ECLI:NL:RBOVE:2023:3576

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 februari 2023
Publicatiedatum
6 september 2023
Zaaknummer
C/08/285754 / ES RK 22-4741
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gezamenlijk gezag en echtscheiding van Syrische ouders met minderjarige kinderen

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 13 februari 2023 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een Syrisch echtpaar, de vrouw en de man, die op 16 juli 2009 in Idlib, Syrië, zijn gehuwd. De vrouw verzocht de rechtbank om de echtscheiding uit te spreken en om haar het eenhoofdig gezag over de minderjarige kinderen toe te kennen, terwijl de man verzocht om de echtscheiding uit te spreken en het verzoek van de vrouw af te wijzen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk gezag hebben over de kinderen, [kind 1] en [kind 2], geboren in Syrië, en dat dit gezag in stand blijft na hun verhuizing naar Nederland. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de man een bijdrage van € 50,- per maand moet betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen. De rechtbank heeft de ouders aangemoedigd om deel te nemen aan een hulpverleningstraject om de communicatie en zorgregeling te verbeteren. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad, behoudens voor de echtscheiding zelf. De rechtbank heeft de verdere beslissing over de zorg- en contactregeling aangehouden, in afwachting van de voortgang van het hulpverleningstraject.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

locatie Zwolle
team familie- en jeugdrecht
zaaknummer: C/08/285754 / ES RK 22-4741
beschikking van 13 februari 2023
inzake
[de vrouw],
verder te noemen: de vrouw,
wonende te [woonplaats 1],
verzoekster,
advocaat: mr. M. van der Burg,
en
[de man],
verder te noemen: de man,
wonende te [woonplaats 2],
belanghebbende,
advocaat: mr. H.M.A. Breuls (voorheen: mr. H. Tadema).

1.Het procesverloop

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- het verzoekschrift, met bijlagen, binnengekomen op 09 september 2022;
- het exploot van de betekening van 22 september 2022, binnengekomen op
27 september 2022;
- de op 5 oktober 2022 binnengekomen brief, met bijlagen, van mr. Van der Burg;
- het verweerschrift, tevens houdende zelfstandig verzoek, met bijlagen, binnengekomen op 3 november 2022;
- het verweerschrift op het zelfstandig verzoek, binnengekomen op 18 november 2022;
- de op 19 januari 2023 binnengekomen brief, met bijlagen, van mr. Van der Burg.
1.2.
De rechtbank heeft op 25 januari 2023 met na te noemen minderjarige [kind 1] gesproken.
1.3.
De mondelinge behandeling heeft op 3 februari 2023 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat,
- de man, bijgestaan door mr. M.H. van der Linden in plaats van mr. Breuls,
- I. Reiz, namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de raad),
- K. Mechitarian, de tolk voor de vrouw en de man,
- mr. H. Tadema, als informant.

2.De feiten

2.1.
De man en de vrouw stellen dat zij op 16 juli 2009 te Idlib (Syrië) met elkaar zijn gehuwd.
2.2.
De man en de vrouw hebben de Syrische nationaliteit.
2.3.
De man en de vrouw zijn ouders van de navolgende minderjarige kinderen:
[kind 1], geboren te [geboorteplaats 1] (Syrië) op [geboortedatum 1] 2010,
[kind 2], geboren te [geboorteplaats 2] (Syrië) op [geboortedatum 2] 2011.

3.Het verzoek

3.1.
De vrouw verzoekt de rechtbank bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
tussen de man en de vrouw de echtscheiding uit te spreken;
te bepalen dat de moeder wordt belast met het eenhoofdig gezag over [kind 1] en [kind 2], zodanig dat het gezag van de vader over [kind 1] en [kind 2] wordt beëindigd;
te bepalen dat de vader maandelijks € 50,- aan de moeder dient te voldoen als bijdrage in de kosten van de verzorging en opvoeding van [kind 1] en [kind 2].

