ECLI:NL:RBOVE:2023:3619

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
8 september 2023
Publicatiedatum
8 september 2023
Zaaknummer
71.262098.22
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in strafzaak

Op 8 september 2023 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, uitspraak gedaan in een strafzaak betreffende de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De vordering was ingediend door de officier van justitie, die een bedrag van € 42.675,-- wilde laten vaststellen als wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde, die eerder was veroordeeld voor oplichting en witwassen. De rechtbank heeft de vordering behandeld op een openbare terechtzitting op 21 augustus 2023, waar de veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M. van der Steeg, aanwezig was. De officier van justitie, mr. drs. M.R.A. IJzendoorn, heeft zijn vordering gehandhaafd, maar de raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd, behalve om een aanvullende toelichting te vragen op de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting door zich voor te doen als politieambtenaar en gegevens te verkrijgen van medewerkers van het RTIC. Echter, de rechtbank oordeelt dat er onvoldoende directe en concrete aanwijzingen zijn dat de veroordeelde daadwerkelijk wederrechtelijk voordeel heeft genoten uit deze handelingen. De rechtbank verwijst naar jurisprudentie van de Hoge Raad, waarin wordt gesteld dat het voorwerp van witwassen op zichzelf geen wederrechtelijk verkregen voordeel vormt, tenzij er sprake is van een vermogensvermeerdering door het verrichten van witwasgedragingen. Aangezien er geen bewijs is dat de veroordeelde voordeel heeft genoten, heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie afgewezen.

De beslissing van de rechtbank is openbaar uitgesproken op 8 september 2023, en de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 71.262098.22
Datum vonnis: 8 september 2023
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende op de vordering op grond van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (Sr) van de officier van justitie ten aanzien van de veroordeelde:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1990 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie vordert dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e Sr wordt geschat en de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel tot een bedrag van € 42.675,--.

2.De procedure

De vordering is behandeld op de openbare terechtzitting van 21 augustus 2023. De veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M. van der Steeg, advocaat in Deventer, is op die terechtzitting verschenen en op de vordering gehoord.
Op de terechtzitting van 21 augustus 2023 heeft de officier van justitie
mr. drs. M.R.A. IJzendoorn zijn vordering gehandhaafd.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting een aanvullende toelichting van de officier van justitie op de berekening gevraagd en gekregen en voor het overige geen verweer gevoerd.

3.De beoordeling van de vordering

3.1
Veroordeling
De veroordeelde is bij vonnis van deze rechtbank van 8 september 2023 veroordeeld, voor zover van belang, voor het strafbare feit
‘oplichting, meermalen gepleegd’.
3.2
De beoordeling van de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De rechtbank stelt op basis van het dossier vast dat de veroordeelde zich in de ten laste gelegde periode schuldig heeft gemaakt aan oplichting, door meermalen te bellen met het RTIC en zich in die gesprekken telkens voor te doen als politieambtenaar [slachtoffer 1] of [slachtoffer 2] , het bij die [slachtoffer 1] of [slachtoffer 2] behorende dienstnummer te noemen en te spreken in politiejargon. De medewerk(st)ers van het RTIC meenden hierdoor dat zij met een politieambtenaar in actieve dienst spraken. Zij verstrekten daarom de gegevens waarnaar werd gevraagd. Uit het dossier volgt ook dat de gegevens die de veroordeelde verkreeg vervolgens bij derden terecht zijn gekomen. Hoewel het niet denkbeeldig is dat die derden de veroordeelde daarvoor - al dan niet rechtstreeks - hebben betaald, is de rechtbank van oordeel dat het dossier hiervoor onvoldoende directe en concrete aanwijzingen bevat. Het dossier bevat evenmin directe en concrete aanwijzingen omtrent de omvang van het bedrag dat de veroordeelde dan zou hebben ontvangen.
De rechtbank oordeelt daarom, op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting, dat er niet voldoende directe en concrete aanwijzingen bestaan dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel uit het bewezen verklaarde feit of andere strafbare feiten heeft genoten. Dat de veroordeelde bij hiervoor genoemd vonnis van 8 september 2023 ook is veroordeeld voor witwassen, maakt dat niet anders. Uit jurisprudentie van de Hoge Raad (zie bijvoorbeeld ECLI:NL:HR:2021:1077) volgt dat het voorwerp van witwassen (in dit geval een contant geldbedrag van € 25.100,--) op zichzelf nog geen wederrechtelijk verkregen voordeel vormt. Dat voorwerp is immers al uit misdrijf afkomstig – en vormt dus de opbrengst van dat misdrijf – maar is niet verkregen door middel van het verrichten van witwasgedragingen. Dat sluit niet uit dat het verrichten van witwasgedragingen op een andere wijze wederrechtelijk voordeel oplevert voor de veroordeelde. Daarvan kan sprake zijn als bij de veroordeelde als gevolg van het verrichten van witwasgedragingen een vermogensvermeerdering optreedt, bijvoorbeeld in de vorm van een beloning of een positief rendement. Hiervan is evenwel niet gebleken. De vordering van de officier van justitie zal dan ook worden afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijst de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Melaard, voorzitter, mr. M.J.A.L. Beljaars en
mr. P.A.M. Miltenburg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J. Seuters, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 8 september 2023.
Buiten staat
Mr. Beljaars is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.