ECLI:NL:RBOVE:2023:3669

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 september 2023
Publicatiedatum
14 september 2023
Zaaknummer
08.021853.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging en poging tot ontploffing met levensgevaar voor anderen

Op 14 september 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en poging tot opzettelijk een ontploffing teweegbrengen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan beide feiten. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 238 dagen, met aftrek van voorarrest, en is ter beschikking gesteld met voorwaarden, waaronder een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel. De zaak kwam aan het licht na een incident op 11 januari 2023, waarbij de verdachte herhaaldelijk de gaskraan en gaspitten in haar woning opendraaide, terwijl er kaarsen brandden, wat levensgevaar voor omwonenden met zich meebracht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich bewust was van de risico's van haar handelen en dat er sprake was van voorwaardelijk opzet op een ontploffing. De rechtbank hield rekening met de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan een verstandelijke ontwikkelingsstoornis en een persoonlijkheidsstoornis, en concludeerde dat het bewezen verklaarde in verminderde mate aan haar kon worden toegerekend. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op, naast de tbs-maatregel.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.021853.23 (P)
Datum vonnis: 14 september 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1970 in [geboorteplaats],
nu verblijvende in de P.I. Zwolle, afdeling PPC te Zwolle.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 20 april 2023, 29 juni 2023 en 31 augustus 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S. Markink en van wat door verdachte en haar raadsman mr. K.H.T. van Gijssel, advocaat in Diemen, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:haar behandelaar bij Dimence, [slachtoffer], heeft bedreigd met een sterk op een echt wapen gelijkend speelgoedpistool;
feit 2:heeft geprobeerd in haar woning een ontploffing te veroorzaken door het openzetten van de gaskraan/gaspitten.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1zij op of omstreeks 20 januari 2023 te Raalte, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling, door- een speelgoedpistool, zijnde een voorwerp waarvan, gelet op zijn aard en/of de omstandigheden waaronder het werd aangetroffen, redelijkerwijs kan worden aangenomen dat het bestemd was om letsel aan personen toe te brengen en/of tedreigen, te tonen en/of in de richting van die [slachtoffer] te houden en/of- (daarbij) die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen: "jullie gaan er nog wel achter komen, ik krijg jullie nog wel te pakken."
2zij op of omstreeks 11 januari 2023 te [locatie], een of meerdere malen ter uitvoering van hetdoor verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen in een woning, gelegen in een appartementencomplex aan de [adres], terwijl daarvan- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor zich in dat appartementencomplex bevindende personen en/of de medewerker van Dimence GGZ en/of de medewerker van RIBW, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was- (een) gaspit(ten) van het gasfornuis heeft opengedraaid en/of- de gaskraan heeft opengedraaid en/of- een of meerdere kaarsen aangestoken,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit. De raadsman bepleit daarnaast vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde feit wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. De verdediging voert daartoe primair aan dat de aangiftes niet kunnen worden gebruikt voor het bewijs. De aangiftes zijn gedaan namens anonieme medewerkers van RIBW en Dimence en er bestaat aanleiding om aan de betrouwbaarheid van deze aangiftes te twijfelen. De verdediging is niet in de gelegenheid geweest om het ondervragingsrecht uit te oefenen teneinde de betrouwbaarheid van de aangiftes te kunnen toetsen. Subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte opzet heeft gehad op het teweegbrengen van een ontploffing.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder feit 1 ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens haar geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen. [1]
