ECLI:NL:RBOVE:2023:3292

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 augustus 2023
Publicatiedatum
14 augustus 2023
Zaaknummer
08.079550.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot zware mishandeling met gevangenisstraf

Op 14 augustus 2023 heeft de Rechtbank Overijssel in Zwolle uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling. De zaak kwam voor de rechtbank na een openbare terechtzitting op 31 juli 2023. De verdachte, die op 5 maart 2023 in Zwolle een gewelddadig voorval had gepleegd, werd beschuldigd van het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer, [slachtoffer]. De officier van justitie, mr. J. van Zeijts, vorderde een gevangenisstraf van twaalf maanden, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak of een straf gelijk aan de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet kon worden veroordeeld voor de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten, maar dat er wel voldoende bewijs was voor de meer subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling. De rechtbank concludeerde dat de verdachte opzettelijk geweld had toegepast door het slachtoffer te slaan en te schoppen, wat had geleid tot een kaakfractuur. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 134 dagen, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze waren gepleegd, en het strafblad van de verdachte, dat eerdere geweldsdelicten toonde. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer onder leiding van voorzitter mr. M.W. Eshuis.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.079550.23 (P)
Datum vonnis: 14 augustus 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
thans verblijvende in de PI Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 31 juli 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. J. van Zeijts en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. J.A.C. van den Brink, advocaat in Almere, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van 31 juli 2023, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 5 maart 2023 een poging heeft gedaan om [slachtoffer] van het leven te beroven;
subsidiair ten laste gelegd als een zware mishandeling;
meer subsidiair ten laste gelegd als een poging daartoe.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 5 maart 2023 te Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,- die [slachtoffer] (krachtig) tegen/op de kaak, althans het hoofd heeft geslagen en/ofgestompt en/of- die [slachtoffer] een lowkick heeft gegeven en/of- die [slachtoffer] (door die lowkick) ten val heeft gebracht en/of- (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) één of meermalen tegen/op en/of naar en/of in de richting van het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] heeft geschopt en/of getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooidsubsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 maart 2023 te Zwolle aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken kaak, heeft toegebracht door- die [slachtoffer] (krachtig) tegen/op de kaak, althans het hoofd te slaan en/of te stompen geslagen en/of- die [slachtoffer] een lowkick te geven en/of- die [slachtoffer] (door die lowkick) ten val te brengen en/of- (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) één of meermalen tegen/op en/of naar en/of in de richting van het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] te schoppen en/of te trappen;meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 maart 2023 te Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen- die [slachtoffer] (krachtig) tegen/op de kaak, althans het hoofd heeft geslagen en/of gestompt en/of- die [slachtoffer] een lowkick heeft gegeven en/of- die [slachtoffer] (door die lowkick) ten val heeft gebracht en/of- (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) één of meermalen tegen/op en/
of naar en/of in de richting van het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] heeft geschopt en/of getrapt,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag. Ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde zware mishandeling heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat deze wettig en overtuigend kan worden bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich - overeenkomstig een op schrift gestelde pleitnota - op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde. Ten aanzien van de meer subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Verdachte heeft verklaard dat hij op 5 maart 2023 in Zwolle aangever [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) één keer heeft geslagen op zijn linker kaak. Direct hierna volgde een lowkick (die verdachte omschrijft als een “soort pootje haken”), waardoor [slachtoffer] op de grond viel. Hierna heeft verdachte [slachtoffer] twee keer geschopt. Verdachte heeft zowel ter zitting als bij zijn politieverhoor verklaard dat hij [slachtoffer] niet tegen zijn hoofd heeft geschopt, maar tegen zijn bovenlichaam/arm. Verdachte heeft verklaard dat hij zijn vriendin voor de ingang van de Albert Heijn in paniek hoorde schreeuwen, terwijl hij zich in de winkel bevond. Hij is vervolgens in één streep naar buiten en richting aangever gerend, waarna hij de hiervoor genoemde geweldshandelingen heeft gepleegd. [2]
[slachtoffer] heeft in zijn aangifte verklaard dat verdachte boos op hem afkwam. Hij heeft verklaard dat hij zag dat verdachte zijn rechterarm naar achteren haalde en hem met gebalde vuist op zijn linker kaak sloeg. [slachtoffer] heeft verklaard dat hij op dat moment een heftige pijn voelde. [3]
Uit het specialistenbericht van de spoedeisende hulp, waarop [slachtoffer] op 5 maart 2023 is behandeld, volgt dat [slachtoffer] vermoedelijk een kaakfractuur heeft opgelopen. Deze kaakfractuur werd bevestigd op een CT-scan. [4]
Vrijspraak voor het primair ten laste gelegde
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte primair is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken. Gezien de hiervoor genoemde bewijsmiddelen en de overige bewijsmiddelen in het dossier kan de rechtbank niet vaststellen dat verdachte opzet, in welke vorm dan ook, heeft gehad op het overlijden van [slachtoffer] .
Vrijspraak voor het subsidiair ten laste gelegde