4.Het verweer, tevens houdende zelfstandig verzoek

4.1.
De man verzoekt de rechtbank:
I. de echtscheiding uit te spreken;
II. het verzoek van de moeder om belast te worden met het eenhoofdig gezag af te wijzen;
III. het verzoek tot vaststelling van de kinderalimentatie af te wijzen;
IV. een zorg- en contactregeling te treffen tussen de vader en de kinderen van zaterdag 09:00 uur tot zondag 19:00 uur.
4.2.
De man verzoekt voor de duur van de procedure een zorg- en contactregeling vast te stellen, inhoudende dat de vader en de kinderen één dag per week omgang met de kinderen hebben met een uitbreiding tot twee dagen per week op het moment dat de vader geschikte huisvesting heeft.

5.Het verweer op het zelfstandig verzoek

5.1.
De vrouw verzoekt de rechtbank om het verzoek van de vader af te wijzen.

6.De beoordeling

De bevoegdheid van de rechtbank
6.1.
De rechtbank is bevoegd op grond van het bepaalde in artikel 3 onder a van de Verordening (EU) 2019/1111 betreffende de bevoegdheid, de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en betreffende internationale kinderontvoering (hierna: Brussel II-ter).
De voorlopige voorziening
6.2.
De vader heeft als voorlopige voorziening verzocht om een zorg- en contactregeling vast te stellen. Voor zover de man dit verzoek handhaaft, is de rechtbank van oordeel dat de vader geen belang meer heeft bij een ordemaatregel, omdat de zorg- en contactregeling hierna zal worden behandeld in de echtscheidingsprocedure. De rechtbank zal dit verzoek van de vader daarom afwijzen.
De echtscheiding
De ontvankelijkheid met betrekking tot de rechtsgeldigheid en erkenning van het huwelijk
6.3.
De rechtbank dient eerst te beoordelen of sprake is van een rechtsgeldig huwelijk voordat aan het verzoek tot echtscheiding kan worden toegekomen. Artikel 10:31 lid 1 BW bepaalt dat een buiten Nederland gesloten huwelijk dat ingevolge het recht van de staat waar de huwelijksvoltrekking plaatsvond rechtsgeldig is of nadien rechtsgeldig is geworden, als zodanig wordt erkend.
6.4.
Artikel 10:31 lid 4 BW bepaalt dat een huwelijk wordt vermoed rechtsgeldig te zijn, indien een huwelijksverklaring is afgegeven door een bevoegde autoriteit. De vrouw heeft een afschrift van de originele huwelijksakte overgelegd.
6.5.
Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam aangetoond dat de man en de vrouw op 16 juli 2009 te Idlib (Syrië) zijn gehuwd en gaat de rechtbank ervan uit dat het huwelijk in Syrië is gesloten op de aldaar voorgeschreven wijze en dat dit huwelijk naar Syrisch recht rechtsgeldig tot stand is gekomen. Dit huwelijk komt op grond van het bepaalde in artikel 10:31 lid 1 BW voor erkenning in Nederland in aanmerking, tenzij deze erkenning onverenigbaar is met de openbare orde van Nederland. Hiervan is niet gebleken.
De ontvankelijkheid met betrekking tot het ouderschapsplan
6.6.
De ouders hebben niet het vereiste ouderschapsplan ingediend. Uit de stukken en tijdens de mondelinge behandeling is voldoende gebleken dat de ouders op gespannen voet met elkaar leven en daardoor niet goed met elkaar kunnen communiceren over de kinderen. Van de ouders kan daarom niet worden verwacht dat zij een ouderschapsplan indienen.
6.7.
De rechtbank zal beslissingen nemen over de verzochte nevenvoorzieningen die het meest in het belang van de kinderen zijn. Daarmee wordt conform artikel 815 lid 6 RV in een ouderschapsregeling voorzien.
6.8.
De vrouw en de man worden gelet op het voorgaande ontvangen in hun verzoeken.
De beoordeling van de echtscheiding
6.9.
Op grond van artikel 10:56 lid 1 BW is Nederlands recht op het verzoek tot echtscheiding van toepassing.
6.10.
De man en de vrouw stellen dat het huwelijk duurzaam is ontwricht, zodat de daarop steunende, over en weer gedane verzoeken tot echtscheiding als op de wet gegrond voor toewijzing vatbaar zijn.
Het gezag
Vooraf
6.11.
De moeder heeft het verzoek ingetrokken, zodat de rechtbank hier niet meer op hoeft te beslissen. De rechtbank acht het evenwel in het belang van de ouders, de kinderen en het hulpverleningstraject om de geldende gezagsverhouding duidelijk te hebben en zal dit kort bespreken. De ouders zijn in 2009 getrouwd in Syrië. [kind 1] is op [geboortedatum 1] 2010 geboren in Syrië. [kind 2] is op [geboortedatum 2] 2011 geboren in Syrië.
De gezagsverhouding
6.12.