De rechtbank acht het feit bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 29 juni 2023;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 20 januari 2023. [2]
Feit 2
De feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de behandeling ter terechtzitting en het onderhavige dossier de navolgende feiten en omstandigheden vast. In de voetnoten in het vonnis zal worden verwezen naar de voor de bewezenverklaring redengevende bewijsmiddelen. [3]
Op 17 januari 2023 doet leidinggevende [aangever 1] aangifte namens RIBW in Zwolle van een incident tussen verdachte en een van haar medewerkers, waarvan laatstgenoemde het slachtoffer is geworden. [aangever 1] verklaart het volgende. Op 11 januari 2023 omstreeks 12.30 uur had mijn medewerker een afspraak met verdachte in haar woning. Bij binnenkomst rook mijn medewerker meteen een gaslucht en zag hij dat er twee kaarsen brandden. Hij heeft meteen de kaarsen uitgeblazen, de gaskraan dichtgedraaid en de ramen geopend. Mijn medewerker heeft op verdachte ingepraat dat dit niet de bedoeling kan zijn en dat haar gedrag heel gevaarlijk is voor haarzelf en haar omgeving. Hij zag dat verdachte weinig reactie terug gaf, er moe uitzag en op de bank ging liggen. In de tussentijd heeft verdachte nog tweemaal het gas opengedraaid. Mijn medewerker heeft het eenmaal dichtgedraaid, aldus [aangever 1]. Bij de tweede keer heeft hij aangegeven zo niet met haar in gesprek te gaan. De medewerker van [aangever 1] hoorde verdachte zeggen: “Het interesseert mij allemaal niet”. De medewerker heeft vervolgens buiten telefonisch contact opgenomen met de behandelaar van verdachte, waarbij werd afgesproken om rond 13.30 uur terug te gaan naar de woning van verdachte om praktische zaken met haar op te pakken. Omstreeks 13.30 uur was de medewerker samen met de behandelaar terug bij de woning van verdachte. Toen de medewerker binnenkwam, rook hij opnieuw een gaslucht en zag hij dat verdachte het gas weer open gedraaid had. De medewerker heeft het wederom dichtgedraaid. De medewerker zag dat verdachte probeerde het weer open te draaien. De medewerker hoorde dat verdachte zei: “Dan mag de boel hier ook wel ontploffen”. [4]
Op 19 januari 2023 doet risico coördinator [aangever 2] aangifte namens Dimence GGZ in Raalte van een incident tussen verdachte en een collega, waarvan laatstgenoemde het slachtoffer is geworden. Deze collega, die anoniem wenst te blijven, verklaart het volgende. Op 11 januari 2023 omstreeks 13.30 uur betrad ik samen met een collega van de RIBW de woning van verdachte. Toen verdachte de deur voor mij opende, rook ik een heftige gaslucht en merkte ik op dat alle gaspitten, vier stuks, open stonden. Vermoedelijk stonden deze al een tijdje open, gezien het feit dat de lucht dusdanig heftig was. Ik liep met de collega van RIBW naar het gasfornuis en zag dat mijn collega de pitten dichtdraaide en ik zette vervolgens de ramen en deuren open. Verdachte was in de woning aanwezig met haar twee honden en gaf aan dat ze boos was, omdat ze eerder die nacht niet opgenomen was. Toen wij de woning met z’n drieën wilden verlaten, rook ik opnieuw een gaslucht en merkte ik op dat de gaspitten weer open stonden. Bij het daadwerkelijk weggaan, poogde cliënte om de gaspitten weer open te zetten. Ik sprak haar daarop aan, waarop verdachte zei: “het huis mag nu wel kapot gaan”.
Ik had voorafgaande aan deze situatie al telefonisch contact met verdachte gehad en de afspraak gemaakt dat zij de gaspitten dicht moest draaien. Ik had namelijk van mijn collega van de RIBW gehoord dat verdachte de gaspitten die dag herhaaldelijk open had gedraaid. Verdachte beloofde aan de telefoon de gaspitten dicht te zullen draaien, zodat zij de woning veilig naar binnen konden gaan, maar verdachte gaf hier toch geen gehoor aan. [5]
Verdachte woont ten tijde van het incident in een woning van de RIBW op de bovenste verdieping van een appartementencomplex aan de [adres].