De rechtbank acht ook niet bewezen wat aan verdachte subsidiair ten laste is gelegd, zodat zij hem daarvan eveneens zal vrijspreken. De reden daarvoor is dat uit het dossier niet blijkt dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel van [slachtoffer] . Hoewel de rechtbank bewezen acht dat sprake was van een kaakfractuur en dit letsel in beginsel zou kunnen kwalificeren als zwaar lichamelijk letsel, is voor die kwalificatie in dit geval onvoldoende informatie aanwezig in het dossier. Het proces-verbaal van bevindingen van 26 juli 2023 waaruit blijkt dat [slachtoffer] heeft verklaard dat hij een operatie nodig had, wordt niet met medische stukken ondersteund. In het dossier bevindt zich slechts een document van de spoedeisende hulp waaruit blijkt dat [slachtoffer] met pijnstilling naar huis is gestuurd. Uit het dossier blijkt niet dat verdergaand medisch ingrijpen, zoals het aanbrengen van schroeven in de kaak of het ondergaan van een operatie, noodzakelijk was dan wel heeft plaatsgevonden.
Bewezenverklaring van het meer subsidiair ten laste gelegde
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte geweld heeft toegepast door [slachtoffer] onder andere met zijn vuist tegen de linker kaak te slaan en twee keer te schoppen terwijl [slachtoffer] op de grond lag. Hiervoor is overwogen dat niet kan worden vastgesteld dat [slachtoffer] daarbij zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Gezien het door verdachte uitgeoefende geweld had echter wel zwaar lichamelijk letsel kunnen ontstaan. Verdachte heeft dan ook de aanmerkelijke kans in het leven geroepen dat [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Verdachte heeft deze kans bewust voor lief genomen, waarmee hij voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel heeft gehad. De rechtbank is daarom van oordeel dat de meer subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend kan worden bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 5 maart 2023 te Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen- die [slachtoffer] krachtig tegen de kaak heeft geslagen en- die [slachtoffer] een lowkick heeft gegeven en- die [slachtoffer] door die lowkick ten val heeft gebracht en- terwijl die [slachtoffer] op de grond lag meermalen tegen het lichaam van die [slachtoffer] heeft geschoptterwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
poging tot zware mishandeling.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd om aan het voorwaardelijke deel van de straf bijzondere voorwaarden te koppelen, bestaande uit een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandeling.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om, gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), te volstaan met een gevangenisstraf die gelijk is aan of korter is dan de tijd die verdachte heeft doorgebracht in voorlopige hechtenis. In het verlengde daarvan heeft de raadsman verzocht om op grond van het bepaalde in
artikel 67a lid 3 van het Wetboek van Strafvordering, nog voor de schriftelijke uitspraak de voorlopige hechtenis van verdachte op te heffen.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en de ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot zware mishandeling van [slachtoffer] . Hij heeft [slachtoffer] tegen zijn kaak geslagen, naar de grond gebracht en twee keer tegen het bovenlichaam van [slachtoffer] geschopt, terwijl deze weerloos op de grond lag. [slachtoffer] kan van geluk spreken dat het opgelopen letsel slechts bij een kaakfractuur is gebleven. Ook is het geweld gepleegd zonder duidelijke aanleiding en in een kennelijke opwelling, voor de Albert Heijn in het centrum van Zwolle en daarmee in het zicht van toevallige voorbijgangers en omwonenden. Dit draagt bij aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De rechtbank neemt verdachte dit alles kwalijk.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 16 mei 2023. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor een geweldsdelict. De rechtbank neemt dit mee in strafverzwarende zin.
De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de door R.W. Blaauw, GZ-psycholoog, opgemaakte pro Justitia rapportage van 30 mei 2023. Verdachte heeft geweigerd mee te werken aan het opstellen van de rapportage. Er is daardoor geen inzicht verkregen in eventuele persoonlijkheidsproblematiek van verdachte.
Naast de pro Justitia rapportage heeft de rechtbank ook rekening gehouden met het over verdachte opgemaakte reclasseringsadvies van 19 juli 2023. Ook de reclassering geeft aan dat geen inzicht is verkregen in de eventuele persoonlijkheidsproblematiek van verdachte door medewerking te weigeren aan het onderzoek. De reclassering geeft in overweging om als bijzondere voorwaarden een meldplicht en verdiepingsdiagnostiek met een daarop volgende ambulante behandeling op te leggen. De reclassering plaatst hierbij wel de kanttekening dat niet kan worden ingeschat of dit invloed heeft op het verlagen van de kans op recidive.
De straf of maatregel
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmodaliteit en de strafmaat rekening gehouden met straffen die rechters in soortgelijke strafzaken opleggen en de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) ten aanzien van zware mishandeling.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de aard en de ernst van de gepleegde feiten en de recidive van verdachte, niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Nu de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie, zal de rechtbank een lagere straf opleggen dan gevorderd. Gelet op de hiervoor genoemde oriëntatiepunten en het feit dat verdachte reeds geruime tijd in voorlopige hechtenis heeft gezeten, ziet de rechtbank geen ruimte meer voor een (on)voorwaardelijk strafdeel langer dan de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank komt, alles bij elkaar genomen, uit op een gevangenisstraf van 134 dagen.
Gezien het voorgaande heeft de rechtbank de voorlopige hechtenis van verdachte opgeheven met ingang van 1 augustus 2023. Hiervan is een aparte beslissing opgemaakt.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen.

8.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare oplevert:
het misdrijf:
poging tot zware mishandeling;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het meer subsidiair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
134 (honderd en vierendertig) dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.W. Eshuis, voorzitter, mr. M.J.A.L. Beljaars en
mr. L.M.B. Soppe, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.S. de Bruin, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 14 augustus 2023.
Buiten staat
Mr. Eshuis en mr. Soppe zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2023100624. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Pagina 49, elfde tot en met dertiende alinea in combinatie met het proces-verbaal van de zitting van 31 juli 2023.
3.Pagina 9, dertiende alinea.
4.Pagina 12, vierde alinea, elfde alinea.