De rechtbank overweegt dat niet van belang is welke gezagsverhouding bestond in Syrië, omdat ofwel via artikel 16 lid 3 van het Verdrag inzake de bevoegdheid, het toepasselijk recht, de erkenning, de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen, Trb. 1997, 299 (hierna: HKBV 1996) gezamenlijk gezag in stand blijft na verplaatsing van de gewone verblijfplaats van de kinderen naar Nederland ofwel via artikel 16 lid 4 HKBV de ouders naar Nederlands recht gezamenlijk gezag verkrijgen. De rechtbank komt tot de conclusie dat de ouders zijn belast met het gezamenlijk gezag over [kind 1] en [kind 2].
De verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
De internationale bevoegdheid en het toepasselijk recht
6.13.
De rechtbank is op grond van het bepaalde in artikel 7 Brussel II-ter bevoegd om kennis te nemen van het verzoek.
6.14.
Op grond van artikel 15 lid 1 HKBV 1996 is het Nederlands recht van toepassing op het verzoek.
De inhoudelijke beoordeling
6.15.
De ouders zijn tijdens de mondelinge behandeling overeengekomen zich aan te melden bij de gemeentelijke toegang van de gemeente Olst, aangezien zij graag willen deelnemen aan een hulpverleningstraject. De ouders hebben het aanmeldingsformulier ‘scheidingshulpverlening gemeentelijke toegang’ ingevuld en ondertekend. De rechtbank heeft dit formulier toegezonden aan de desbetreffende gemeente.
6.16.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling geadviseerd om de ouders te verwijzen naar het Sociaal Wijkteam van de gemeente Olst. De rechtbank is het eens met het advies van de raad en vraagt de gemeente om hier rekening mee te houden.
6.17.
Het beoogde resultaat van het hulpverleningstraject is dat:
  • er door de hulpverlening met de kinderen wordt gesproken om te kijken hoe zij de problemen rond de echtscheiding beleven en om te onderzoeken of hulp nodig is voor de kinderen;
  • er een goed lopende zorg- en contactregeling is tussen de vader en de kinderen;
  • de ouders goed met elkaar kunnen communiceren;
  • de ouders het bestaande patroon dat hun samenwerking belemmert doorbreken.
6.18.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling geadviseerd dat de hulpverlening eerst in gesprek gaat met de kinderen en vervolgens wordt gewerkt aan de rest van de hiervoor gestelde doelen. De rechtbank is het eens met het advies van de raad en vraagt het Sociaal Wijkteam om hier rekening mee te houden.
6.19.
De rechtbank verzoekt de hulpverlenende instantie om uiterlijk op de na te melden roldatum, of zoveel eerder als mogelijk is, bij de rechtbank en de raad de eindrapportage over het verloop van het hulpverleningstraject in te dienen.
6.20.
De rechtbank zal binnen twee weken na ontvangst deze eindrapportage doorzenden aan de advocaten van de ouders en hen in de gelegenheid stellen daarop binnen een termijn van twee weken te reageren en daarbij aan te geven of zij een nadere mondelinge behandeling noodzakelijk achten.
6.21.
Indien het traject niet heeft geleid tot een positief resultaat zal de raad aan de hand van de eindrapportage bezien of er een onderzoek van de raad noodzakelijk is. De raad wordt verzocht binnen twee weken na ontvangst van de eindrapportage de rechtbank hierover te informeren.
6.22.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank de beslissing met betrekking tot de zorg- en contactregeling aanhouden om de ouders in de gelegenheid te stellen deel te nemen aan een hulpverleningstraject bij een door de gemeentelijke toegang te bepalen instantie.
De bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen
De internationale en relatieve bevoegdheid en het toepasselijk recht
6.23.
De rechtbank is bevoegd om kennis te nemen van het verzoek op grond van
artikel 3 aanhef en sub b van de Verordening (EG) nr. 4/2009 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen, en de samenwerking op het gebied van onderhoudsverplichtingen (Alimentatieverordening).
6.24.
Op grond van het bepaalde in artikel 15 van de Alimentatieverordening jo. artikel 3 Haags Protocol inzake het recht dat van toepassing is op onderhoudsverplichtingen is op het verzoek tot vaststelling van de kinderalimentatie Nederlands recht van toepassing.
De inhoudelijke beoordeling
6.25.
De man en de vrouw zijn tijdens de mondelinge behandeling overeengekomen dat de man € 50,- betaalt aan de vrouw als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen. Dit komt neer op € 25,- per kind per maand. De rechtbank zal volgens de overeenstemming tussen de man en de vrouw beslissen.
6.26.
De vrouw heeft geen ingangsdatum verzocht. De rechtbank zal daarom de datum van de beschikking als ingangsdatum hanteren.

