht gaan dat hij zijn collega moest beschermen. Er is zelfs een contra-indicatie voor aanwezig, nu de collega van verdachte de sfeer omschreef als vervelend, maar niet als bedreigend. Bovendien heeft ook verdachte zelf verklaard bij de politie dat het ging tussen hem en [slachtoffer 1]. Zijn collega stond er wat verstijfd bij.
Op grond van het voorgaande was van een noodweersituatie dan ook geen sprake. Het handelen van verdachte beschouwt de rechtbank naar haar aard als aanvallend. Verdachte heeft de confrontatie met [slachtoffer 1] opgezocht met de dolk in handen. Het beroep op noodweer slaagt niet.
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
poging tot doodslag.

5.De strafbaarheid van verdachte

Noodweerexces en putatief noodweer
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat, mocht de rechtbank van oordeel zijn dat verdachte de grenzen van de noodzakelijke verdediging heeft overschreden, er sprake is van noodweerexces op grond waarvan verdachte ontslagen dient te worden van alle rechtsvervolging. Meer subsidiair was sprake van een situatie van putatief noodweer en dient een ontslag van alle rechtsvervolging te volgen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat van een noodweersituatie geen sprake was. Voorts meent de officier van justitie dat van putatief noodweer geen sprake kan zijn nu daar geen objectieve aanwijzingen voor te vinden zijn in het dossier.
De rechtbank heeft in het bovenstaande reeds geoordeeld dat niet aannemelijk is geworden dat sprake is geweest van een wederrechtelijke aanranding waartegen verdediging geboden was, waardoor er geen noodweersituatie was, zodat de rechtbank ook het beroep op noodweerexces zal verwerpen.
Van putatief noodweer is sprake als sprake was van een verontschuldigbare dwaling aan de kant van verdachte, waarbij verdachte gerechtvaardigd in de veronderstelling heeft geleefd dat sprake was van een aanval dan wel een ogenblikkelijke dreiging daarvoor. De rechtbank constateert dat het alleen verdachte is geweest die over een dreigende situatie heeft verklaard, zonder dat daarvoor verder een concreet aanknopingspunt in het dossier is te vinden. Dat betekent dat het onvoldoende aannemelijk is geworden dat verdachte zich zo bedreigd heeft kunnen voelen dat hij zich verontschuldigbaar meende te moeten verdedigen door te handelen zoals hij heeft gedaan. De rechtbank verwerpt ook het beroep op putatief noodweer.
Er zijn voor het overige geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van de tijd die is doorgebracht in voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijke met een proeftijd van 1 jaar. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd om aan het voorwaardelijke deel de bijzondere voorwaarden te koppelen, zoals die zijn geadviseerd door de reclassering.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij de eventuele oplegging van een onvoorwaardelijk strafdeel te kiezen voor een werkstraf, zodat verdachte de werkstraf kan combineren met zijn vaste werk.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag van [slachtoffer 1]
Door de gewelddadige handelingen van verdachte heeft hij aan [slachtoffer 1] pijn en letsel toegebracht en een inbreuk gemaakt op zijn lichamelijke integriteit. Uit de ingediende vordering van de benadeelde partij en uit de schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer 1], komt naar voren dat hij langere tijd emotioneel en lichamelijk last heeft gehad van het geweld dat tegen hem is gebruikt. Daarnaast heeft het handelen van verdachte gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving teweeg gebracht, in het bijzonder in de naaste omgeving van [slachtoffer 1].
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 15 augustus 2023. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies van Tactus verslavingszorg van 27 juli 2023, waaruit blijkt dat verdachte op nagenoeg alle leefgebieden stabiel functioneert. Verdachte neemt enigszins verantwoordelijkheid voor zijn handelen. De grootste risicofactor is mogelijk gelegen in zijn psychosociaal functioneren. Verdachte heeft in de stresserende omstandigheden in deze zaak buitenproportioneel gehandeld, waarmee hij op dat moment over onvoldoende adequate oplossingsvaardigheden leek te beschikken. Hij belde niet de politie zoals hij van plan was, maar hij besloot om met een dolk [slachtoffer 1] angst aan te jagen. Er zijn geen signalen dat verdachte psychisch verward is of dat er sprake is van een stoornis. Verdachte is niet bekend bij hulpverleningsinstanties. Het opstellen van een delictanalyse door een forensische polikliniek is dan ook van meerwaarde. De reclassering adviseert daarom een deels voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een ambulante behandeling en een meldplicht voor de duur van één jaar.
De straf of maatregel
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmodaliteit en de strafmaat rekening gehouden met straffen die rechters in soortgelijke strafzaken opleggen.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de aard en de ernst van het gepleegde feit, niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal, alles afwegende, en conform de eis van de officier van justitie, een gevangenisstraf opleggen van 30 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte heeft doorgebracht in voorlopige hechtenis.
In de persoon van verdachte ziet de rechtbank aanleiding om een gedeelte van de gevangenisstraf, namelijk 6 maanden, voorwaardelijk op te leggen met een proeftijd van één jaar, met daaraan gekoppeld de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, als waarborg om verdachte ervan te weerhouden nieuwe strafbare feiten te plegen en te achterhalen wat bij verdachte zijn buitensporige reactie heeft veroorzaakt.

