ECLI:NL:RBOVE:2023:3454

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 augustus 2023
Publicatiedatum
29 augustus 2023
Zaaknummer
08.206929.22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop en zwaar lichamelijk letsel door onoplettendheid van bestuurder

Op 29 augustus 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 27-jarige man die betrokken was bij een verkeersongeval op 18 april 2022 te Zwolle. De verdachte werd beschuldigd van het veroorzaken van een verkeersongeluk waarbij een passagier om het leven kwam en een ander zwaar lichamelijk letsel opliep. Tijdens de zitting op 15 augustus 2023 werd de vordering van de officier van justitie besproken, die een taakstraf eiste. De verdachte, vertegenwoordigd door zijn raadsman, pleitte voor vrijspraak van de zwaarste aanklacht, maar erkende dat hij een verkeersfout had gemaakt.

De rechtbank concludeerde dat de verdachte op het moment van het ongeval onoplettend was geworden, wat leidde tot een aanrijding met een tegemoetkomend voertuig. De rechtbank oordeelde dat de enkele verkeersfout niet voldoende was om schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 vast te stellen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de zwaarste aanklacht, maar oordeelde dat hij zich schuldig had gemaakt aan gevaarzettend gedrag, wat resulteerde in een overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet.

De rechtbank legde een geldboete op van € 1.000,00, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak, de impact op de slachtoffers en de verdachte zelf. De uitspraak benadrukte de ernst van de gevolgen van het ongeval, maar ook de mate van schuld van de verdachte, die niet als misdrijf werd gekwalificeerd.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.206929.22 (P)
Datum vonnis: 29 augustus 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1995 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 15 augustus 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A. Nettenbreijers en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. J. de Haan, advocaat in Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair:als bestuurder van een personenauto een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, waarbij [slachtoffer 1] om het leven is gekomen en aan [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair:dat hij zodanig heeft gereden dat hij gevaar op de weg heeft veroorzaakt en/of het verkeer heeft gehinderd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 18 april 2022 te Zwolle, in de gemeente Zwolle, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende op de uit twee rijbanen, -welke door twee doorgetrokken witte strepen van elkaar gescheiden waren-, bestaande weg, de Wijheseweg (N337),
zeer, aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden,
hierin bestaande dat verdachte:
- terwijl hij ter plaats bekend was en/of
- terwijl hij reed in of nabij een in die weg (de Wijheseweg [N337]) gelegen -gezien zijn rijrichting- (flauw) naar rechts verlopende (lange) bocht en/of tegemoetkomend verkeer reeds op korte afstand was genaderd,
- zijn aandacht gedurende enige tijd niet, althans in onvoldoende mate, op het overige verkeer en/of de (verkeers)situatie ter plaatse heeft gericht en/of
-(daarbij) niet (voortdurend) de controle over het door hem bestuurde voertuig heeft gehouden en/of
- in of nabij een in die weg (de Wijheseweg [N337]) gelegen, gezien zijn rijrichting (flauw) naar rechts verlopende (lange) bocht, niet heeft (bij)gestuurd en/of niet het verloop van die weg/rijbaan heeft gevolgd en/of
- ( vervolgens) in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet aan zijn verplichting heeft voldaan zoveel mogelijk rechts te houden en/of
- ( vervolgens) in strijd met het gestelde in artikel 76 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (dubbele) doorgetrokken strepen, die zich niet langs de rand van de rijbaanverharding bevonden, heeft overschreden en/of zich met het door hem bestuurde motorrijtuig geheel of gedeeltelijk links van die doorgetrokken strepen, -welke strepen op die weg (de Wijheseweg [N337]) waren aangebracht tussen de rijstroken, met verkeer in beide richtingen-, heeft bevonden en /of
- ( vervolgens) geheel of gedeeltelijk rijdend op die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (de Wijheseweg [N337]) is gebotst, althans in aanrijding is gekomen met een op die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook rijdend, toen dicht genaderd zijnde ander motorrijtuig (personenauto), waarbij dat andere motorrijtuig (vervolgens) over de kop is geslagen en/of op het dak terecht is gekomen,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 1] ) werd gedood en/of aan een ander (te weten [slachtoffer 2] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 april 2022 te Zwolle, in de gemeente Zwolle, in elk geval in
Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto),
daarmede rijdende op de uit twee rijbanen, -welke door twee doorgetrokken witte strepen van elkaar gescheiden waren-, bestaande weg, de Wijheseweg (N337), zeer, aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
- terwijl hij ter plaats bekend was en/of
- terwijl hij reed in of nabij een in die weg (de Wijheseweg [N337]) gelegen -gezien zijn rijrichting- (flauw) naar rechts verlopende (lange) bocht en/of tegemoetkomend verkeer reeds op korte afstand was genaderd,
-(daarbij) niet (voortdurend) de controle over het door hem bestuurde voertuig heeft gehouden en/of
- in of nabij een in die weg (de Wijheseweg [N337]) gelegen, gezien zijn rijrichting
(flauw) naar rechts verlopende (lange) bocht, niet heeft (bij)gestuurd en/of niet het
verloop van die weg/rijbaan heeft gevolgd en/of
- ( vervolgens) in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en
verkeerstekens 1990 niet aan zijn verplichting heeft voldaan zoveel mogelijk rechts
te houden en/of
- ( vervolgens) in strijd met het gestelde in artikel 76 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (dubbele) doorgetrokken strepen, die zich niet langs de rand van de rijbaanverharding bevonden, heeft overschreden en/of zich met het door hem bestuurde voertuig geheel of gedeeltelijk links van die doorgetrokken strepen, -welke strepen op die weg (de Wijheseweg [N337]) waren aangebracht tussen de rijstroken, met verkeer in beide richtingen-, heeft bevonden en /of
- ( vervolgens) geheel of gedeeltelijk rijdend op die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (de Wijheseweg [N337]) is gebotst, althans in aanrijding is gekomen met een op die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook rijdend, toen dicht genaderd zijnde ander voertuig (personenauto), waarbij dat andere voertuig (vervolgens) over de kop is geslagen en/of op het dak terecht is gekomen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde kan worden bewezen met uitzondering van het gedachtestreepje dat ziet op “
- (daarbij) niet (voortdurend) de controle over het door hem bestuurde voertuig heeft gehouden”. Daarvan dient verdachte te worden vrijgesproken. Verdachte heeft aanmerkelijk onoplettend gereden. Daarom is sprake van een aanmerkelijke mate van schuld aan de aanrijding in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW). Het achter het stuur in slaap vallen kan niet worden gezien als een uitzonderlijke omstandigheid in de zin van strafuitsluitingsgronden.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor het primair ten laste gelegde. Daartoe is door hem aangevoerd dat weliswaar kan worden vastgesteld dat een verkeersfout is gemaakt, maar dat een enkele verkeersfout geen schuld oplevert als bedoeld in artikel 6 WVW. Op het moment dat verdachte in de auto stapte voelde hij zich niet vermoeid. De vermoeidheid kwam plotseling opzetten en heeft hem overvallen. Hij heeft geen rekening kunnen en/of moeten houden met de mogelijkheid dat hij in de auto in slaap zou kunnen vallen. Het subsidiair ten laste gelegde kan wel bewezen worden verklaard.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Feiten en omstandigheden
Op grond van de inhoud van het dossier en van wat op de zitting is besproken, stelt de
rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 18 april 2022 heeft verdachte als bestuurder van een personenauto van het merk Citroën, type Cl met kenteken [kenteken 1] , een verkeersongeval veroorzaakt. Verdachte reed op de Wijheseweg N337 in (de gemeente) Zwolle (hierna: Wijheseweg) vanuit Zwolle in de richting van Wijhe. [slachtoffer 3] reed als bestuurder van een personenauto, van het merk Ford, type B-Max, met kenteken [kenteken 2] , vanuit Olst in de richting van Zwolle. In de Ford reden als passagiers mee [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
De rijbaan van de Wijheseweg bestaat uit één rijbaan die door middel van dubbele doorgetrokken as-strepen is verdeeld in twee rijstroken, bestemd voor verkeer in beide richtingen. De Wijheseweg is gelegen buiten de bebouwde kom van Zwolle en heeft zijn verloop van Zwolle naar Wijhe en andersom. Voor motorvoertuigen bedraagt de ter plaatse toegestane maximum snelheid op de Wijheseweg 80 km/u als bedoeld in artikel 21 onder a RVV 1990.