7.De beslissing

De rechtbank:
7.1.
spreekt uit de echtscheiding tussen partijen, op 16 juli 2009 te Idlib (Syrië) gehuwd;
7.2.
bepaalt de door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen van de ouders:
[kind 1], geboren te [geboorteplaats 1] (Syrië) op 13 juli 2010,
[kind 2], geboren te [geboorteplaats 2] (Syrië) op 9 november 2011,
met ingang van heden op
€ 25,- (VIJFENTWINTIG EURO)per kind per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
7.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad, behoudens voor zover het de echtscheiding betreft;
7.4.
verstaat dat de ouders zijn belast met het gezamenlijk gezag over [kind 1] en [kind 2];
7.5.
verzoekt de door de gemeentelijke toegang te noemen instantie
uiterlijk3 augustus 2023of zoveel eerder als mogelijk, de eindrapportage over het verloop van het hulpverleningstraject aan de rechtbank en de raad over te leggen;
7.6.
stelt de advocaten in de gelegenheid om
binnen twee wekenna ontvangst van de eindrapportage te reageren op deze eindrapportage en daarbij aan te geven of zij een nadere mondelinge behandeling noodzakelijk achten;
7.7.
verzoekt de raad bij een niet positief verlopen traject te bezien of raadsonderzoek noodzakelijk is en de rechtbank daarover
binnen twee wekenna ontvangst van de eindrapportage te informeren;
7.8.
houdt iedere verdere beslissing met betrekking tot de zorg- en contactregeling aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. K. van Leeuwen en in het openbaar uitgesproken op
13 februari 2023 in tegenwoordigheid van mr. K.J. de Jong, griffier.
Een afschrift van deze beschikking wordt gezonden aan de raad voor de kinderbescherming en de in deze beschikking vermelde gegevens worden door de raad opgenomen in zijn registratie.
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden:
door de verzoeker en door de in de procedure verschenen belanghebbenden: binnen drie maanden, te rekenen van de dag van de uitspraak;
door de echtgenoot die in eerste aanleg niet is verschenen: binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking aan hem in persoon dan wel binnen drie maanden nadat zij op andere wijze is betekend en openlijk bekend is gemaakt;
door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.