ECLI:NL:RBOVE:2023:3698

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 september 2023
Publicatiedatum
19 september 2023
Zaaknummer
08.240725.21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door onvoorzichtig rijgedrag

Op 19 september 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 26 mei 2021 in Dalfsen een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete van 1.000 euro en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van twee jaar. Het ongeval resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor de fietster, genaamd [slachtoffer], die door de aanrijding haar knieschijf in meerdere fragmenten brak en sindsdien ernstige klachten ervaart.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gedragen door geen voorrang te verlenen aan de tegemoetkomende fietser en door een te korte bocht te nemen, ondanks het belemmerde zicht door een geparkeerde oplegger. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak op basis van het ontbreken van schuld. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er voldoende bewijs was voor schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, en dat de verdachte verantwoordelijk was voor het ongeval.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het letsel van het slachtoffer, de omstandigheden van het ongeval, en het feit dat de verdachte zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk als rijinstructeur. De uitspraak is openbaar gedaan en de rechtbank heeft de strafbeschikking van 27 maart 2022 vernietigd.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.240725.21 (P)
Datum vonnis: 19 september 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1977 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
5 september 2023.
Eerder heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden bij beschikking van 25 april 2023 de klacht van [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) gegrond verklaard en vervolging van de strafzaak bevolen terzake artikel 6, dan wel 5a dan wel 5 van de Wegenverkeerswet (WVW)
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. G.A. Hendriks en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. M. Mulderij-Anker, advocaat in Zwolle, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de namens [slachtoffer] voorgedragen slachtofferverklaring en van wat namens [slachtoffer] als benadeelde partij door
mr. C.E. Jeekel is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging van 5 september 2023, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 26 mei 2021 in Dalfsen door zijn schuld een verkeersongeval heeft veroorzaakt, waardoor aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel is toegebracht, dan wel dat verdachte opzettelijke in ernstige mate verkeersregels heeft geschonden terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was, dan wel dat verdachte gevaar of hinder op de weg veroorzaakt heeft, dan wel dat verdachte een verkeersovertreding heeft begaan waarbij letsel en of schade is ontstaan.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 26 mei 2021 te Dalfsen in de gemeente Dalfsen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (personenauto), komende Uit de richting van Dalfsen, gaande in de richting van Zwolle, daarmede rijdende over de weg de Hessenweg en
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte, ter hoogte van de kruising van deze weg (Hessenweg) en de weg, de Engellandweg, in strijd met het gestelde in artikel 18 lid 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 naar links in de richting van die Engellandweg is afgeslagen en/of doende was af te slaan en/of een over dezelfde weg (de Hessenweg) rijdende, gezien zijn, verdachtes, rijrichting tegemoetkomende bestuurder van een ander
voertuig (fiets), niet voor heeft laten gaan en/of in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet aan zijn, verdachtes, verplichting heeft voldaan,
zoveel mogelijk rechts te houden door bij het maken van deze bocht gedeeltelijk op de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (Engellandweg) is terechtgekomen en/of is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met dat die fiets en/of de bestuurster van die fiets, ten gevolge waarvan die bestuurster van die fiets ten val is gekomen, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
dat hij op of omstreeks 26 mei 2021 te Dalfsen in de gemeente Dalfsen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (personenauto), komende uit de richting van Dalfsen, gaande in de richting van Zwolle, daarmede rijdende over de weg de Hessenweg, zich opzettelijk zodanig in het verkeer heeft gedragen dat de verkeersregels in
ernstige mate zijn geschonden, waardoor levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is geweest, immers heeft hij, ter hoogte van de kruising van deze weg (Hessenweg) en de weg, de Engellandweg, in strijd met het gestelde in artikel 18 lid 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 naar links in de richting van die Engellandweg is afgeslagen en/of doende was af te slaan en/of een over dezelfde weg (de Hessenweg) rijdende, gezien zijn, verdachtes, rijrichting tegemoetkomende bestuurder van een ander voertuig (fiets), niet voor heeft laten gaan en/of in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet aan zijn, verdachtes, verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden door bij het maken van deze bocht gedeeltelijk op de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (Engellandweg) is terechtgekomen, ten gevolge van een of meer gedragingen van verdachte een ander (genaamd [slachtoffer] ) ten val is gekomen;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 mei 2021 te Dalfsen in de gemeente Dalfsen, als bestuurder van een voertuig (personenauto), komende uit de richting van Dalfsen, gaande in de richting van Zwolle, daarmede heeft gereden over de weg de Hessenweg en ter hoogte van de kruising van deze weg (Hessenweg) en de weg, de Engellandweg, in strijd met het gestelde in artikel 18 lid 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 naar links in de
