ECLI:NL:RBOVE:2023:3690

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 september 2023
Publicatiedatum
18 september 2023
Zaaknummer
08.237582.22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor ontucht en schennis van de eerbaarheid

Op 18 september 2023 heeft de Rechtbank Overijssel een 26-jarige man veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren en een gevangenisstraf van 32 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De man werd beschuldigd van ontucht tegen een minderjarige vrouw en schennis van de eerbaarheid in het openbaar. De rechtbank oordeelde dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen waren, mede op basis van de bekennende verklaring van de verdachte. De feiten vonden plaats op 5 september 2022, waarbij de verdachte een minderjarige vrouw in haar billen kneep en zijn geslachtsdeel toonde aan een andere vrouw in een openbaar gebied. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en legde een voorwaardelijke gevangenisstraf op als maatregel om recidive te voorkomen. De verdachte had geen strafblad en toonde bereidheid om mee te werken aan reclasseringseisen. De rechtbank achtte het noodzakelijk om bijzondere voorwaarden te verbinden aan de voorwaardelijke straf, waaronder meldplicht bij de reclassering en mogelijke behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.237582.22 (P)
Datum vonnis: 18 september 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1997 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
4 september 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. G.C. Pol en van wat door verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:[slachtoffer 1] heeft aangerand door haar onverhoeds in haar billen te knijpen;
feit 2:de eerbaarheid heeft geschonden door in een openbaar gebied zijn geslachtsdeel te tonen aan [slachtoffer 2] .
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 5 september 2022 te Olst, gemeente Olst-Wijhe, in elk geval in
Nederland,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere
feitelijkheid
[slachtoffer 1]
heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige
handelingen,
te weten het knijpen/grijpen/betasten in/naar/van de billen van die [slachtoffer 1] ,
waarbij dat geweld en/of die één of meer andere feitelijkheden en/of die bedreiging
met geweld en/of met één of meer andere feitelijkheden er in heeft/hebben bestaan
dat verdachte op een scooter/bromfiets achter die [slachtoffer 1] aangereden is en/of
(dicht) naast die [slachtoffer 1] is gaan rijden en/of voornoemde ontuchtige handeling
onverhoeds heeft verricht;
2
hij op of omstreeks 5 september 2022 te Deventer,
de eerbaarheid heeft geschonden
op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de
Douwelerkolkweg,
door zijn, verdachtes, ontblote geslachtsdeel te tonen aan [slachtoffer 2] , in elk geval door
zich aldaar met ontbloot geslachtsdeel te bevinden.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het oordeel van de rechtbank
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Verdachte heeft bekend dat hij beide ten laste gelegde feiten heeft gepleegd.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen. [1]
Feit 1
  • het proces-verbaal van de terechtzitting van 4 september 2023, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 6 september 2023 (pagina’s 4 tot en met 8).
Feit 2
  • het proces-verbaal van de terechtzitting van 4 september 2023, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 7 september 2023 (pagina’s 56 tot en met 58).
3.2
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij op 5 september 2022 te Olst, gemeente Olst-Wijhe, door een andere feitelijkheid [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, te weten het knijpen in de billen van die [slachtoffer 1] , waarbij die feitelijkheden er in hebben bestaan dat verdachte op een scooter achter die [slachtoffer 1] aangereden is en dicht naast die [slachtoffer 1] is gaan rijden en voornoemde ontuchtige handeling onverhoeds heeft verricht;
2
hij op 5 september 2022 te Deventer, de eerbaarheid heeft geschonden op een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de Douwelerkolkweg, door zijn, verdachtes, ontblote geslachtsdeel te tonen aan [slachtoffer 2] .
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 239 en 246 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
feit 2
het misdrijf:
schennis van de eerbaarheid op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan het aantal dagen die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht – twee dagen – en daarbij een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van drie jaren. De officier van justitie heeft verder gevorderd om aan het voorwaardelijk strafdeel de door de reclassering geadviseerde voorwaarden te verbinden, zoals die zijn opgenomen in het advies van 20 juli 2023. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd aan verdachte een taakstraf op te leggen voor de duur van 120 uur.
