ECLI:NL:RBOVE:2023:3577

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 februari 2023
Publicatiedatum
6 september 2023
Zaaknummer
C/08/286038 / ES RK 22-4876
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en eenhoofdig gezag over minderjarige kinderen na beëindiging gezamenlijk gezag

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 24 februari 2023 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, die samen vijf minderjarige kinderen hebben. De rechtbank heeft de echtscheiding uitgesproken en het gezamenlijk gezag van de ouders beëindigd. De vrouw is belast met het eenhoofdig gezag over de kinderen, terwijl de vader geen verweer heeft gevoerd tegen de verzoeken van de vrouw. De rechtbank heeft ook het huurrecht van de echtelijke woning aan de vrouw toegewezen. De vrouw en de man zijn gehuwd op [datum 1] te [plaats]. De vrouw heeft de Eritrese nationaliteit, terwijl de man de Nederlandse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijk rechtsgeldig is en dat de vrouw, ondanks dat zij op het moment van huwelijkssluiting nog geen achttien jaar oud was, nu wel de vereiste leeftijd heeft bereikt voor erkenning van het huwelijk in Nederland. De rechtbank heeft verder overwogen dat de vrouw geen afschrift van de geboorteaktes van de kinderen heeft overgelegd, maar dat dit niet tot niet-ontvankelijkheid leidt, omdat de rechtbank voldoende bewijs heeft dat de kinderen uit het huwelijk zijn geboren. De rechtbank heeft de verzoeken van de vrouw toegewezen, waarbij het belang van de kinderen voorop staat. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad, behoudens voor zover het de echtscheiding betreft.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

locatie Zwolle
team familie- en jeugdrecht
zaaknummer: C/08/286038 / ES RK 22-4876
beschikking van 24 februari 2023
inzake
[verzoekster],
verder te noemen: de vrouw of de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,
verzoekster,
advocaat: mr. H. Hulshof,
en
[belanghebbende],
verder te noemen: de man of de vader,
wonende te [woonplaats 2] ,
belanghebbende,
advocaat: mr. S.M. Carabain-Klomp.

1.Het procesverloop

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- het verzoekschrift, met bijlagen, binnengekomen op 20 september 2022;
- het exploot van de betekening van 26 september 2022;
- de op 16 november 2022 binnengekomen referteverklaring van de man;
- de op 24 januari 2023 binnengekomen brief van mr. Carabin-Klomp;
- de op 26 januari 2023 binnengekomen brieven, met bijlagen, van mr. Hulshof;
- de op 2 februari 2023 binnengekomen brief van mr. Carabin-Klomp.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 13 februari 2022 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de vrouw (via Teams), bijgestaan door haar advocaat,
- de man, bijgestaan door zijn advocaat,
- [naam] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de raad),
- [tolk] , de tolk voor de man,
- [tolk] , de tolk voor de vrouw.

2.De feiten

2.1.
De vrouw stelt dat zij op [datum 1] te [plaats] met de man is gehuwd.
2.2.
De man heeft de Nederlandse nationaliteit. De vrouw heeft de Eritrese nationaliteit.
2.3.
De man en de vrouw zijn ouders van de navolgende minderjarige kinderen:
[minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] ,
[minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedatum 2] ,
[minderjarige 3], geboren te [geboorteplaats 3] op [geboortedatum 3] ,
[minderjarige 4], geboren te [geboorteplaats 4] op [geboortedatum 4] ,
[minderjarige 5], geboren te [geboorteplaats 5] op [geboortedatum 5] .
2.4.
Tussen partijen gelden de volgende voorlopige voorzieningen, die door deze rechtbank zijn bepaald bij beschikking van 10 oktober 2022:
‘’ De rechtbank:
5.1.
vertrouwt de minderjarigen:
[zoon] ,geboren te [geboorteplaats 6] op [geboortedatum 6] ;
[minderjarige 1] ,geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] ;
[minderjarige 2] ,geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedatum 2] ;
[minderjarige 3] ,geboren te [geboorteplaats 3] op [geboortedatum 3] ;
[minderjarige 4] ,geboren te [geboorteplaats 4] op [geboortedatum 4] ;
[minderjarige 5] ,geboren te [geboorteplaats 5] op [geboortedatum 5] .
toe aan de vrouw;
5.2.
bepaalt dat de vrouw met ingang van heden bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning aan de [adres] met bevel aan de man die woning te verlaten en deze niet verder te betreden zonder toestemming van de vrouw;’’