De politie heeft contact opgenomen met een brandspecialist bij de Forensische
opsporing met de vraag in hoeverre een brandende kaars in combinatie met een
aardgaskraan, die openstaat, een explosie kan veroorzaken. De reactie hierop houdt in dat explosies kunnen ontstaan bij de juiste verhouding van zuurstof, brandbare stof en temperatuur. Een brandende kaars kan derhalve zorgen voor de juiste temperatuur, maar dit geldt ook voor een lichtschakelaar. Het openzetten van het gasfornuis gedurende een paar minuten zal nog niet kunnen leiden tot een explosie, maar mocht het uiteindelijk wel tot een explosie komen dan is deze zo groot dat de gevel er uit kan vliegen en er ook schade kan ontstaan bij boven/beneden/zij buren in een appartementencomplex. [6]
Verdachte verklaart bij de politie dat zij de gaskraan één keer heeft open gezet, omdat zij samen met haar hondjes dood wilde. Ter terechtzitting van 29 juni 2023 verklaart verdachte dat dit niet echt haar bedoeling was, maar dat het een schreeuw om hulp was. Verdachte verklaart dat zij in een soort ruzie met de medewerkers van de RIBW en Dimence
één gaspit heeft losgedraaid en weer dichtgedraaid. Verdachte denkt dat dit drie á vier seconden heeft geduurd. Volgens de verklaringen van verdachte had zij dit niet moeten doen, maar heeft zij zit gedaan omdat zij hulp wilde. Zij heeft zich wel gerealiseerd dat er een explosie kon komen. Verdachte kan zich niet herinneren dat zij heeft gezegd “
dan mag de boel hier ook wel ontploffen”. Verdachte verklaart verder dat zij geen echte kaarsen heeft gebrand, maar kaarsen op batterijen.
De overwegingen en conclusies
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat de verdediging geen verzoek heeft gedaan tot het horen van de medewerkers van de RIBW en Dimence om zo de betrouwbaarheid van de aangiftes te kunnen toetsen. De rechtbank verwerpt daarom de stelling van de verdediging dat zij het ondervragingsrecht niet heeft kunnen uitoefenen. Anders dan de verdediging twijfelt de rechtbank ook niet aan de betrouwbaarheid van de aangiftes die namens deze medewerkers zijn gedaan. Immers, de verklaringen in de aangiftes zijn uitgebreid en voldoende specifiek, concreet en gedetailleerd en komen bovendien in essentie met elkaar overeen. Zo komt uit beide aangiftes naar voren dat de medewerkers van de RIBW en Dimence op 11 januari 2023 op verschillende momenten een gaslucht hebben geroken in de woning van verdachte en ook hebben gezien dat verdachte herhaaldelijk de gaskraan/gaspitten in haar woning heeft opengedraaid. De rechtbank is dan ook van oordeel dat sprake is van wettig en overtuigend bewijs dat verdachte de gaskraan en gaspitten in haar woning heeft opengedraaid, terwijl er kaarsen brandden.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte het opzet – al dan niet in voorwaardelijke zin – heeft gehad op het teweeg brengen van een ontploffing.
Het is een feit van algemene bekendheid dat door het opendraaien van een gaskraan en gaspitten in een woning een explosief gasmengsel kan ontstaan dat door een van buiten komende omstandigheid gemakkelijk kan leiden tot een ontploffing. Dit blijkt ook uit de reactie van de brandspecialist bij de Forensische opsporing dat explosies kunnen ontstaan bij de juiste verhouding van zuurstof, brandbare stof en temperatuur. Verdachte is door de medewerkers van de RIBW en Dimence gewezen op het gevaarzettend karakter van haar handelen, waarop zij reageerde met uitlatingen als “
het interesseert mij allemaal niet”, “
dan mag de boel hier ook wel ontploffen” en “
het huis mag nu wel kapot gaan”. Deze uitlatingen wijzen er duidelijk op dat verdachte zich bewust is geweest van de aanmerkelijke kans dat haar handelen een ontploffing teweeg zou kunnen brengen en dat zij deze kans ook heeft aanvaard. Dit blijkt ook uit haar verklaring dat zij zich wel heeft gerealiseerd dat er een explosie kon komen. Naar het oordeel van de rechtbank staat hiermee in voldoende mate vast dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op het teweeg brengen van een ontploffing.
