Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
- de mondelinge behandeling van 6 oktober 2022 en de op die zitting voorgedragen pleitnota van Argon.
2.De zaak in het kort
3.De feiten
c. Het volgen van de opleiding is noodzakelijk om de functie te kunnen uitoefenen;
4.Het geschil
5.De beoordeling
a. de tijdspanne vaststelt gedurende welke de werkgever geacht wordt baat te hebben van de door de werknemer tijdens diens studiewerkzaamheden verworven kennis en vaardigheden;
b. bepaalt dat de werknemer, indien de dienstbetrekking eindigt, het loon over die periode aan de werkgever zou moeten terugbetalen, en
c. deze terugbetalingsverplichting vermindert naar evenredigheid van het voortduren van de dienstbetrekking gedurende de onder a. bedoelde tijdspanne.
De Hoge Raad noemt in het betreffende arrest naast deze voorwaarden een aantal omstandigheden die aan een beroep op een studiekostenbeding in de weg kunnen staan, waaronder de situatie dat de werkgever de (ernstige) consequenties van de terugbetalingsverplichting niet duidelijk aan de werknemer uiteen heeft gezet.
(€ 17.354,17 + € 18.226,84 + € 10.000,00).