3.Het verzoek

3.1.
De vrouw verzoekt de rechtbank bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
tussen de man en de vrouw de echtscheiding uit te spreken;
de woonplaats c.q. de hoofdverblijfplaats van de minderjarige kinderen van de ouders bij de moeder vast te stellen;
de moeder te belasten met het eenhoofdig ouderlijk gezag over de minderjarige kinderen van de ouders;
het huurrecht van de woning aan het adres [adres] aan de vrouw toe te wijzen.

4.De referteverklaring

4.1.
De man heeft een referteverklaring ondertekend waaruit volgt dat hij zich niet verzet tegen de verzoeken van de vrouw en geen verweer wenst te voeren.

5.De beoordeling

De echtscheiding
De bevoegdheid van de rechtbank
5.1.
De rechtbank is bevoegd op grond van het bepaalde in artikel 3 onder a van de Verordening (EU) 2019/1111 betreffende de bevoegdheid, de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en betreffende internationale kinderontvoering (Brussel II-ter).
5.2.
Op grond van artikel 262 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle relatief bevoegd om kennis te nemen van dit verzoek.
De ontvankelijkheid met betrekking tot de huwelijksakte
5.3.
Bij de stukken ontbreekt een origineel afschrift of uittreksel van de huwelijksakte, als
voorgeschreven in artikel 815 lid 5, aanhef en onder a. Rv. Op grond van artikel 815 lid 6 Rv kan worden volstaan met overlegging van andere stukken of kan op andere wijze daarin worden voorzien. Ten bewijze van het huwelijk heeft de vrouw een verklaring onder ede, opgemaakt in de gemeente Noordenveld, overgelegd. De rechtbank is van oordeel dat uit de overgelegde stukken genoegzaam blijkt dat de man en de vrouw op [datum 1] te [plaats] met elkaar zijn gehuwd.
De ontvankelijkheid met betrekking tot de rechtsgeldigheid en erkenning van het huwelijk
5.4.
De rechtbank dient eerst te beoordelen of sprake is van een rechtsgeldig huwelijk voordat aan het verzoek tot echtscheiding kan worden toegekomen. Artikel 10:31 lid 1 BW bepaalt dat een buiten Nederland gesloten huwelijk dat ingevolge het recht van de staat waar de huwelijksvoltrekking plaatsvond rechtsgeldig is of nadien rechtsgeldig is geworden, als zodanig wordt erkend. Aan de hand van de stukken en de onderbouwing van de vrouw komt de rechtbank tot het oordeel dat het huwelijk tussen de man en de vrouw rechtsgeldig tot stand is gekomen.
5.5.
Vervolgens dient de rechtbank te beoordelen of het huwelijk in Nederland kan worden erkend. Op grond van artikel 10:32 onder c BW wordt, ongeacht artikel 10:31 BW, aan een buiten Nederland gesloten huwelijk erkenning onthouden, indien deze erkenning kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde en in ieder geval indien één der echtgenoten op het tijdstip van het huwelijk niet de leeftijd van achttien jaar had bereikt, tenzij de echtgenoten op het moment dat de erkenning van het huwelijk gevraagd wordt beiden de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt.
5.6.
De rechtbank constateert dat de vrouw ten tijde van de huwelijkssluiting niet de leeftijd van achttien jaar had bereikt. Zij was op dat moment vijftien jaar. De vrouw had op het moment van de erkenning van het huwelijk wel de leeftijd van achttien jaar bereikt, zodat het huwelijk niet onverenigbaar is met de Nederlandse openbare orde. Het huwelijk tussen de man en de vrouw wordt dus in Nederland erkend.
De ontvankelijkheid met betrekking tot de geboorteaktes
5.7.