Het ongeval vond plaats in een flauwe bocht naar rechts op het weggedeelte bestemd voor het tegemoetkomende verkeer. Ter hoogte van hectometerpaal 25,1 is verdachte met zijn auto op de linkerweghelft, gekomen. Daar is hij in aanrijding gekomen met de Ford door met de linker voorzijde van zijn auto tegen de linker voorzijde van de Ford te botsen. De Ford sloeg over de kop en bleef op de kop liggen. De auto van verdachte kwam op zijn eigen weghelft tot stilstand. Als gevolg van het ongeval zijn de bestuurder en beide passagiers van de Ford gewond geraakt. [slachtoffer 1] had een gebroken borstbeen en gebroken ribben. Zij is opgenomen geweest in het ziekenhuis en is op 22 april 2022, als gevolg van het ongeval, overleden. [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] hebben ook letsel opgelopen, te weten een schaafwond aan zijn hoofd en een wond aan zijn knie respectievelijk een gebroken borstbeen en letsel in de buikholte.
Beide voertuigen verkeerden in een voldoende rijtechnische staat van onderhoud en vertoonden geen gebreken die eventueel de oorzaak of van invloed zouden kunnen zijn geweest op het ontstaan dan wel het verloop van het ongeval. Uit de uitgevoerde alcoholtest blijkt dat geen van beide bestuurders die dag alcohol had gedronken. Ook was er geen indicatie dat verdachte of de bestuurder van de Ford, tijdens het ongeval, de maximale toegestane snelheid hadden overschreden. Op de plaats van het ongeval waren geen objecten aanwezig die het zicht van verdachte en bestuurder [slachtoffer 3] hadden kunnen belemmeren.
Verdachte is ter plaatse bekend en hij reed in een voor hem bekende auto. Het was warm in de auto. Zijn ogen werden zwaar en hij is een moment weggedoezeld. Op dat moment vond het ongeval plaats.
Vrijspraak
Van schuld in de zin van artikel 6 WVW is sprake in geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Volgens vaste rechtspraak komt het bij de beoordeling van schuld in de zin van artikel 6 WVW aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Dat brengt mee dat niet in algemene zin is aan te geven of één verkeersovertreding voldoende is voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Daarvoor zijn verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de overtreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan.
Niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met een of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat in deze zaak sprake is van één op zichzelf staande verkeersfout. Verdachte is één moment onoplettend geweest doordat hij naar eigen zeggen in slaap is gevallen (“weggedoezeld”). Hierdoor is hij op de weghelft bestemd voor het tegemoetkomende verkeer terechtgekomen en tegen de hem tegemoetkomende personenauto gebotst. Het sporenbeeld op de weg past bij de verklaring van verdachte. Zo is het ongeval - gezien de rijrichting van verdachte - gebeurd in een lange bocht naar rechts en zijn er geen remsporen of andere sporen aangetroffen die duiden op een poging de botsing met de tegenligger te voorkomen.
Deze enkele verkeersfout is niet zodanig ernstig van aard dat reeds daaruit geconcludeerd kan worden dat sprake is van schuld als bedoeld in artikel 6 WVW, hoe ernstig de gevolgen van het ongeval ook zijn voor de slachtoffers. Dit is slechts anders als dit (het “wegdoezelen” van verdachte) voorzienbaar voor verdachte moet zijn geweest. Hiervan is niet gebleken. Van bijkomende verkeersfouten of andere feiten en omstandigheden die meebrengen dat aan verdachte een schuldverwijt in de zin van artikel 6 WVW kan worden gemaakt, is evenmin gebleken.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het primair ten laste gelegde feit.
Gevaar op de weg
Vervolgens is de vraag aan de orde of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 5 WVW. Om tot een veroordeling op grond van dit artikel te komen, moet sprake zijn van zodanige gedragingen van de verdachte dat gevaar op de weg wordt of kan worden veroorzaakt of dat het verkeer wordt of kan worden gehinderd.
De rechtbank is van oordeel dat het hierboven omschreven handelen van verdachte als gevaarzettend gedrag kan worden gekwalificeerd. Door het “wegdoezelen” is verdachte een moment onoplettend geweest, waardoor hij op de voor hem tegengestelde weghelft terechtkwam.
De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van dat deel van de ten laste legging dat ziet op
“-(daarbij) niet (voortdurend) de controle over het door hem bestuurde voertuig heeft gehouden”.