richting van die Engellandweg is afgeslagen en/of doende was af te slaan en/of een over dezelfde weg (de Hessenweg) rijdende, gezien zijn, verdachtes, rijrichting tegemoetkomende bestuurder van een ander voertuig (fiets), niet voor heeft laten gaan en/of
in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet aan zijn, verdachtes, verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden door bij het maken van deze bocht gedeeltelijk op de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook
van die weg (Engellandweg) is terechtgekomen, en door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
meest subsidiair ten laste gelegde, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 mei 2021 te Dalfsen als bestuurder van een personenauto op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Hessenweg, bij het afslaan naar links, teneinde de Engellandweg in te rijden, een hem op dezelfde weg tegemoetkomende fietsster niet heeft
laten voorgaan, waarbij letsel aan personen is ontstaan of schade aan goederen is toegebracht; De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde, nu er geen sprake is van aanmerkelijke schuld of opzet op het overtreden van de verkeersregels. De officier van justitie acht het meer subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft door het nemen van een te korte bocht en het niet verlenen van voorrang gevaar en hinder op de weg veroorzaakt.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft het standpunt ingenomen dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde vanwege het ontbreken van de aanmerkelijke schuld en het ontbreken van opzet op het schenden van verkeersregels. Het zicht van verdachte was ernstig belemmerd door de geparkeerde dieplader. Verdachte had op geen andere wijze kunnen handelen om het ongeval te voorkomen.
Voor het meest subsidiair ten laste gelegde is verdachte al beboet, waardoor het Openbaar Ministerie bij de vervolging van dit specifieke feit niet-ontvankelijk dient te worden verklaard op grond van het ne bis in idem-beginsel.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder het primair tenlastegelegde feit heeft begaan.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende. [1]
Bewijsmiddelen
Op 26 mei 2021 omstreeks 15:49 heeft op de parallelweg van de Hessenweg te Dalfsen een verkeersongeval plaatsgevonden. Een personenauto, merk Ford Fiesta, bestuurd door verdachte, en een E-bike, waarop [slachtoffer] reed, waren hierbij betrokken. De fietsster kwam uit de richting van Zwolle en fietste richting Dalfsen. De personenauto kwam uit de richting van Dalfsen en reed richting Zwolle. Ter hoogte van de T-kruising bij ‘Restaurant Het Roode Hert’ wilde de personenauto linksaf slaan in de richting van de N340/Engellandweg. De fietser wilde rechtdoor over de Hesserweg richting Dalfsen. Op de T-kruising stond aan de bermrand een oplegger met daarop een walsmachine. Op het moment van sturen naar links door verdachte verleende hij geen voorrang aan de recht doorgaande, tegemoetkomende fietsster. Hierdoor vond een aanrijding plaats tussen de personenauto en de fietsster. [2]
Verdachte heeft verklaard dat hij op de betreffende weg bijna dagelijks rijdt. Hij is rijinstructeur en was op weg naar een andere leerling. Toen hij wilde afslaan, zag hij geen tegemoetkomend verkeer aankomen. Hierbij heeft verdachte opgemerkt dat zijn zicht beperkt werd door de oplegger met wals die geparkeerd stond in de berm. [3] Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij de bocht korter heeft genomen in verband met de aanwezigheid van een wals in die bocht. Ook heeft hij verklaard dat hij voor het nemen van de bocht zijn auto niet tot stilstand heeft gebracht. [4]
Van de plaats van het ongeval zijn verschillende foto’s gemaakt. Daarop is te zien dat een gedeelte van de auto van verdachte zich op de weghelft bevond van het tegemoetkomende verkeer vanuit de richting waarnaar verdachte afsloeg. [5] [slachtoffer] heeft verklaard dat de auto van verdachte te vroeg afsloeg en via het weggedeelte reed van het tegemoetkomende verkeer dat vanuit de N340 afkwam. [6]
Als gevolg van de aanrijding heeft [slachtoffer] haar knieschijf in meerdere fragmenten gebroken. [7] Bijna anderhalf jaar later heeft [slachtoffer] nog steeds elke dag last van haar knie. Zij kan niet rennen, springen, sporten, op haar knieën zitten, hurken of voor langere periodes staan. Een verbetering van de situatie is volgens de onderzoekend arts A. van Ooij niet mogelijk. De medische situatie van [slachtoffer] is stabiel, maar betreft nog geen eindsituatie. Door een sterk verhoogd risico op progressieve pijnklachten rondom haar knieschijf bestaat er uiteindelijk een noodzaak tot mogelijke operatieve interventie, zoals in de vorm van een kunstknie. [8]
Overwegingen
Schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet
Om tot een bewezenverklaring van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) te komen, moet kunnen worden vastgesteld dat verdachte zich zodanig heeft gedragen dat het aan zijn schuld is te wijten dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden met als gevolg dat iemand is overleden, dan wel zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen of zodanig lichamelijk letsel heeft opgelopen dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. Daartoe is meer dan eenvoudige schuld vereist.
