Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het onderzoek op de terechtzitting
2.De tenlastelegging
3.De bewijsmotivering
- het procesverbaal van de terechtzitting van 31 juli 2023, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
- het procesverbaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) van 5 april 2023 (pagina’s 3-5, 9-12 en 15-19).
4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
- feit 1: de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten juncto artikel 2.2, tiende lid, onderdeel d, van de Wet dieren juncto artikel 1.7 aanhef en onderdeel d van het Besluit houders van dieren;
- feit 2:de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten juncto artikel 2.2, tiende lid, onderdeel d, van de Wet dieren juncto artikel 1.8, tweede lid, van het Besluit houders van dieren;
- feit 3:de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten juncto de artikelen 3.4 en 6.2, eerste lid, van de Wet dieren juncto artikel 3.22, eerste lid, van de Regeling dierlijke producten.
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 2.2 lid 10 onder d Wet dieren, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, aangewezen soort of categorie worden gehouden, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 2.2 lid 10 onder b Wet dieren, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, aangewezen soort of categorie worden gehouden, opzettelijk begaan;
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 3.4 in samenhang met artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren.
5.De strafbaarheid van verdachte
6.De op te leggen straf of maatregel
7.De toegepaste wettelijke voorschriften
8. De beslissing
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 2.2 lid 10 onder d Wet dieren, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, aangewezen soort of categorie worden gehouden, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 2.2 lid 10 onder b Wet dieren, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, aangewezen soort of categorie worden gehouden, opzettelijk begaan;
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 3.4 in samenhang met artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren.
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand;
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
bijzondere voorwaardendat verdachte:
Richtlijn 98/58/EG van de Raad van 20 juli 1998 inzake de bescherming van voor landbouwdoeleinden gehouden dieren(landbouwhuisdieren) houdt voor zichzelf, voor een ander of door een ander laat houden, met uitzondering van tien kippen;