De rechtbank komt tot deze bewezenverklaring op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 18 april 2022 te Zwolle, in de gemeente Zwolle,
als bestuurder van een voertuig (personenauto),
daarmede rijdende op de uit twee rijbanen, - welke door twee doorgetrokken witte strepen van elkaar gescheiden waren -, bestaande weg, de Wijheseweg (N337), heeft gereden
- terwijl hij ter plaats bekend was en
- terwijl hij reed in een in die weg (de Wijheseweg [N337]) gelegen - gezien zijn rijrichting - (flauw) naar rechts verlopende (lange) bocht en tegemoetkomend verkeer reeds op korte afstand was genaderd,
- in die weg (de Wijheseweg [N337]) gelegen, gezien zijn rijrichting (flauw) naar rechts verlopende (lange) bocht, niet heeft (bij)gestuurd en/of niet het verloop van die weg/rijbaan heeft gevolgd en
- ( vervolgens) in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet aan zijn verplichting heeft voldaan zoveel mogelijk rechts te houden en
- ( vervolgens) in strijd met het gestelde in artikel 76 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (dubbele) doorgetrokken strepen, die zich niet langs de rand van de rijbaanverharding bevonden, heeft overschreden en zich met het door hem bestuurde voertuig geheel of gedeeltelijk links van die doorgetrokken strepen, - welke strepen op die weg (de Wijheseweg [N337]) waren aangebracht tussen de rijstroken, met verkeer in beide richtingen -, heeft bevonden en
- geheel of gedeeltelijk rijdend op die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (de Wijheseweg [N337]) is gebotst, althans in aanrijding is gekomen met een op die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook rijdend, toen dicht genaderd zijnde ander voertuig (personenauto), waarbij dat andere voertuig (vervolgens) over de kop is geslagen en op het dak terecht is gekomen, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt en het verkeer op die weg werd gehinderd.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 5 van de WVW. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
subsidiair
de overtreding:
overtreding van artikel 5 Wegenverkeerswet 1994.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van het door hem bewezen geachte feit, gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur 240 uren, bij niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 120 dagen hechtenis.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om verdachte geen taakstraf of ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen. De raadsman heeft oplegging van geldboete van € 1.000,00 bepleit.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte is als bestuurder van een personenauto een kort moment onoplettend geweest doordat hij is “weggedoezeld”. Daardoor heeft hij een gevaar op de weg veroorzaakt. Dat heeft geresulteerd in een ongeval als gevolg waarvan inzittende [slachtoffer 2] is komen te overlijden en aan de bestuurder en de andere inzittende (zwaar) lichamelijk letsel is toegebracht.
De rechtbank hecht eraan op te merken dat verdachte zich er ten volle van bewust is dat het verkeersongeval een leven heeft geëist. De nabestaanden van [slachtoffer 1] hebben een uiterst pijnlijk en onherstelbaar verlies geleden. De rechtbank overweegt dat geen enkele strafoplegging het verdriet en het gemis van de nabestaanden kan compenseren. Echter, de mate van schuld die verdachte aan het verkeersongeval heeft, maakt dat het verkeersongeval naar het oordeel van de rechtbank geen misdrijf, maar een overtreding oplevert. De op te leggen straf dient daarbij passend te zijn.
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met het feit dat uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit. Ook weegt de rechtbank mee dat het verkeersongeval ook op verdachte een grote impact heeft gehad. Hij heeft psychische hulp nodig gehad om het verkeersongeval te verwerken. Verdachte heeft ter terechtzitting toegelicht dat hij meerdere malen, ook korte tijd na het ongeval, heeft geprobeerd om contact te zoeken met de nabestaanden om hen zijn spijt te betuigen.
Omdat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie, acht zij ook een lagere straf passend dan de straf die door de officier van justitie is geëist.
De rechtbank ziet geen aanleiding tot het opleggen van een taakstraf zoals door de officier van justitie is gevorderd dan wel tot ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen.
Alles afwegend acht de rechtbank oplegging van een geldboete van € 1.000,00 passend en geboden.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 23 en 24c Sr.

8.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
subsidiair,de overtreding: overtreding van artikel 5 Wegenverkeerswet 1994;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot betaling van
een geldboete van € 1.000,00 (zegge: duizend euro);
- beveelt dat bij niet volledige betaling en verhaal van de geldboete, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
20 (twintig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Peper, voorzitter, mr. A. van Holten en
mr. L.M.B. Soppe, rechters, in tegenwoordigheid van S. Wongsokerto, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 29 augustus 2023.
Buiten staat
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022168139-1. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. het proces-verbaal van de terechtzitting van 15 augustus 2023, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte.
2. het proces-verbaal Forensische Opsporing Verkeer, pagina’s 12 tot en met 31.
3. het proces-verbaal forensisch overlijdensonderzoek persoon [slachtoffer 1] (09/04/1928), pagina’s 38 tot en met 40.
4. het geschrift, te weten een geneeskundige verklaring betreffende [slachtoffer 2] , pagina 36.
5. het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , pagina 50.