6.2
Het standpunt van verdachte
Verdachte heeft gesteld dat hij zich kan vinden in de eis van de officier van justitie.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan schennis van de eerbaarheid. Verdachte heeft [slachtoffer 2] , die een wandeling aan het maken was, lastig gevallen door met zijn scooter naast haar te gaan rijden, haar aan te roepen, zijn ontblote geslachtsdeel aan [slachtoffer 2] te tonen en te zeggen “Can I have a kiss”. Hierdoor is zij erg geschrokken.
Een paar uur later heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de feitelijke aanranding van de eerbaarheid door – de minderjarige – [slachtoffer 1] op een afgelegen weg, in het donker, onverhoeds in haar billen te knijpen en hiermee een inbreuk te maken op haar lichamelijke integriteit. Het slachtoffer hoefde op dergelijk handelen niet bedacht te zijn en uit haar aangifte blijkt dat zij door het handelen van verdachte erg in paniek was.
Het behoeft geen betoog dat het erg hinderlijk is en zelfs beangstigend kan zijn om geconfronteerd te worden met dergelijke opdringerige uitingen van seksuele aandrang.
Verdachte heeft zich bij het plegen van genoemde feiten uitsluitend laten leiden door zijn eigen behoefte en heeft daarbij geen enkel besef getoond voor de eventuele schadelijke gevolgen van zijn handelen voor de slachtoffers. Beide feiten veroorzaken gevoelens van onrust en onveiligheid in de buurt en in de samenleving als geheel, alsook gevoelens van afkeer en verontwaardiging. De rechtbank rekent dit verdachte aan en acht het zorgelijk dat verdachte geen enkel inzicht heeft in zijn eigen gedrag en dat hij slechts stelt impulsief te hebben gehandeld.
De persoon van de verdachte
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met het strafblad van verdachte van 27 juni 2023. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 20 juli 2023, waarin de reclassering adviseert om aan verdachte een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen. De reclassering acht het noodzakelijk dat een delictanalye gemaakt wordt, er eventueel diagnostiek kan plaatsvinden en dat indien noodzakelijk ingezet kan worden op een behandeling. Verdachte is bereid om mee te werken aan bijzondere voorwaarden. Verdachte lijkt zijn leven op orde te hebben en heeft onder andere een stabiele partnerrelatie en een steunend netwerk. Er zijn geen risicofactoren naar voren gekomen en er lijkt geen sprake te zijn van seksuele deviante voorkeuren en gedragingen. Dat verdachte geen inzicht heeft of wil geven in de totstandkoming van de delicten is zorgelijk en maakt dat een recidivekans aanwezig is.
De straf of maatregel
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank acht het noodzakelijk om een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen als stok achter de deur om verdachte te bewegen de voorwaarden na te leven met het oog op het voorkomen van recidive.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 32 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk strafdeel de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden en de proeftijd op drie jaren bepalen. De rechtbank zal verdachte daarnaast een taakstraf voor de duur van 120 uren opleggen.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 Sr.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, het misdrijf:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
feit 2, het misdrijf:
schennis van de eerbaarheid op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
32 (tweeëndertig) dagen;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
30 (dertig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
De rechter kan de tenuitvoerlegging ook gelasten indien de verdachte gedurende de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende bijzondere voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met verdachte opnemen voor de eerste afspraak;
- meewerkt aan diagnostiek en zich, indien dat noodzakelijk blijkt, laat behandelen door Transfore of een soortgelijke zorgverlener, ter beoordeling van de reclassering en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht. Verdachte zal zich dan houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.E. Schaap, voorzitter, mr. G.H. Meijer en
mr. J.L. Souman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. van der Hulst, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 18 september 2023.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland, Dienst regionale recherche, afdeling Thematische opsporing, Team zeden met nummer PL0600-2022410489. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.