De rechtbank stelt vast dat er door de vrouw geen afschrift of uittreksel van de akte van geboorte van ieder minderjarig kind van de echtgenoten, behalve die van [minderjarige 5] , is overgelegd overeenkomstig artikel 815, lid 5 van het Rv. Nu dit in de wet geformuleerd is als een processuele eis bij een verzoek tot echtscheiding heeft de rechtbank de bevoegdheid het verzoek niet-ontvankelijk te verklaren, tenzij er redenen zijn om aan te nemen dat de geboorteaktes redelijkerwijs niet kunnen worden overgelegd (artikel 815, lid 6 Rv).
5.8.
De rechtbank acht het aannemelijk dat de vrouw geen afschrift of uittreksel van de geboorteakte van de kinderen kan overleggen, zodat zij kan volstaan met overlegging van andere stukken. De rechtbank beschikt over uittreksels van de vrouw, de man en de kinderen uit de Basisregistratie Personen. De rechtbank gaat er gelet op de stukken vanuit dat de minderjarige kinderen uit dit huwelijk zijn geboren, zodat de rechtbank van de in de BRP opgenomen persoonsgegevens van voornoemde minderjarigen uitgaat.
De ontvankelijkheid met betrekking tot het ouderschapsplan
5.9.
Hoewel de rechtbank gebleken is dat het verzoekschrift niet het vereiste ouderschapsplan bevat, is uit de stukken en hetgeen ter zitting is besproken voldoende gebleken dat de ouders op zodanig gespannen voet met elkaar leven en daardoor niet met elkaar kunnen communiceren over hun minderjarige kinderen dat van hen redelijkerwijs niet verwacht kan worden dat zij alsnog een ouderschapsplan overleggen. De rechtbank zal gelet hierop beslissingen nemen over de verzochte nevenvoorzieningen die het meest in het belang van de minderjarige worden geacht en daarmee derhalve, bij gebreke van een ouderschapsplan, conform artikel 815 lid 6 Rv in een ouderschapsregeling voorzien.
Gelet op het bovenstaande zal de rechtbank de vrouw ontvangen in haar verzoek.
De beoordeling van de echtscheiding
5.10.
Op grond van artikel 10:56 lid 1 BW is Nederlands recht op het verzoek tot echtscheiding van toepassing.
5.11.
Nu de vrouw stelt en de man niet betwist dat het huwelijk van partijen duurzaam is ontwricht, staat deze duurzame ontwrichting in rechte vast. Het verzoek tot echtscheiding zal daarom worden toegewezen.
Het huurrecht
De internationale bevoegdheid en het toepasselijk recht
5.12.
De rechtbank is op grond van het bepaalde in artikel 4 lid 3 onder a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bevoegd om kennis te nemen van het verzoek met betrekking tot de echtelijke woning die in Nederland is gelegen.
5.13.
Op het verzoek tot het huurrecht van de echtelijke woning is Nederlands recht van toepassing, nu deze woning in Nederland is gelegen.
De inhoudelijke beoordeling
5.14.
De man voert geen verweer tegen het verzoek van de vrouw omtrent het huurrecht van de echtelijke woning. De rechtbank zal daarom overeenkomstig het verzoek van de vrouw beslissen.
Het gezag
De internationale bevoegdheid
5.15.
De rechtbank is bevoegd op grond van het bepaalde in artikel 7 Brussel II-ter.
Vooraf
5.16.
De rechtbank overweegt dat de moeder geen belang meer heeft bij haar verzoek met betrekking tot [zoon] , omdat hij op [datum 2] achttien jaar is geworden. De rechtbank zal daarom alleen ingaan op het gezag met betrekking tot [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] , [minderjarige 4] en [minderjarige 5] .
De gezagsverhouding
5.17.
De ouders zijn op [datum 1] in [plaats] gehuwd. [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] zijn in [plaats] geboren. [minderjarige 5] is in [geboorteplaats 5] geboren. De eerste vraag die door de rechtbank daarom beantwoord dient te worden, is of en naar welk recht er ten tijde van de geboortes van de kinderen van rechtswege een gezagsverhouding is ontstaan tussen de ouders en de kinderen.
5.18.
De rechtbank stelt vast dat het Verdrag inzake de bevoegdheid, het toepasselijk recht, de erkenning, de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen, Trb. 1997, 299 (hierna: HKBV 1996) ten tijde van de geboorte van
[minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3]nog niet in werking was getreden (1 mei 2011). Bij de beantwoording van de eerste vraag, is het destijds geldende verdrag van toepassing, te weten: het Verdrag betreffende de bevoegdheid der autoriteiten en de toepasselijke wet inzake de bescherming van minderjarigen, Trb. 1968, 101 (hierna: HKBV 1961). Artikel 13 lid 1 van het HKBV 1961 bepaalt dat het verdrag van toepassing is op alle kinderen die hun gewone verblijfplaats hebben in een lidstaat. Nu [plaats] , de staat waar [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] zijn geboren en zij ten tijde van hun geboorte hier hun gewone verblijfplaats hadden, geen verdragsluitende staat is van het HKBV 1961, is het HKBV 1961 niet van toepassing. Dit betekent dat teruggevallen moet worden op de regels van het commune Nederlandse conflictenrecht inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, zoals neergelegd in artikel 10:113 BW. Deze bepaling verwijst weer naar het HKBV 1996 (sub a). Dit betekent dat aan de hand van HKBV 1996 beoordeeld moet worden welk recht van toepassing is. Artikel 16 HKBV 1996 bepaalt dat het van rechtswege ontstaan of tenietgaan van ouderlijke verantwoordelijkheid wordt beheerst door het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van het kind. [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] woonde ten tijde van hun geboorte in [plaats] . Dit betekent dat naar Eritrees recht moet worden beoordeeld welke gezagsverhouding tussen de ouders en [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] bestaat.
5.19.
[minderjarige 4]is op [geboortedatum 4] geboren en
[minderjarige 5]op [geboortedatum 5] . Dit betekent dat het HKBV 1996 van toepassing is om te beoordelen welk recht van toepassing is. Artikel 16 HKBV 1996 bepaalt dat het van rechtswege ontstaan of tenietgaan van ouderlijke verantwoordelijkheid wordt beheerst door het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van het kind. [minderjarige 4] woonde ten tijde van zijn geboorte in [geboorteplaats 4] , zodat naar Eritrees recht moet worden beoordeeld welke gezagsverhoudingen bestaat tussen de ouders en [minderjarige 4] . [minderjarige 5] woonde ten tijde van zijn geboorte in Nederland, zodat naar Nederlands recht moet worden beoordeeld welke gezagsverhoudingen bestaat tussen de ouders en [minderjarige 5] . Artikel 20 HKBV 1996 bepaalt dat, ondanks dat Eritrea geen verdragsluitende staat is van het verdrag, de regels van het HKBV van toepassing zijn, ongeacht of het aangewezen recht het recht van een lidstaat is of van een ander land.
5.20.
Met betrekking tot
[minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4], is Eritrees recht van toepassing en overweegt de rechtbank als volgt. Eritrea kent op dit moment twee Burgerlijke Wetboeken, te weten het Eritrees Overgangs Burgerlijk Wetboek, de
Transitional Civil Code,uit 1991 (hierna: TCCE) en een nieuw Burgerlijk Wetboek, de
Civil Code, uit 2015 (hierna: Civil Code). Het is onduidelijk of de Civil Code inmiddels van kracht is geworden en de TCCE heeft vervangen, aangezien beide wetboeken tot op heden naast elkaar worden gebruikt. De rechtbank zal daarom de gezagssituatie naar beide wetboeken beoordelen. Uit zowel artikel 204 TCCE als uit artikel 188 Civil Code volgt dat de ouders gedurende het huwelijk gezamenlijk gezag hebben. De rechtbank komt daarom tot de conclusie dat de ouders over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] gezamenlijk gezag hebben.
5.21.
