ECLI:NL:RBOVE:2023:330

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
25 januari 2023
Publicatiedatum
31 januari 2023
Zaaknummer
ak_23_23_24
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Sluiting van een woning op grond van artikel 13b van de Opiumwet en de gevolgen voor de huurder

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 25 januari 2023 uitspraak gedaan over de sluiting van de woning van eiseres op basis van artikel 13b van de Opiumwet. De burgemeester van Hengelo had besloten om de woning van eiseres voor de duur van zes maanden te sluiten, omdat er harddrugs in de woning waren aangetroffen. Eiseres, die de woning huurde van woningcorporatie Welbions, was het niet eens met dit besluit en heeft beroep ingesteld. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de sluiting van de woning onevenredig grote gevolgen heeft voor eiseres, die afhankelijk is van hulpverlening en financiële ondersteuning. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester bij het nemen van het besluit onvoldoende rekening heeft gehouden met de persoonlijke omstandigheden van eiseres. De voorzieningenrechter heeft het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, waardoor de sluiting van de woning niet in stand kan blijven. Eiseres krijgt een proceskostenvergoeding van € 1674 toegewezen.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 23/23 en AWB 23/24
uitspraak van de voorzieningenrechter op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[eiseres] te [woonplaats] , eiseres,

gemachtigden: mr. K. Karapetyan en mr. R.J.H. van der Wal,
en

de burgemeester van Hengelo, verweerder,

gemachtigde: I. Heil.

Procesverloop

Verweerder heeft eiseres op 20 juni 2022 meegedeeld voornemens te zijn om haar woning aan de [adres] te Hengelo, aan haar verhuurd door woningcorporatie Welbions, met inachtneming van artikel 13b van de Opiumwet en het Damoclesbeleid Hengelo te sluiten voor de duur van zes maanden. Eiseres heeft hierop op 5 juli 2022 een zienswijze bij verweerder ingediend.
Bij primair besluit van 12 augustus 2022 heeft verweerder besloten om de woning – onder het opleggen van een daartoe strekkende last onder bestuursdwang aan de verhuurder (verder: Welbions) – voor de duur van zes maanden te sluiten, gerekend vanaf drie weken na de verzending van het besluit. Naar aanleiding van het bezwaar van eiseres hiertegen heeft verweerder de uitvoering van de last onder bestuursdwang opgeschort tot drie weken na de beslissing op het bezwaar. Bij besluit van 7 december 2022 heeft verweerder het bezwaar van eiseres – onder aanvulling van de motivering van het primaire besluit – ongegrond verklaard. Daarnaast is besloten de aan Welbions opgelegde last onder bestuursdwang te handhaven, gerekend vanaf zes weken na de datum van het bestreden besluit.
Welbions heeft tegen deze beslissingen geen rechtsmiddelen ingesteld. Namens eiseres heeft mr. Van der Wal tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Mr. Karapetyan heeft de voorzieningenrechter namens eiseres verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 januari 2023. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde Karapetyan – die ter zitting mede namens haar gemachtigde Van der Wal optreedt – en [naam] , begeleidster van eiseres. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De voorlopige voorzieningenprocedure.

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter over het verzoek om schorsing van het besluit tot sluiting van de woning van eiseres. Daarbij beantwoordt de voorzieningenrechter aan de hand van de aangevoerde gronden de vraag of verweerder, gelet op de aangetroffen zaken, bevoegd is om de sluiting van de woning te gelasten. Als die vraag met ‘ja’ moet worden beantwoord, beoordeelt de voorzieningenrechter of verweerder bij de afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot sluiting van het perceel mag overgaan.
De voorzieningenrechter kan in de voorlopige voorzieningenprocedure naast de beslissing op het verzoek om een voorlopige voorziening direct een uitspraak doen op het ingestelde beroep. Dit wordt “kortsluiten” genoemd. De mogelijkheid tot kortsluiten bestaat, als nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak in beroep. Na afloop van de zitting is de voorzieningenrechter tot de conclusie gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. De voorzieningenrechter doet daarom niet alleen uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening, maar ook op het beroep.

2. Waarover gaat deze uitspraak?

Verweerder heeft de in de woning van eiseres gevonden drugs aangemerkt als aanwezig ten behoeve van verkoop, aflevering of verstrekking, als bedoeld in artikel 13b van de Opiumwet en op grond daarvan besloten dat haar woning voor de duur van zes maanden, ingaande 18 januari 2023, moet worden gesloten.