Er was daarbij sprake van levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de zich in het appartementencomplex bevindende personen. De brandspecialist bij de Forensische opsporing heeft ten aanzien hiervan verklaard dat als het tot een explosie komt deze explosie zo groot is dat de gevel er uit kan vliegen en flinke schade kan ontstaan bij de diverse woningen gelegen in het appartementencomplex. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat in het appartementencomplex veel ouderen wonen die veel thuis zijn, zo blijkt uit een proces-verbaal van bevindingen.
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit.
3.4
De bewezenverklaring
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 20 januari 2023 te Raalte, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door- een speelgoedpistool, zijnde een voorwerp waarvan, gelet op zijn aard en/of de omstandigheden waaronder het werd aangetroffen, redelijkerwijs kan worden aangenomen dat het bestemd was om letsel aan personen toe te brengen en/of te dreigen, te tonen en/of in de richting van die [slachtoffer] te houden en/of- daarbij die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen: "jullie gaan er nog wel achter komen, ik krijg jullie nog wel te pakken.".
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.
Ten aanzien van feit 2
zij op 11 januari 2023 te [locatie], meerdere malen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen in een woning, gelegen in een appartementencomplex aan de [adres], terwijl daarvan
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor zich in dat appartementencomplex bevindende personen en/of de medewerker van Dimence GGZ en/of de medewerker van RIBW, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was
- gaspitten van het gasfornuis heeft opengedraaid en
- de gaskraan heeft opengedraaid en
- meerdere kaarsen heeft aangestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 157 en 285 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 2
het misdrijf:
poging tot opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 238 dagen, met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat, overeenkomstig de adviezen van de deskundigen, de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden en een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z Sr moet worden opgelegd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door de reclassering, en met mogelijk een langere proeftijd en een maatregel als bedoeld in artikel 38z Sr.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. Door aldus te handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Gelet op de aangifte van [slachtoffer] heeft de situatie bij hem gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een poging tot het teweegbrengen van een ontploffing door herhaaldelijk de gaskraan/gaspitten in haar woning op te draaien. Verdachte was boos, omdat zij een hulpvraag had die zij niet beantwoord zag. Door haar handelen heeft verdachte een bijzonder gevaarlijke situatie in het leven geroepen. De gevolgen van een mogelijke ontploffing voor de in het appartementencomplex aanwezige personen zijn ernstig en niet te overzien. De situatie is dankzij het handelen van de medewerkers van de RIBW en Dimence niet verder uit de hand gelopen. De rechtbank rekent het verdachte aan dat zij zich op deze wijze heeft gedragen.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie over verdachte van 31 mei 2023. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
De rechtbank heeft verder gelet op de uitgebrachte Pro Justitia rapportages van D.R. van der Velden, psycholoog, van 9 mei 2023 en dr. T.W.D.P. van Os, psychiater/psychoanalyticus, van 10 mei 2023. De conclusie van deze rapportages luidt, samengevat, dat verdachte een zeer beperkte draagkracht heeft. Bij verdachte is sprake van een matig verstandelijke ontwikkelingsstoornis, een persoonlijkheidsstoornis met borderline en antisociale trekken, trekken van een posttraumatische stress-stoornis en een lichte stoornis in gebruik van alcohol. Geadviseerd wordt om verdachte het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen. Verdachte heeft vanuit haar stoornissen te beperkte coping-mechanismen om haar onvrede op een adequate wijze uit te drukken.
De rechtbank kan zich met deze conclusies verenigen, gelet op de onderbouwing daarvan, en neemt deze over. Dat betekent dat de rechtbank vaststelt dat bij verdachte ten tijde van het plegen van de feiten sprake was van de psychische stoornissen zoals voornoemd en dat deze stoornissen hebben doorgewerkt in het ten laste gelegde. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het bewezen verklaarde in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend. Alles afwegende en met name vanwege de ernst van het feit is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 238 dagen met aftrek in dit geval passend is.
