In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 1 februari 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een omgevingsvergunning die was verleend voor het veranderen van een varkens- en geitenhouderij naar een geitenhouderij. De eisers, waaronder Stichting Omgevingsrecht en Stichting Leefbaar Buitengebied, stelden dat zij belanghebbenden waren en dat de vergunning in strijd was met de Wet natuurbescherming (Wnb) en het Verdrag van Aarhus. De rechtbank oordeelde echter dat Stichting Omgevingsrecht niet-ontvankelijk was, omdat niet was aangetoond dat de stichting feitelijke werkzaamheden had verricht die haar als belanghebbende kwalificeerden. De overige eisers werden wel als belanghebbenden erkend, maar hun beroep werd ongegrond verklaard. De rechtbank concludeerde dat er geen duidelijke verwevenheid was tussen de individuele belangen van de eisers en het algemene belang dat de Wnb beoogt te beschermen. De rechtbank oordeelde verder dat de procedure correct was gevolgd en dat de eisers voldoende gelegenheid hadden gehad om zienswijzen in te dienen. De rechtbank verklaarde het beroep van Stichting Omgevingsrecht niet-ontvankelijk en het beroep van de overige eisers ongegrond.