ECLI:NL:RBOVE:2023:3691

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 september 2023
Publicatiedatum
18 september 2023
Zaaknummer
08.291391.22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor stalking en belaging van zijn ex-partner met een voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf

Op 18 september 2023 heeft de Rechtbank Overijssel een 44-jarige man veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van drie jaar. De man werd beschuldigd van stalking van zijn ex-partner gedurende een periode van ongeveer drieënhalve maand. Ondanks dat het slachtoffer had aangegeven geen contact meer te willen, bleef de man haar vele berichten sturen met een intimiderende en beledigende toon en belde hij haar maar liefst 1.819 keer. Hij plaatste zelfs een GPS-tracker onder haar auto om haar bewegingen te volgen. Naast de voorwaardelijke gevangenisstraf legde de rechtbank een contactverbod op voor vijf jaar, een taakstraf van 150 uur en een schadevergoeding van 2.000 euro aan het slachtoffer op.

De rechtbank oordeelde dat het bewezen was dat de man in de periode van 18 juni 2022 tot en met 24 september 2022 wederrechtelijk en stelselmatig inbreuk had gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van zijn ex-partner. De rechtbank baseerde haar oordeel op de bekennende verklaring van de verdachte en verschillende proces-verbalen van aangifte en verhoor. De rechtbank achtte de ernst van de feiten, waaronder het veelvuldig bellen en het plaatsen van de GPS-tracker, van groot belang bij de strafoplegging.

De officier van justitie had een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf geëist, en de rechtbank volgde deze eis grotendeels. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder de feiten waren gepleegd en de persoon van de verdachte, die geen eerder strafblad had voor soortgelijke feiten. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich had laten leiden door zijn emoties en dat hij spijt had van zijn daden. De rechtbank legde ook een schadevergoedingsmaatregel op, waarbij de verdachte aansprakelijk werd gesteld voor de schade die hij had veroorzaakt aan het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.291391.22 (P)
Datum vonnis: 18 september 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1979 in [geboorteplaats 1] ,
wonende aan de [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
4 september 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. G.C. Pol en van wat door verdachte naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de namens [slachtoffer] (hierna [slachtoffer] ) voorgedragen slachtofferverklaring en van wat namens de benadeelde partij door mr. M. Brinkhuis , van Slachtofferhulp Nederland, is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte in de periode van 18 juni 2022 tot en met 24 september 2022 zijn ex-partner, [slachtoffer] , heeft gestalkt.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij in of omstreeks de periode van 18 juni 2022 tot en met 24 september 2022 te
Zwolle en/of Rotterdam ,
althans in Nederland,
wederrechtelijk
stelselmatig
opzettelijk
inbreuk heeft gemaakt
op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] ,
door
- die [slachtoffer] veelvuldig e-mailberichten en Whatsapp-berichten te sturen,
- veelvuldig (ongeveer 1819 keer) die [slachtoffer] te bellen,
- een GPS-tracker onder de auto van die [slachtoffer] te plaatsen en daarmee de
locatie en bewegingen van [slachtoffer] in beeld te brengen en/of te volgen en/of
- een of meermalen langs de woning van [slachtoffer] te rijden en/of zich op te
houden voor de woning van [slachtoffer]
met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden
en/of vrees aan te jagen.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het oordeel van de rechtbank
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het aan verdachte ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen. Verdachte heeft bekend dat hij het ten laste gelegde heeft gepleegd.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen. [1]
  • het proces-verbaal van de terechtzitting van 4 september 2023, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 3 augustus 2022 (pagina’s 6 tot en met 10);
  • het proces-verbaal van aanvullend verhoor van aangever van 10 augustus 2022 (pagina’s 11 tot en met 14).
3.2
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 18 juni 2022 tot en met 24 september 2022 te Zwolle en Rotterdam , wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door
- die [slachtoffer] veelvuldig e-mailberichten en Whatsapp-berichten te sturen,
- veelvuldig (ongeveer 1.819 keer) die [slachtoffer] te bellen,
- een GPS-tracker onder de auto van die [slachtoffer] te plaatsen en daarmee de locatie en bewegingen van [slachtoffer] in beeld te brengen en
- meermalen langs de woning van [slachtoffer] te rijden
met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te dulden.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
het misdrijf:
belaging.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 150 uren en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van drie jaren. De officier van justitie heeft daarnaast op grond van artikel 38v Sr voor de duur van 5 jaren een contact- en locatieverbod als vrijheidsbeperkende maatregel gevorderd zoals geformuleerd in de gedragsaanwijzing, waarbij bij iedere overtreding van dat verbod één week hechtenis dient te worden toegepast.
6.2
Het standpunt van verdachte
Verdachte heeft gesteld dat hij zich kan vinden in de eis van de officier van justitie.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Aard en de ernst van het feit
Verdachte heeft gedurende een periode van ongeveer drie en een halve maand zijn ex [slachtoffer] gestalkt. Nadat [slachtoffer] verdachte had laten weten geen contact meer te willen, stuurde hij haar vele berichten met intimiderende en beledigende toon en heeft hij haar in de genoemde periode 1.819 keer gebeld. Verdachte heeft haar op één dag zelfs 269 keer gebeld. Ook heeft verdachte een GPS-tracker onder de auto van [slachtoffer] geplaatst om zo haar bewegingen te kunnen volgen. Bovendien reed hij meerdere keren langs haar woning. Verdachte was in die periode obsessief bezig met [slachtoffer] . Zij moest hierdoor een lange periode de ongewenste aanwezigheid van verdachte in haar leven dulden. Verdachte heeft hiermee een ernstige inbreuk gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer. Uit de ingediende vordering tot schadevergoeding en de voorgelezen slachtofferverklaring van [slachtoffer] komt naar voren dat zij een angstige periode heeft doorgemaakt. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij met zijn handelen geheel voorbij is gegaan aan de gevoelens van en gevolgen voor [slachtoffer] en haar omgeving en dat hij zich heeft laten leiden door zijn eigen gevoelens van frustratie en ongenoegen.
Persoon van de verdachte
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met het strafblad van verdachte van 27 juni 2023. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 12 juli 2023, waaruit blijkt dat de reclassering een straf zonder bijzondere voorwaarden adviseert. Er lijkt immers sprake te zijn van voldoende zelfinzicht en er zijn geen problemen gesignaleerd waarvoor hulp is geïndiceerd. Verdachte beseft grensoverschrijdend te hebben gehandeld en lijkt op eigen kracht tot gedragsverandering te zijn gekomen. Verdachte heeft spijt en zegt zich te schamen voor zijn delictgedrag. Ten tijde van de stalking lijken er problemen te zijn geweest op het gebied van het psychosociaal functioneren van verdachte. Verdachte heeft verteld dat hij nooit eerder zo verliefd was geweest en dat hij daardoor te kwetsbaar was, waardoor hij ontredderd raakte toen de relatie werd verbroken. Hij lijkt zich te hebben laten leiden door zijn emoties van verdriet, frustratie en onmacht. Er is geen diagnostiek bekend en verdachte heeft geen contact met hulpverleningsinstanties. Ook is er al geruime tijd geen contact meer met [slachtoffer] .
De straf of maatregel
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Vanwege de ernst van het gepleegde feit acht de rechtbank het noodzakelijk om een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen als stok achter de deur zodat verdachte niet in herhaling valt. Bovendien vindt de rechtbank een taakstraf passend en geboden.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de officier van justitie een passend strafvoorstel heeft gedaan. De rechtbank zal aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden opleggen met een proeftijd van drie jaren. Ook zal de rechtbank een taakstraf voor de duur van 150 uren opleggen.
Daarnaast acht de rechtbank, gelet op het gedrag van verdachte jegens [slachtoffer] en ter voorkoming van toekomstige strafbare feiten, het opleggen van een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr noodzakelijk. De rechtbank zal verdachte daarom een contactverbod met [slachtoffer] en een locatieverbod voor de [adres 2] opleggen gedurende een periode van vijf jaren. Daarbij zal de rechtbank bevelen dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van een week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van zes maanden. Deze maatregel zorgt voor een vangnet op grond waarvan verdachte geen contact mag opnemen met [slachtoffer] .