Voor schuld in het kader van artikel 6 WVW is vereist dat verdachte zich zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam heeft gedragen. Gelet op vaste rechtspraak van de Hoge Raad zijn voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Daarnaast kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag, dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
De rechtbank is van oordeel dat de feitelijke gedragingen van verdachte, die blijken uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, de conclusie rechtvaardigen dat verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte niet heeft voldaan aan de verplichting om zoveel mogelijk rechts te houden bij het nemen van de bocht richting de N340 en dat verdachte de tegemoetkomende [slachtoffer] geen voorrang heeft verleend.
De in de berm geparkeerde lader met daarop de diepwals heeft het zicht belemmerd. Vanwege dit belemmerde zicht had verdachte zich op andere wijze moeten vergewissen van mogelijk tegemoetkomend verkeer. Door in deze situatie zijn auto voor het afslaan niet te stoppen en een korte bocht te nemen, heeft verdachte zich onvoldoende zekerheid verschaft over mogelijk tegemoetkomend verkeer. Als gevolg daarvan heeft hij [slachtoffer] niet gezien
De rechtbank volgt verdachte niet in zijn verklaring dat hij de bocht korter heeft moeten nemen om de geparkeerde diepwals te ontwijken. De rechtbank constateert op basis van foto’s van de plaats van het ongeval dat er voldoende ruimte was voor het ruimer nemen van de bocht, zonder de diepwals te raken. [9] Verdachte had ook voor het nemen van de bocht een stuk verder rechtdoor kunnen rijden - en in het verlengde daarvan meer om de wals heen kunnen kijken - alvorens de bocht te nemen.
Doordat verdachte, ondanks het belemmerde zicht, een te korte bocht heeft genomen, zonder zich voldoende te vergewissen van tegemoetkomend verkeer en geen voorrang te verlenen aan [slachtoffer] heeft hij naar het oordeel van de rechtbank aanmerkelijk onvoorzichtig gereden. Er is derhalve sprake van schuld in de zin van artikel 6 WVW.
