ECLI:NL:RBOVE:2023:3338

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 augustus 2023
Publicatiedatum
16 augustus 2023
Zaaknummer
10372354 \ CV EXPL 23-891
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vordering tot terugbetaling van een geldbedrag zonder onderbouwing van een lening

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 15 augustus 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser], handelend onder de naam High Quality Nursing, en SOLVA BEWINDVOERING B.V., in hoedanigheid van bewindvoerder van [gedaagde]. De eiser vorderde een bedrag van € 1.175,00 van de gedaagde, bestaande uit een terugbetaling van € 1.025,00 en buitengerechtelijke incassokosten. De eiser stelde dat dit bedrag als lening aan de gedaagde was verstrekt, terwijl de gedaagde betwistte dat er sprake was van een lening en stelde dat het geld was overgemaakt aan zijn zus op verzoek van de eiser.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering van de eiser moet worden afgewezen. De rechter concludeerde dat de eiser onvoldoende bewijs had geleverd voor de stelling dat er een overeenkomst van geldlening was. De overboeking van het bedrag aan de gedaagde bevatte geen vermelding van een lening, en de gedaagde had gemotiveerd betwist dat het een lening betrof. Bovendien was het geld door de gedaagde overgemaakt aan zijn zus, wat door de eiser niet was betwist.

Daarnaast heeft de kantonrechter geoordeeld dat er geen sprake was van onverschuldigde betaling, omdat de eiser niet had aangetoond dat het bedrag zonder rechtsgrond aan de gedaagde was betaald. De rechter heeft de eiser in de proceskosten veroordeeld, aangezien zij ongelijk kreeg in de procedure. De proceskosten aan de zijde van de gedaagde zijn vastgesteld op nihil, omdat hij zich niet door een professioneel gemachtigde heeft laten bijstaan.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 10372354 \ CV EXPL 23-891
Vonnis van 15 augustus 2023
in de zaak van
[eiser], handelend onder de naam High Quality Nursing,
te [woonplaats],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: De Ruijter & Willemsen gerechtsdeurwaarders en incasso B.V.,
tegen
SOLVA BEWINDVOERING B.V., in hoedanigheid van bewindvoerder in het beschermingsbewind van [gedaagde],
te Zwolle,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte heeft de kantonrechter bepaald dat vandaag vonnis wordt gewezen.

2.De feiten

2.1.
Op 11 december 2021 heeft [eiser] een bedrag van € 1.025,00 overgemaakt aan [gedaagde].
2.2.
Op dezelfde dag heeft [gedaagde] dit bedrag overgemaakt naar zijn zus [naam 1].

3.Het geschil

Wat wil [eiser]?
3.1.
[eiser] vordert – samengevat – veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 1.175,00, vermeerderd met rente en kosten. [eiser] wil dat [gedaagde] het bedrag van € 1.025,00 terugbetaalt en dat hij de buitengerechtelijke incassokosten die [eiser] heeft moeten maken vergoedt.
Wat vindt [gedaagde] daarvan?
3.2.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser]. [gedaagde] stelt dat hij geen geld heeft geleend van [eiser] en dat [eiser] bij [naam 1] moet zijn, omdat zij het geld heeft gekregen.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter is van oordeel dat de vordering van [eiser] moet worden afgewezen, omdat zij de grondslagen voor haar vordering onvoldoende heeft onderbouwd en legt dat hierna uit.
Geen overeenkomst van geldlening
4.2.
[eiser] vordert betaling van € 1.025,00 en stelt daarvoor allereerst dat zij dit bedrag aan [gedaagde] zou hebben geleend. De kantonrechter is van oordeel dat niet komt vast te staan dat [eiser] het geldbedrag aan [gedaagde] heeft geleend en dat er om die reden op [gedaagde] een verplichting rust om een overeenkomstig bedrag terug te betalen. De kantonrechter overweegt daarover het volgende.
4.3.
Bij de overboeking van [eiser] aan [gedaagde] op 11 december 2021 staat niets vermeld over een lening. [gedaagde] heeft gemotiveerd betwist dat het een lening aan hem betreft. Hij voert aan dat hij het geld op verzoek van [eiser] heeft overgemaakt aan zijn zus op Curaçao, die het geld nodig had voor zijn broertje [naam 2]. Dit komt overeen met wat [eiser] zelf in de dagvaarding stelt, namelijk dat het bedrag van € 1.025,00 een lening was aan [naam 2] en dat [eiser] het geld had gestuurd naar het adres van de zus van [gedaagde], die op Curaçao woont. Dat het bedrag door [gedaagde] daadwerkelijk aan zijn zus is overgemaakt is door [eiser] niet betwist. De kantonrechter gaat daarom uit van deze feiten.
4.4.
Volgens [eiser] zou [gedaagde] het bedrag aan haar terugbetalen. Zij stelt daarvoor in de dagvaarding dat [gedaagde] en zijn zus op 18 juni 2022 met de politie van Curaçao hebben afgesproken dat zij contact zouden opnemen met [eiser] om afspraken te maken over de terugbetaling van de € 1.025,00 en dat de zus van [gedaagde] [eiser] op 27 juni 2022 vervolgens heeft doorverwezen naar [gedaagde]. De kantonrechter is van oordeel dat hieruit niet volgt dat met [gedaagde] is overeengekomen dat hij het bedrag zou terugbetalen. In dupliek komt [eiser] met een ander verhaal, namelijk dat [gedaagde] bij de politie op Curaçao zou hebben aangegeven dat hij het geld zelf zou terugbetalen. Dit is door [gedaagde] betwist. Hij wijst erop dat [eiser] niet bij hem, maar bij zijn zus moet zijn. In het licht van deze betwisting en gelet op de wisselende verklaringen van [eiser] over wat er is afgesproken en met wie, is onvoldoende gesteld om tot de conclusie te komen dat is afgesproken dat [gedaagde] het geld zou terugbetalen.
Geen onverschuldigde betaling
4.5.
[eiser] stelt verder dat [gedaagde] – als hij het geld niet wilde lenen – het geld terug had moeten storten op de rekening van [eiser]. Voor zover [eiser] hiermee bedoelt dat het bedrag onverschuldigd is betaald, overweegt de kantonrechter het volgende.
4.6.
Voor een geslaagd beroep op onverschuldigde betaling moet [eiser] voldoende onderbouwd stellen dat zij het bedrag zonder rechtsgrond aan [gedaagde] heeft betaald. Daarin is zij niet geslaagd, want partijen zijn het erover eens dat het geld is betaald aan de zus van [gedaagde]. [gedaagde] heeft het geld slechts ontvangen onder de voorwaarde dat hij het aan zijn zus op Curaçao zou doorbetalen en dat heeft hij ook gedaan.
De proceskosten
4.7.
[eiser] is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld op nihil, omdat hij zich niet door een professioneel gemachtigde heeft laten bijstaan.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot dit vonnis vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.R.H. Lutjes en in het openbaar uitgesproken op 15 augustus 2023.