Artikel 16 lid 3 HKBV 1996 bepaalt voorts dat het op grond van het recht van de Staat van de gewone verblijfplaats van het kind bestaande ouderlijke verantwoordelijkheid blijft bestaan na verplaatsing van die gewone verblijfplaats naar een andere Staat. Dit betekent dat de ouders ook nadat zij zich met de kinderen hebben gevestigd in Nederland, nog altijd zijn belast met het gezamenlijk gezag.
5.22.
Met betrekking tot
[minderjarige 5]is Nederlands recht van toepassing en overweegt de rechtbank als volgt. Artikel 1:251 lid 1 BW bepaalt dat de ouders gedurende het huwelijk gezamenlijk gezag uitoefenen. Nu [minderjarige 5] is geboren uit het huwelijk van de ouders, hebben de vader en de moeder gezamenlijk gezag.
Het toepasselijk recht
5.23.
Op grond van artikel 15 lid 1 HKBV 1996 is het Nederlands recht van toepassing op het verzoek.
Het advies van de raad
5.24.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling geadviseerd om het verzoek van de moeder toe te wijzen.
De inhoudelijke beoordeling
5.25.
De vader voert geen verweer tegen het verzoek van de moeder om haar te belasten met het eenhoofdig gezag.
5.26.
De rechtbank overweegt dat het gelet op de situatie die is ontstaan in het belang van de kinderen is dat de moeder het eenhoofdig gezag zal uitoefenen. Het verzoek van de moeder wordt daarom toegewezen.
5.27.
Op dit moment is er geen contact tussen de vader en de kinderen. Er is hulpverlening betrokken bij de moeder en de kinderen. De rechtbank heeft er vertrouwen in dat, zodra dit weer mogelijk is en in het belang van de kinderen is, het contact tussen de vader en de kinderen met behulp van de betrokken hulpverlening weer tot stand wordt gebracht.
De hoofdverblijfplaats
5.28.
De moeder heeft dit verzoek, voor zover zij belast zou worden met het eenhoofdig gezag, ingetrokken. Nu de rechtbank het verzoek van de moeder tot eenhoofdig gezag heeft toegewezen, wordt het verzoek met betrekking tot de hoofdverblijfplaats als ingetrokken beschouwd.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
spreekt uit de echtscheiding tussen partijen, op [datum 1] te [plaats] gehuwd;
6.2.
beëindigt het gezamenlijk gezag van de ouders en belast de moeder met ingang van heden met het eenhoofdig gezag over de navolgende minderjarige kinderen:
[minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] ,
[minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedatum 2] ,
[minderjarige 3], geboren te [geboorteplaats 3] op [geboortedatum 3] ,
[minderjarige 4], geboren te [geboorteplaats 4] op [geboortedatum 4] ,
[minderjarige 5], geboren te [geboorteplaats 5] op [geboortedatum 5] .
6.3.
bepaalt dat de vrouw met ingang van de datum van inschrijving van de beschikking tot echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand de huurder zal zijn van de woning aan
[adres];
6.4.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad, behoudens voor zover het de echtscheiding betreft.
Deze beschikking is gegeven door mr. K. van Leeuwen en in het openbaar uitgesproken op
24 februari 2023 in tegenwoordigheid van K.J. de Jong, griffier.
Een afschrift van deze beschikking wordt gezonden aan de raad voor de kinderbescherming en de in deze beschikking vermelde gegevens worden door de raad opgenomen in zijn registratie.
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden:
door de verzoeker en door de in de procedure verschenen belanghebbenden: binnen drie maanden, te rekenen van de dag van de uitspraak;
door de echtgenoot die in eerste aanleg niet is verschenen: binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking aan hem in persoon dan wel binnen drie maanden nadat zij op andere wijze is betekend en openlijk bekend is gemaakt;
door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.