7.De schade van benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om een schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 4.500,00 (vierduizendvijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde schadevergoeding betreft immateriële schade.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente, maar heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de hoogte van de immateriële schade.
7.3
Het standpunt van verdachte
Verdachte heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De vordering heeft betrekking op het ten laste gelegde. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadepost is niet betwist. De exacte omvang van de immateriële schade staat echter niet vast. De rechtbank zal dan ook gebruik maken van haar bevoegdheid om de omvang van de schade naar billijkheid vast te stellen. Zij stelt de schade vast op € 2.000,00. De rechtbank zal het gevorderde daarom deels toewijzen tot een bedrag van € 2.000,00, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. De rechtbank zal de benadeelde in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 30 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
belaging;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
150 (honderdvijftig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
75 (vijfenzeventig) dagen;
- beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste zestig dagen doorgebracht in verzekering of voorlopige hechtenis, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt;
maatregel
- legt aan de verdachte op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheidals
bedoeld in
artikel 38v Srvoor de duur van
5 (vijf) jaren;
- beveelt dat de verdachte gedurende 5 jaren op geen enkele wijze – direct of
indirect – contact op zal nemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren [geboortedatum 2] 1977 te [geboorteplaats 2] ;
- beveelt dat de verdachte zich gedurende 5 jaren niet op zal houden in de [adres 2] ;
- beveelt dat voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan de maatregel per overtreding wordt vervangen door
1 (één) weekhechtenis en bepaalt daarbij dat de maximale hechtenis zes maanden bedraagt;
- toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op;
schadevergoeding
-
wijstde vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
toetot een bedrag van
€ 2.000,00 (bestaande uit immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] : van een bedrag van € 2.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 september 2022;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 2.000,00, (zegge: tweeduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 september 2022 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 30 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer] , voor het overige deel niet-ontvankelijk is
in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Meijer, voorzitter, mr. D.E. Schaap en
mr. J.L. Souman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. van der Hulst, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 18 september 2023.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022349831. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.