TBS met voorwaarden
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat een behandeling noodzakelijk is.
Beide deskundigen schatten het gevaar voor herhaling in als hoog als verdachte in een situatie verkeert waarin ze wordt overvraagd. Verdachte heeft een beperkt probleembesef en probleeminzicht en kan het zelfstandig leven niet op eigen kracht aan. Een forensische behandeling en intensieve begeleiding is noodzakelijk om de kans op herhaling van het haar tenlastegelegde duurzaam te verlagen. Beide deskundigen adviseren om verdachte, mede gelet op haar behandelverleden, in een forensisch beschermde woonvorm te plaatsen en de behandeling en begeleiding vorm te geven in het kader van een tbs-met voorwaarden. Dit kader geeft verdachte lange tijd om de noodzakelijke begeleiding te blijven aanvaarden. Verdachte heeft aangetoond zich, ondanks haar impulsiviteit, aan voorwaarden te kunnen houden. Een voordeel van een tbs-kader is volgende de deskundigen ook dat bij psychische ontregeling een tijdelijke time-out in een forensische kliniek ingezet kan worden om verdachte weer te stabiliseren.
De reclassering ondersteunt het advies van de deskundigen en heeft op 16 augustus 2023 een maatregelenrapport met concrete voorwaarden opgesteld. Verdachte heeft zich bereid verklaard deze voorwaarden na te leven. Volgens de reclassering kan verdachte per 15 september 2023 worden opgenomen in de forensisch beschermd wonen setting van Transfore in Deventer.
De rechtbank is concluderend van oordeel dat aan verdachte een tbs-maatregel moet worden opgelegd, met daarbij de voorwaarden die de reclassering heeft geformuleerd. De rechtbank overweegt dat aan de voorwaarden voor het opleggen van een tbs-maatregel wordt voldaan. Het door verdachte begane feit, te weten poging tot opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, is een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en bij verdachte was ten tijde van het plegen van de feiten bovendien sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, vastgesteld door een psychiater en een psycholoog. Daarnaast eist de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de oplegging van de maatregel. De rechtbank overweegt verder dat het strafbare gedrag van verdachte handelen oplevert dat is gericht tegen of gevaar oplevert voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De rechtbank is van oordeel dat de op grond van artikel 38 Sr opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar moet zijn, omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zonder de juiste behandeling en begeleiding opnieuw een strafbaar feit zal plegen.
Gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z Sr
De rechtbank ziet in de onderhavige zaak tot slot voldoende aanknopingspunten om naast de tbs-maatregel ook een gedragsbeïnvloedende- en vrijheidsbeperkende maatregel (GVM) op te leggen. De rechtbank leidt uit de stukken van de deskundigen en de reclassering af dat de verwachting is dat een verhoogd recidiverisico ook op langere termijn aanwezig blijft, waardoor ook na afloop van een tbs-kader intensieve en langdurige ondersteuning en monitoring van verdachte noodzakelijk is. Volgens de psychiater biedt het aanvullende kader van de GVM samen met de tbs-maatregel een ruimer forensisch vangnet met betrekking tot resocialisatie en wordt daarmee de kans op het vastlopen van een langdurig begeleidingstraject verminderd. De GVM kan een alternatief bieden als blijkt dat voor het benodigde begeleidingsniveau niet langer een tbs-kader noodzakelijk is. Voor verdachte zou dit kunnen betekenen dat het toezicht in een minder ingrijpend kader zou kunnen worden voortgezet, indien daartoe aanleiding zou bestaan.
Mede gelet op de inschatting van de deskundigen en de reclassering is de rechtbank van oordeel dat het creëren van een mogelijkheid om verdachte, ook na beëindiging van de tbs met voorwaarden, langdurig onder toezicht te stellen noodzakelijk is om het recidiverisico in de toekomst terug te kunnen dringen. De rechtbank constateert daarom dat de oplegging van deze maatregel in het belang van de bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen is en dat daarmee aan de wettelijke voorwaarden voor oplegging van een GVM is voldaan. De rechtbank zal daarom, overeenkomstig de adviezen, aan verdachte een GVM als bedoeld in artikel 38z Sr opleggen.