3. Wat is de aanleiding voor de sluiting?

Op 20 mei 2022 heeft de politie op ambtseed/-belofte een bestuurlijke rapportage opgemaakt, en die aan verweerder toegestuurd. In deze bestuurlijke rapportage is – kort samengevat – het volgende vermeld:
Op 17 mei 2022 heeft de politie de auto van eiseres gecontroleerd en haar onderworpen aan een drugstest, met een positief resultaat op Wiet en Cocaïne. Eiseres is vervolgens aangehouden voor rijden onder invloed. Bij de aanhouding werd in haar auto een vuurwapen – naar later bleek een gasalarmpistool – met munitie aangetroffen. Eiseres werd naar aanleiding daarvan opgenomen in het cellencomplex. Op verzoek van eiseres heeft de politie vervolgens haar hond van het balkon van de woning afgehaald en de balkondeur van de woning afgesloten. Daarbij is de politie de woning van eiseres binnen getreden. Zij troffen daarbij drugs en daaraan gerelateerde artikelen aan. Eiseres heeft naar aanleiding daarvan desgevraagd verklaard op verschillende plekken in de keuken en in de vriezer drugs te hebben verstopt. Na een gerichte zoekactie heeft de politie concreet het volgende in de woning aangetroffen:
  • Drugs: 38,26 gram Amfetamine (bruto, inclusief verpakking), 2,17 gram Cocaïne (netto, exclusief verpakking), en 3 gripzakjes MDMA, met een inhoud van netto 3,92 gram, 2,76 gram en 2,12 gram;
  • Druggerelateerde artikelen: nieuwe “ponypacks”, een weegschaal en een half gevouwen “ponypack”.
De drugs zijn na onderzoek op 19 mei 2022 door het NFI aangemerkt als harddrugs zoals genoemd in lijst 1 van de Opiumwet. In de bestuurlijke rapportage wordt verder melding gemaakt van meerdere door Welbions en de wijkagent ontvangen signalen en meldingen van drugsgebruik en vermoedelijke drugshandel vanuit de woning.

4. Waarom is eiseres het niet eens met de woningsluiting?

Eiseres betwist dat zij vanuit haar woning drugs heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt of deze daartoe aanwezig had. De gevonden middelen Amfetamine en Cocaïne zijn zonder haar medeweten en toestemming in haar woning achtergelaten door een derde. Zij was met de aanwezigheid daarvan in haar woning niet bekend. De gripzakjes MDMA betroffen slechts een marginale overschrijding van een gebruikershoeveelheid, en waren uitsluitend bedoeld voor gebruik door haarzelf en haar vriendinnen. Overlast is niet gesteld door verweerder en daarvan is ook niet gebleken. Eiseres stelt, dat van een situatie als bedoeld in artikel 13b van de Opiumwet geen sprake is geweest, zodat verweerder dan ook niet bevoegd is tot sluiting van haar woning. Dat sprake is geweest van handel vanuit de woning berust op een aanname van verweerder. Verweerders besluit is onredelijk bezwarend, nu eiseres haar leven met hulp van verschillende instanties weer op orde heeft. Eiseres zou als gevolg van de woningsluiting moeten verhuizen, wat niet van de één op de andere dag mogelijk is en er toe zal leiden dat haar huisraad tegen aanzienlijke kosten tijdelijk moet worden opgeslagen, terwijl zij het financieel niet breed heeft. Woningsluiting is in strijd met de onschendbaarheid van de woning en het verblijf van eiseres aldaar. Dit heeft tot direct gevolg dat Welbions de huurovereenkomst zal beëindigen, waarmee de woningsluiting feitelijk niet tijdelijk is. Verweerders besluit is in strijd met het evenredigheids- en proportionaliteitsbeginsel en dan ook onzorgvuldig genomen.

5. Is verweerder bevoegd tot sluiting van de woning?

Volgens de bestuurlijke rapportage zijn op 17 mei 2022 in de woning van eiseres harddrugs aangetroffen in een omvang die de maatstaf van een gebruikershoeveelheid (als vastgesteld door het Openbaar Ministerie op maximaal 0,5 gram) overschrijdt. Los van de vraag of de aanwezigheid van de gevonden Amfetamine en Cocaïne aan eiseres als huurder van de woning kan worden toegerekend, omdat deze daar zonder haar medeweten door een derde zouden zijn achtergelaten, stelt de voorzieningenrechter vast dat de door eiseres als voor eigen gebruik bestempelde hoeveelheid MDMA deze maatstaf eveneens overschrijdt. Ook deze harddrugs moeten daarom als een handelshoeveelheid worden aangemerkt. Dat de omvang hiervan slechts een geringe overschrijding is van het OM-criterium maakt dat niet anders. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder op goede gronden vastgesteld dat de bij eiseres gevonden harddrugs (mede) bestemd waren voor verkoop, aflevering of verstrekking in of vanuit de woning. Verweerder is dan in beginsel ook bevoegd om tot sluiting van de woning over te gaan. De sluiting van zes maanden is ook overeenkomstig het Damoclesbeleid Hengelo.