7.De schade van benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 8.832,00 (achtduizend achthonderdtweeëndertig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- Ziekenhuisdaggeldvergoeding € 62,00;
- Zorgkosten eigen risico 2022 € 385,00;
- Zorgkosten eigen risico 2023 € 385,00.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 8.000,00 gevorderd.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het gehele gevorderde bedrag kan worden toegewezen, inclusief de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de gehele vordering vanwege zijn omvang en complexiteit niet-ontvankelijk dient te worden verklaard en moet worden verwezen naar de burgerlijke rechter.
Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de zorgkosten eigen risico over 2023 in redelijkheid niet voor het gehele bedrag kan worden toegerekend aan verdachte. Hij wijst daarvoor naar een verklaring van [slachtoffer 1], waarin [slachtoffer 1] aangeeft - zakelijk weergegeven - dat niet zozeer de gebeurtenis van het steken een onderwerp was van therapie, maar hetgeen zich hierna heeft afgespeeld.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade verzoekt de raadsman om het gevorderde bedrag te matigen.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten betreffende de ziekenhuisdaggeldvergoeding en de zorgkosten eigen risico 2022 zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk.
De rechtbank gaat niet mee in het standpunt van de raadsman betreffende de zorgkosten eigen risico 2023. Zonder het handelen van verdachte was [slachtoffer 1] niet in de door hem beschreven situatie terecht gekomen, waarvoor [slachtoffer 1] in therapie is gegaan. Daarmee is sprake van een causaal verband tussen het handelen van verdachte en de opgelopen schade door [slachtoffer 1].
De rechtbank zal de gevorderde materiële schade daarom in zijn geheel toewijzen tot een bedrag van € 832,00, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Immateriële schade
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer 1] immateriële schade heeft geleden, nu op grond van het procesdossier voldoende is komen vast te staan dat hij door het handelen van verdachte lichamelijk letsel heeft opgelopen.
[slachtoffer 1] heeft de hoogte van de gevorderde immateriële schadevergoeding onderbouwd met rechtspraak waarin soortgelijke bedragen werden toegekend. Deze uitspraken omvatten feiten en omstandigheden die niet vergelijkbaar zijn met de feiten en omstandigheden van onderhavige zaak. De rechtbank ziet in de onderbouwing van de vordering reden om de immateriële schade naar billijkheid vast te stellen op een bedrag van € 5.000,00. Het gevorderde bedrag zal dan ook voor dit bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. De rechtbank zal [slachtoffer 1] in zijn vordering voor het overige immateriële deel niet-ontvankelijk verklaren.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 64 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c en 36f sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
het misdrijf:
poging tot doodslag;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van
1 jaarde navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
De rechter kan de tenuitvoerlegging ook gelasten indien de verdachte gedurende de
proeftijd van 1 (één) jaarde navolgende bijzondere voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich meldt bij Tactus Reclassering op het adres Brink 40, 7411 BT te Deventer. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Daarbij houdt hij zich aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft en werkt hij mee aan huisbezoeken;
- zich ambulant laat behandelen door een nader te bepalen forensische polikliniek of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
Schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van
€ 5.832,00;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1]
van een bedrag van € 5.832,00 (zegge: vijfduizend achthonderd tweeëndertig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 september 2022;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van de bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 5.832,00 (zegge: vijfduizend achthonderd tweeëndertig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 september 2022 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 64 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer 1], voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Meijer, voorzitter, mr. A. van Holten en
mr. D.E. Schaap, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.S. de Bruin, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 19 september 2023.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer Kervel / ON1R022067. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Pagina 95, tweede alinea en pagina 101, eerste alinea.
3.Pagina 355, onder 4E, eerste alinea en pagina 356, onder 4F, zesde gedachtestreepje.
4.Pagina 64, onder kop ‘proces-verbaal’, tweede en vijfde alinea.
5.Pagina 42, laatste alinea, een na laatste en laatste zin en pagina 43, eerste alinea, vierde tot en met zevende zin en tiende en elfde zin, vijfde alinea, eerste zin.
6.Pagina 214.
7.Het proces-verbaal van bevindingen onder nummer PL0600-2022410781, pagina 2, onder ‘omschrijving wapen’.