ECLI:NL:RBOVE:2023:3380

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 augustus 2023
Publicatiedatum
17 augustus 2023
Zaaknummer
C/08/284969 / HA ZA 22-306
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding en bestuursverbod in onrechtmatige daad door bestuurder

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 16 augustus 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiser], in zijn hoedanigheid van vereffenaar van de besloten vennootschap [bedrijf] B.V., en [gedaagde]. De rechtbank heeft de schadevergoeding die [gedaagde] aan de boedel moet betalen vastgesteld op € 426.000,00, als gevolg van onrechtmatig handelen. Dit bedrag was eerder als voorschot toegewezen in een tussenvonnis van 31 mei 2023. De rechtbank oordeelde dat [gedaagde] onbehoorlijk bestuur heeft gepleegd, wat heeft geleid tot schade voor [bedrijf] B.V. en benadeling van schuldeisers.

Tijdens de procedure heeft [eiser] op 28 juni 2023 een akte van eisvermindering ingediend, waarin hij besloot de overige schade niet nader te onderbouwen om proceseconomische redenen. [gedaagde] heeft niet inhoudelijk gereageerd op deze akte en verzocht om vonnis. De rechtbank heeft vervolgens de hoogte van de schadevergoeding definitief vastgesteld op het eerder toegewezen bedrag van € 426.000,00.

Daarnaast heeft de rechtbank de vorderingen van [eiser] met betrekking tot een bestuursverbod en schorsing van [gedaagde] afgewezen. [gedaagde] is veroordeeld in de proceskosten, die tot op heden zijn begroot op € 9.210,22. De rechtbank heeft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: C/08/284969 / HA ZA 22-306
Vonnis van 16 augustus 2023
in de zaak van
[eiser]in zijn hoedanigheid van vereffenaar van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [bedrijf] B.V.,
te [woonplaats 1],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
advocaat: mr. J.F. Schulte te Enschede,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats 2] (Duitsland),
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
advocaat: mr. I. Mercanoglu te Almelo.

1.De procedure

Voor het verloop van de procedure tot nu toe verwijst de rechtbank naar haar tussenvonnis van 31 mei 2023. [eiser] heeft vervolgens op 28 juni 2023 een akte inhoudende een eisvermindering ingediend. [gedaagde] heeft inhoudelijk niet op die akte gereageerd en heeft verzocht om vonnis. Vandaag wordt de beslissing van de rechtbank bij vervroeging medegedeeld en toegelicht in dit vonnis.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Bij tussenvonnis van 31 mei 2023 is onder andere geoordeeld dat sprake is van onbehoorlijk bestuur aan de zijde van [gedaagde]. [gedaagde] heeft schade berokkend aan
[bedrijf] B.V. Ook heeft [gedaagde] haar schuldeisers benadeeld. [gedaagde] is veroordeeld om bij wijze van voorschot een bedrag van € 426.000,00 aan de boedel te betalen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente. De rechtbank heeft [eiser] opgedragen om bij akte aan te geven en te onderbouwen welke (overige) schade is geleden en hoe die schade is opgebouwd, teneinde over het definitieve schadebedrag te kunnen oordelen. [gedaagde] mocht daar bij akte op reageren.
2.2.
[eiser] heeft bij akte eisvermindering van 28 juni 2023 naar voren gebracht dat hij, wegens proceseconomische redenen en om de kosten voor de boedel niet verder te laten oplopen, ervoor kiest om de overige schade niet nader te onderbouwen.
[eiser] vordert, na vermindering van eis, onder andere vergoeding van de schade uit hoofde van de onttrokken bedragen. [eiser] verwijst daarbij naar rechtsoverwegingen 5.19., 6.1. en 6.2. van het tussenvonnis van 31 mei 2023.
2.3.
[gedaagde] heeft niet inhoudelijk gereageerd op de akte van [eiser] en heeft verzocht om vonnis te wijzen.
2.4.
De rechtbank oordeelt als volgt. Het bij tussenvonnis van 31 mei 2023 toegewezen bedrag van € 426.000,00 was een voorschot op de in deze procedure nog definitief vast te stellen schadevergoeding. [eiser] heeft zijn eis bij akte verminderd en vordert dat het bedrag dat is toegewezen als voorschot, wordt vastgesteld als de totale geleden schade. Aangezien [gedaagde] daar niet meer op heeft gereageerd, zal de rechtbank de hoogte van de schadevergoeding definitief vaststellen op € 426.000,00. De rechtbank merkt daarbij op dat eventuele betalingen die door [gedaagde] zijn gedaan op basis van het tussenvonnis van 31 mei 2023, in mindering strekken op het definitieve schadebedrag dat [gedaagde] op grond van dit vonnis moet betalen. Het maximaal door [gedaagde] aan de boedel te betalen bedrag aan schadevergoeding in hoofdsom bedraagt € 426.000,00.
2.5.
Gelet op rechtsoverwegingen 5.20. tot en met 5.22. van het tussenvonnis van 31 mei 2023, worden de door [eiser] gevorderde schorsing van [gedaagde] als bestuurder, het bestuursverbod en de daarop ziende dwangsom afgewezen.
Proces- en nakosten2.6. Als de in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde] in de proceskosten worden veroordeeld, welke tot op heden aan de zijde van [eiser] als volgt worden begroot:
- explootkosten € 107,22
- griffierechten € 2.277,00
- salaris advocaat
€ 6.826,00(2 punten x tarief € 3.413,00 per punt
)totaal € 9.210,22
2.7.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
stelt de hoogte van de door [gedaagde] aan de boedel te betalen schade vast op € 426.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van 3 mei 2022, tot aan de dag van volledige betaling, ten aanzien van welk bedrag [gedaagde] reeds is veroordeeld dit te betalen bij wijze van voorschot onder overweging 6.1. in het vonnis van 31 mei 2023 in deze procedure;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 9.210,22, te voldoen binnen veertien dagen na betekening van het vonnis, en, voor het geval de voldoening van de proceskosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag, te rekenen vanaf bedoelde termijn tot de dag van volledige betaling,
3.3.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 173,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen met, onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van dit vonnis plaats heeft gevonden, een bedrag van € 90,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis, met bepaling dat indien deze kosten niet binnen twee weken na betekening van dit vonnis zijn betaald, [gedaagde] daarover de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW verschuldigd is vanaf dat moment tot aan de dag der algehele voldoening,
3.4.
verklaart de veroordelingen onder 3.2. en 3.3. uitvoerbaar bij voorraad,
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. A.M. van Diggele en in het openbaar uitgesproken op 16 augustus 2023.