In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 15 september 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiser, de eigenaar van een appartementsrecht, en gedaagde, een huurder van een kamer in dat appartementsrecht. Eiser verhuurde het pand aan een bedrijf, dat het vervolgens onderverhuurde aan gedaagde. Eiser ontdekte dat de verhuur in strijd was met de hypotheekvoorwaarden en heeft de huur opgezegd. Gedaagde weigerde echter de woning te ontruimen, ondanks meerdere opzeggingen van de huur door het bedrijf en later door de curator na het faillissement van het bedrijf op 15 maart 2023.
De kantonrechter oordeelde dat de vordering van eiser tot ontruiming van de woning toewijsbaar was. De rechter overwoog dat gedaagde zonder recht of titel in de woning verbleef, aangezien de huurovereenkomst per 31 juli 2023 was beëindigd. De kantonrechter hield rekening met de belangen van gedaagde, maar concludeerde dat de ontruiming noodzakelijk was, vooral gezien de dreigende executoriale verkoop van het appartementsrecht. Gedaagde had geen juridische bijstand kunnen vinden en stelde dat zij niet wilde verhuizen zonder passende vervangende woonruimte, maar de rechter oordeelde dat dit geen belemmering vormde voor de ontruiming.
De kantonrechter heeft gedaagde veroordeeld om binnen één maand na betekening van het vonnis de woning te ontruimen en de proceskosten te vergoeden. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat eiser direct kan overgaan tot ontruiming indien gedaagde niet vrijwillig vertrekt.