De curator vordert, na vermeerdering van eis (verkort weergegeven):
I.
primair:een verklaring voor recht dat [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] hun taak als bestuurders van De Rozenhof kennelijk onbehoorlijk hebben vervuld, dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement en dat zij hoofdelijk aansprakelijk zijn voor het boedeltekort;
subsidiair: een verklaring voor recht dat [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] hun taak als bestuurders van De Rozenhof onbehoorlijk hebben vervuld en dat zij aansprakelijk zijn voor de schade die De Rozenhof daardoor heeft geleden, nader te begroten in een schadestaatprocedure;
meer subsidiair: een verklaring voor recht dat de wijze waarop De Rozenhof is bestuurd door [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] , onrechtmatig is tegenover de gezamenlijke schuldeisers van De Rozenhof, en dat zij aansprakelijk zijn voor de schade die de gezamenlijke schuldeisers daardoor hebben geleden, nader te begroten in een schadestaatprocedure;
II. hoofdelijke veroordeling van [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] om aan de curator een voorschot van € 1 miljoen te betalen op hetgeen zij aan de boedel zijn verschuldigd;
III. een verklaring voor recht dat [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] het bepaalde in artikel 106a Faillissementswet hebben overtreden; en om aan hen een bestuursverbod op te leggen voor de duur van vijf jaar, op straffe van een dwangsom;
IV. veroordeling van The Q B.V. om € 101.240,41 aan de curator te betalen.