ECLI:NL:RBOVE:2023:3668

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 september 2023
Publicatiedatum
14 september 2023
Zaaknummer
08.319114.22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor feitelijke aanranding van de eerbaarheid met voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf

Op 14 september 2023 heeft de Rechtbank Overijssel in Zwolle uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van feitelijke aanranding van de eerbaarheid. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het vastgrijpen van de vagina/schaamstreek en het betasten van de billen van het slachtoffer, een jonge vrouw, op 6 november 2022 in een uitgaansgelegenheid in Deventer. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer consistent en voldoende specifiek waren, en dat deze werden ondersteund door camerabeelden en getuigenverklaringen. De verdachte ontkende betrokkenheid, maar de rechtbank achtte het bewijs overtuigend.

De officier van justitie had een taakstraf van tachtig uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken geëist. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was voor het bewezenverklaarde feit. Bij de strafoplegging hield de rechtbank rekening met de ernst van de aanranding en de impact op het slachtoffer. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week en een taakstraf van veertig uren, met een proeftijd van drie jaren. De rechtbank benadrukte dat dergelijk gedrag gevoelens van onveiligheid in de maatschappij teweegbrengt.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.319114.22 (P)
Datum vonnis: 14 september 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1973 in [geboorteplaats], Turkije,
wonende aan de [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 31 augustus 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. T. Feuth en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. M. Sahin, advocaat in Apeldoorn, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte mevrouw [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]) heeft aangerand door haar vagina/schaamstreek vast te grijpen en haar billen te betasten.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 6 november 2022 te Deventer, althans in Nederland, [slachtoffer],
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen,
door (onverhoeds)
- de vagina/schaamstreek van die [slachtoffer] vast te grijpen, althans te betasten en/of
- (in) de billen van die [slachtoffer] (te knijpen), althans te betasten.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw bepleit integrale vrijspraak van het ten laste gelegde. Zij voert daartoe aan dat de aangifte van [slachtoffer] onbetrouwbaar is en onvoldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de behandeling ter terechtzitting en het onderhavige dossier de navolgende feiten en omstandigheden vast. In de voetnoten in het vonnis zal worden verwezen naar de voor de bewezenverklaring redengevende bewijsmiddelen. [1]
[slachtoffer] doet op 6 november 2022 aangifte van een incident in uitgaansgelegenheid [locatie] in Deventer. [slachtoffer] verklaart in haar aangifte dat zij op 6 november 2022 omstreeks 02:00 uur in [locatie] stond toen uit het niets een buitenlandse man van rond de veertig met grijs lang haar in een knotje en naar schatting 1.70 m lang naar haar toekwam. [slachtoffer] verklaart: “
Uit het niets greep de man mij vol in mijn kruis. Nadat de man mij in het kruis had gegrepen, greep de man mij vol in mijn kont. [2] [slachtoffer] legt tijdens het verhoor bij de politie later die dag eenzelfde verklaring af over het signalement van de man en zijn handelingen, namelijk: “
Ik werd op een gegeven moment opeens vol in mijn kruis gegrepen en achter in mijn kont zeg maar. [3]
Verdachte verklaart bij de politie dat hij op 6 november 2022 omstreeks 02:00 uur in [locatie] was, maar ontkent iedere betrokkenheid bij het incident waarvan [slachtoffer] aangifte heeft gedaan. Ter terechtzitting verklaart verdachte dat hij vanwege alcoholgebruik in combinatie met medicijnen geen herinnering heeft aan het incident.
De overwegingen en conclusies
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank verwerpt het door de verdediging gevoerde verweer op het punt van de betrouwbaarheid van de door [slachtoffer] afgelegde verklaringen. De verklaringen van [slachtoffer] zijn consistent en voldoende specifiek en concreet en daarom kan aan de inhoud daarvan voldoende waarde worden gehecht. De verklaringen van [slachtoffer] worden bovendien, anders dan door de verdediging is bepleit, in voldoende mate ondersteund door andere bewijsmiddelen.