6. Is sluiting van de woning evenredig?

Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de sluiting van een woning op zichzelf een geschikt en noodzakelijk middel om het doel te bereiken dat verweerder voor ogen heeft: de rechtsorde herstellen, de handel in drugs tegen gaan, verdere overtredingen in of vanuit de woning voorkomen, risico's voor omwonenden weg nemen en een signaal afgeven aan drugscriminelen en buurtbewoners dat de overheid optreedt tegen drugscriminaliteit. Verweerder neemt met de sluiting van de woning de boven benoemde risico's weg.
Als sluiting van de woning noodzakelijk wordt geacht, neemt dit niet weg dat de sluiting ook
evenwichtig moet zijn. Voor de beoordeling daarvan zijn in dit geval de verwijtbaarheid en de gevolgen van de sluiting van de woning voor eiseres van belang.
Gelet op de gedingstukken en het verhandelde ter zitting stelt de voorzieningenrechter vast, dat eiseres er mee bekend was dat een handelshoeveelheid harddrugs in haar woning aanwezig was, hetgeen haar valt te verwijten, omdat zij daar als huurder van de woning voor verantwoordelijk moet worden gehouden. Dat een deel van die handelshoeveelheid harddrugs niet van haarzelf was is niet van doorslaggevende betekenis.
Als gevolg van de sluiting van haar woning voor de duur van zes maanden zal eiseres moeten verhuizen. De sluitingsduur van de woning is weliswaar tijdelijk en inherent aan hetgeen haar kan worden verweten, maar een mogelijke terugkeer van eiseres naar haar woning is onzeker, omdat Welbions het huurcontract met haar zal beëindigen en haar ook op een ‘zwarte lijst’ zal plaatsen waardoor zij voor de duur van drie jaar geen andere (sociale) huurwoning in de regio via Welbions meer toegewezen krijgt. De sluiting van de woning heeft voor eiseres daarnaast ook grote financiële consequenties (zoals opslag- en /of verhuiskosten, terwijl niet in geschil is dat zij van een minimuminkomen moet rond komen en aannemelijk is dat zij dergelijke substantiële kosten niet kan dragen. Ter zitting is verder vastgesteld dat eiseres, om haar leven en financiën op orde te kunnen houden, sterk afhankelijk is van de ondersteuning van diverse hulpverleningsinstanties, waarvan met name de ambulante hulp van de J.P. van de Bent Stichting. Aan die noodzakelijke ondersteuning moet naar het oordeel van de voorzieningenrechter in het geval van eiseres een groot gewicht worden toegekend. Door de sluiting van haar woning zal eiseres, ondanks het door verweerder aangeboden alternatieve onderdak, slechts in een veel beperktere mate gebruik kunnen maken van die noodzakelijke ambulante hulp. Eiseres zal de negatieve gevolgen hiervan ook voor een langere periode dan de feitelijke sluiting van haar woning ondervinden.
De voorzieningenrechter overweegt in dit verband daarnaast nog dat de noodzaak van de woningsluiting, na het moment waarop verweerder kennis heeft genomen van de bestuurlijke rapportage, kennelijk minder urgent was omdat verweerder de woningsluiting voor de duur van acht maanden heeft opgeschort en er voorts in die periode niet meer is gebleken van enige melding van overlast door drugshandel. Verder is ter zitting door verweerders gemachtigde opgemerkt, dat hem uit recent contact met Welbions is gebleken dat deze bereid is om een huurconstructie waarin eiseres wordt begeleid door de Stichting J.P. van de Bent toe te staan. Dit gegeven is bij de totstandkoming van verweerders besluit niet meegewogen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder bij het nemen van het bestreden besluit meer had moeten betrekken dat de sluiting van de woning onevenredig grote gevolgen heeft voor eiseres.
Alle omstandigheden afwegende komt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat sluiting van de woning voor de duur van zes maanden in het geval van eiseres onevenredig is.

8. Conclusies

Hieruit volgt dat het bestreden besluit niet in stand kan worden gelaten en dient te worden vernietigd. Het beroep is daarom gegrond. Voor het treffen van een voorlopige voorziening bestaat als gevolg daarvan geen grond meer. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen.

9. Kosten

Voor het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening krijgt eiseres een vergoeding van de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door gemachtigde Van der Wal levert één punt op (voor het indienen van het beroepschrift). De bijstand van gemachtigde Karapetyan levert twee punten op (één voor het indienen van het verzoekschrift en één voor het verschijnen ter zitting). De waarde bedraagt € 837 per punt en de wegingsfactor is 1. Toegekend wordt € 837 respectievelijk
€ 1674.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 837 en
€ 1674.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.T. de Kwaasteniet, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van R.K. Witteveen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan voor zover daarbij is beslist op het beroep binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.