Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.Het verzoek
4.De referteverklaring
5.De beoordeling
[minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3]nog niet in werking was getreden (1 mei 2011). Bij de beantwoording van de eerste vraag, is het destijds geldende verdrag van toepassing, te weten: het Verdrag betreffende de bevoegdheid der autoriteiten en de toepasselijke wet inzake de bescherming van minderjarigen, Trb. 1968, 101 (hierna: HKBV 1961). Artikel 13 lid 1 van het HKBV 1961 bepaalt dat het verdrag van toepassing is op alle kinderen die hun gewone verblijfplaats hebben in een lidstaat. Nu [plaats] , de staat waar [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] zijn geboren en zij ten tijde van hun geboorte hier hun gewone verblijfplaats hadden, geen verdragsluitende staat is van het HKBV 1961, is het HKBV 1961 niet van toepassing. Dit betekent dat teruggevallen moet worden op de regels van het commune Nederlandse conflictenrecht inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, zoals neergelegd in artikel 10:113 BW. Deze bepaling verwijst weer naar het HKBV 1996 (sub a). Dit betekent dat aan de hand van HKBV 1996 beoordeeld moet worden welk recht van toepassing is. Artikel 16 HKBV 1996 bepaalt dat het van rechtswege ontstaan of tenietgaan van ouderlijke verantwoordelijkheid wordt beheerst door het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van het kind. [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] woonde ten tijde van hun geboorte in [plaats] . Dit betekent dat naar Eritrees recht moet worden beoordeeld welke gezagsverhouding tussen de ouders en [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] bestaat.
[minderjarige 5]op [geboortedatum 5] . Dit betekent dat het HKBV 1996 van toepassing is om te beoordelen welk recht van toepassing is. Artikel 16 HKBV 1996 bepaalt dat het van rechtswege ontstaan of tenietgaan van ouderlijke verantwoordelijkheid wordt beheerst door het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van het kind. [minderjarige 4] woonde ten tijde van zijn geboorte in [geboorteplaats 4] , zodat naar Eritrees recht moet worden beoordeeld welke gezagsverhoudingen bestaat tussen de ouders en [minderjarige 4] . [minderjarige 5] woonde ten tijde van zijn geboorte in Nederland, zodat naar Nederlands recht moet worden beoordeeld welke gezagsverhoudingen bestaat tussen de ouders en [minderjarige 5] . Artikel 20 HKBV 1996 bepaalt dat, ondanks dat Eritrea geen verdragsluitende staat is van het verdrag, de regels van het HKBV van toepassing zijn, ongeacht of het aangewezen recht het recht van een lidstaat is of van een ander land.
[minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4], is Eritrees recht van toepassing en overweegt de rechtbank als volgt. Eritrea kent op dit moment twee Burgerlijke Wetboeken, te weten het Eritrees Overgangs Burgerlijk Wetboek, de
Transitional Civil Code,uit 1991 (hierna: TCCE) en een nieuw Burgerlijk Wetboek, de
Civil Code, uit 2015 (hierna: Civil Code). Het is onduidelijk of de Civil Code inmiddels van kracht is geworden en de TCCE heeft vervangen, aangezien beide wetboeken tot op heden naast elkaar worden gebruikt. De rechtbank zal daarom de gezagssituatie naar beide wetboeken beoordelen. Uit zowel artikel 204 TCCE als uit artikel 188 Civil Code volgt dat de ouders gedurende het huwelijk gezamenlijk gezag hebben. De rechtbank komt daarom tot de conclusie dat de ouders over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] gezamenlijk gezag hebben.
[minderjarige 5]is Nederlands recht van toepassing en overweegt de rechtbank als volgt. Artikel 1:251 lid 1 BW bepaalt dat de ouders gedurende het huwelijk gezamenlijk gezag uitoefenen. Nu [minderjarige 5] is geboren uit het huwelijk van de ouders, hebben de vader en de moeder gezamenlijk gezag.
6.De beslissing
[adres];