In dit verband is allereerst van belang dat de door de politie uitgekeken camerabeelden van [locatie] van 6 november 2022 laten zien dat om 02:08:26 uur vlak achter [slachtoffer] een man staat die volledig aan het signalement van verdachte voldoet. [slachtoffer] staat met haar rug naar deze man toe. Om 02:09:05 uur is te zien dat de rechterhand van de man via de achterzijde tussen de billen van [slachtoffer] gaat. Verder is te zien dat [slachtoffer] direct wegloopt naar haar vrienden die nabij staan. [4]
Daarnaast heeft de politie [getuige], een vriendin van verdachte die zich op 6 november 2022 ook in [locatie] bevond, als getuige gehoord. [getuige] verklaart: “
Omstreeks 02.00 uur zag ik een man die erg dicht bij [slachtoffer][rechtbank: [slachtoffer]]
stond. (…) Ik zag dat hij (…) zijn arm strekte en deze via de achterzijde tussen [slachtoffer] benen stak. Ik zag dat hij met zijn hand volledig tussen de benen van [slachtoffer] zat en zag dat hij met zijn hand de schaamstreek van [slachtoffer] betastte. [5]
De rechtbank is van oordeel dat gelet op het voorgaande sprake is van wettig en overtuigend bewijs dat verdachte de vagina/schaamstreek van [slachtoffer] heeft vastgegrepen en de billen van [slachtoffer] heeft betast. Naar het oordeel van de rechtbank moeten de handelingen van verdachte worden gekwalificeerd als ontuchtige handelingen in de zin van artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). De gedragingen van verdachte, waarbij verschillende intieme lichaamsdelen van [slachtoffer] zijn aangeraakt, zijn naar hun uiterlijke verschijningsvorm seksueel van aard en in strijd met de geldende sociaal-ethische norm. Verdachte heeft [slachtoffer] door het onverhoedse karakter van zijn aanrakingen gedwongen deze handelingen te dulden. De stelling van de verdediging dat de handelingen met instemming van [slachtoffer] hebben plaatsgevonden wordt als onaannemelijk terzijde geschoven nu deze stelling op geen enkele wijze door de stukken in het dossier wordt ondersteund.
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 6 november 2022 te Deventer [slachtoffer], door een feitelijkheid heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, door onverhoeds
- de vagina/schaamstreek van die [slachtoffer] vast te grijpen en
- de billen van die [slachtoffer] te betasten.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij verdachte daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van tachtig uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken met een proeftijd van drie jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid door tijdens het uitgaan in een nachtclub onverhoeds de vagina/schaamstreek van een jonge vrouw vast te grijpen en haar billen te betasten. Het slachtoffer hoefde op dergelijk handelen niet bedacht te zijn en verdachte heeft door zijn handelen het gevoel van veiligheid en vertrouwen van zijn slachtoffer beschaamd. Uit het verhoor van [slachtoffer] maakt de rechtbank op dat zij emotionele hinder heeft ondervonden van de gedragingen van verdachte en zich hierdoor kwetsbaar voelde. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij de gevoelens van het slachtoffer ondergeschikt heeft gemaakt aan zijn eigen lustgevoelens. Feiten als aanranding in uitgaansgelegenheden brengen bovendien ook gevoelens van onrust en onveiligheid teweeg bij de maatschappij in het algemeen.
De rechtbank heeft acht geslagen op de justitiële documentatie van verdachte van 18 juli 2023. Verdachte heeft een blanco strafblad.
Alles afwegende wordt een taakstraf voor de duur van veertig uren, met aftrek van de duur van het voorarrest, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een week passend en geboden geacht. Aan het voorwaardelijk strafdeel wordt een proeftijd verbonden van drie jaren.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, en 22d Sr.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (een ) week;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
40 (veertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
20 (twintig) dagen;
- beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste zestig dagen doorgebracht in verzekering of voorlopige hechtenis, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Meijer, voorzitter, mr. M.B. Werkhoven en
mr. D.E. Schaap, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.K. van Haren, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 14 september 2023.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022515854. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Pagina 1
3.Pagina 4
4.Pagina 22
5.Pagina 11