Aard van het letsel
Daarnaast heeft de rechtbank zich over de vraag gebogen of bij [slachtoffer] sprake is van zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Het (hierboven beschreven) letsel dat [slachtoffer] aan het ongeval heeft overgehouden, kwalificeert de rechtbank, gezien de aard, de prognose en de ernst daarvan, als ook de voortdurende klachten en het niet verbeteren van de medische situatie als zwaar lichamelijk letsel in de zin van de WVW.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 26 mei 2021 te Dalfsen in de gemeente Dalfsen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (personenauto), komende uit de richting van Dalfsen, gaande in de richting van Zwolle, daarmede rijdende over de Hessenweg aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte, ter hoogte van de kruising van deze weg (Hessenweg) en de weg, de Engellandweg, in strijd met het gestelde in artikel 18 lid 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 naar links in de richting van die Engellandweg is afgeslagen en een over dezelfde weg (de Hessenweg) rijdende, gezien zijn, verdachtes, rijrichting tegemoetkomende bestuurder van een ander voertuig (fiets), niet voor heeft laten gaan en in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet aan zijn, verdachtes, verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden door bij het maken van deze bocht gedeeltelijk op de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (Engellandweg) is terechtgekomen en in aanrijding is gekomen met die fiets en de bestuurster van die fiets, ten gevolge waarvan die bestuurster van die fiets ten val is gekomen, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht,.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 6 en 175 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
primair
het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de aan verdachte opgelegde strafbeschikking moet worden vernietigd en dat verdachte moet worden veroordeeld tot de betaling van een geldboete van € 1.000,00, bij niet betaling te vervangen door 20 dagen hechtenis.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met het tijdsverloop tussen het ongeval en het onderzoek ter terechtzitting, dat verdachte zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk en dat verdachte nauwelijks justitiële documentatie heeft. Ook merkt de raadsvrouw op dat van verdachte als rijinstructeur wellicht meer verwacht mag worden dat hij de verkeersregels goed toepast, maar ook dat de kans op een ongeval groter is nu verdachte statistisch gezien meer tijd op de weg doorbrengt dan een gemiddeld persoon.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft als bestuurder van een personenauto een verkeersongeval met ernstige gevolgen veroorzaakt. Verdachte heeft een tegemoetkomende fietsster geen voorrang verleend, waardoor zij in botsing kwam met de personenauto van verdachte en zij ten val is gekomen. Dit heeft ernstige gevolgen gehad voor het slachtoffer. Blijkens haar schriftelijke slachtofferverklaring zal zij nooit volledig herstellen en kan zij niet meer de activiteiten doen die zij eerst wel kon uitoefenen, zoals sporten. Dit rekent de rechtbank verdachte aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van 13 juni 2023. Hieruit blijkt dat verdachte in 2018 een strafbeschikking opgelegd heeft gekregen, bestaande uit een geldboete en rijontzegging, vanwege een snelheidsovertreding buiten de bebouwde kom.
In strafmatigende zin weegt de rechtbank mee dat het verkeersongeval ongeveer twee jaren geleden heeft plaatsgevonden en dat de verdachte na onderhavig verkeersongeval niet met justitie in aanraking is gekomen. Ook houdt de rechtbank rekening met het gegeven dat het gedrag van verdachte zich begeeft aan de ondergrens van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Tot slot houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk als rijsinstructeur.
Alles afwegende zal de rechtbank verdachte een geldboete opleggen van € 1.000,00, bij niet betaling te vervangen door 20 dagen hechtenis.
Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden opleggen, met een proeftijd voor de duur van twee jaren.
Tot slot vernietigt de rechtbank de strafbeschikking onder parketnummer 08.240725.21 van 27 maart 2022

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 23, 24c Wetboek van Strafrecht en 179 WVW.

8.De beslissing

De rechtbank:
strafbeschikking onder parketnummer 08.240725.21
- vernietigt de strafbeschikking onder parketnummer 08.240725.21 van 27 maart 2022 en beslist als volgt;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot betaling van
een geldboete van € 1.000,00 (zegge: duizend euro);
- beveelt dat bij niet volledige betaling en verhaal van de geldboete, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
20 (twintig) dagen;
-
ontzegtde verdachte de
bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de duur van
6 (zes) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaren;
- bepaalt dat de ontzegging van de rijbevoegdheid niet ten uitvoer wordt gelegd tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.E. Schaap, voorzitter, mr. G.H. Meijer en
mr. A. van Holten, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.S. de Bruin, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 19 september 2023.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PLO600-2021236219. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Pagina 4, derde alinea, pagina 5, zevende tot en met negende alinea en pagina 51, onder 5,2, derde alinea.
3.Pagina 61, laatste alinea, pagina 62, eerste alinea.
4.Zie het proces-verbaal van de terechtzitting van 5 september 2023.
5.Pagina 28, foto 1/0797, pagina 30, foto 3/0802 en foto 4/0833
6.Pagina 65, zevende alinea, zesde zin.
7.Pagina 57, onder kop ‘benen’, tussenkop ‘rechterbeen’.
8.Zie het geneeskundig onderzoek en rapport van dr. A. Van Ooij van 13 januari 2023, pagina 5, onder ‘huidige klachten en belemmeringen’, pagina 13, onder H en pagina 14, onder I.
9.Pagina 28, foto 1/0797, pagina 30, foto 3/0802 en pagina 31, foto 5/0839.