6.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De politie heeft het plastic speelgoed wapen in beslag genomen. De officier van justitie heeft gevorderd dat dit voorwerp moet worden onttrokken aan verkeer. De rechtbank is, overeenkomstig de vordering van de officier van justitie, van oordeel dat het voorwerp vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer, aangezien met betrekking tot dit voorwerp het onder 1 ten laste gelegde feit is begaan.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 38, 38a en 38z Sr.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, het misdrijf:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 2, het misdrijf:
poging tot opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
238 (tweehonderdachtendertig) dagen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
maatregel
- gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gestelden stelt daarbij de volgende
voorwaarden:
1. veroordeelde maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit;
2. veroordeelde werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder
andere in:
- veroordeelde meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
- veroordeelde laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs
zien. Dit is nodig om de identiteit van veroordeelde vast te stellen;
- veroordeelde houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan
aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om veroordeelde te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
- veroordeelde helpt de reclassering aan een actuele foto waarop haar gezicht herkenbaar is.
Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
- veroordeelde werkt mee aan huisbezoeken;
- veroordeelde geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
- veroordeelde vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
- veroordeelde werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die
contact hebben met veroordeelde, als dat van belang is voor het toezicht.
3. veroordeelde werkt mee aan een time-out bij een nader te bepalen Forensisch
Psychiatrische Kliniek (FPK) of andere instelling, als de reclassering dat nodig vindt en
veroordeelde daarmee instemt. Deze time-out duurt totdat de reclassering of betrokkene
deze beëindigt, maar maximaal 7 weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog
eens maximaal 7 weken, tot maximaal 14 weken per jaar;
4. veroordeelde gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van de reclassering;
5. veroordeelde neemt actief deel aan de gedragsinterventie agressiehantering of een andere
gedragsinterventie die gericht is op agressiebeheersing. De reclassering bepaalt welke
training het precies wordt. Veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van
de trainer/begeleider;
6. veroordeelde neemt actief deel aan de gedragsinterventie praktische vaardigheden.
Veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
7. veroordeelde werkt mee aan een ambulante behandeling bij de forensische polikliniek De
Tender in Deventer of soortgelijke instelling. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels
en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de begeleiding. Het innemen van
medicatie kan onderdeel zijn van de begeleiding. Deze ambulante behandeling duurt
zolang de reclassering dat nodig vindt;
8. veroordeelde verblijft in een instelling voor begeleid of beschermd wonen, te bepalen door
de reclassering. Het verblijf bij Transfore in Deventer start 15 september 2023. Het
verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de
huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor haar
heeft opgesteld. Veroordeelde zal onder begeleiding van DV&O worden vervoerd vanuit
detentie naar Transfore;
9. veroordeelde gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle
gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt
gecontroleerd;
10. veroordeelde gebruikt geen alcohol en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke
controlemiddelen en hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
11. veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald
werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan
het voorkomen van delictgedrag;
12. veroordeelde verhuist niet naar een andere woonbestemming zonder toestemming van de
reclassering.
- beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden
dadelijk uitvoerbaaris;
- legt aan de verdachte op de
maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperkingals bedoeld in artikel 38z Sr;
de in beslag genomen voorwerpen
- verklaart onttrokken aan het verkeer het in beslag genomen voorwerp, te weten het op de beslaglijst genoemde voorwerp 1 STK Wapen.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Peper, voorzitter, mr. G.H. Meijer en mr. D.E. Schaap, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.K. van Haren, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 14 september 2023.
Buiten staat
Mr. S.H. Peper is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2023032498. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Pagina’s 10 en 11
3.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2023032498. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
4.Pagina’s 13 en 14
5.Pagina’s 7 en 8
6.Pagina 22