ECLI:NL:RBOVE:2023:3287

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 augustus 2023
Publicatiedatum
14 augustus 2023
Zaaknummer
84-088543-23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van veehouder wegens dierenwelzijnsdelicten en opgelegde strafmaatregelen

Op 14 augustus 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een veehouder die werd beschuldigd van het niet zorgdragen voor zijn runderen en een pink. De verdachte werd veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, met een proeftijd van drie jaren. Gedurende deze proeftijd mag de verdachte geen landbouwhuisdieren houden, met uitzondering van maximaal tien kippen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 30 maart 2023 in Nederland als houder van dieren niet de vereiste zorg heeft verleend, wat resulteerde in onhygiënische omstandigheden voor de dieren. De verdachte had runderen in een vervuilde behuizing en een kadaver van een rund niet tijdig aangegeven bij de autoriteiten. De rechtbank sprak de verdachte vrij van een deel van de tenlastelegging, maar achtte de overige feiten wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank hield rekening met eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten en de ernst van de gepleegde overtredingen. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van veehouders voor het welzijn van hun dieren en de noodzaak om te voldoen aan de wettelijke eisen voor dierenverzorging.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige economische kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 84-088543-23 (P)
Datum vonnis: 14 augustus 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1963 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 31 juli 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. D. van Ieperen en van wat door verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 30 maart 2023:
feit 1:als bedrijfsmatig houder van dieren, al dan niet opzettelijk, er geen zorg voor heeft gedragen dat runderen beschikten over een schone behuizing en/of een toereikende hoeveelheid drinkwater;
feit 2:al dan niet opzettelijk bedrijfsmatig runderen heeft gehouden in een gebrekkige behuizing, waaraan de dieren zich konden verwonden;
feit 3:als houder van aangewezen dierlijke bijproducten er geen zorg voor heeft gedragen dat een kadaver van een rund zo spoedig mogelijk is aangegeven bij de Rendac.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij, op of omstreeks 30 maart 2023 te [adres] , in elk
geval in Nederland, als houder van dieren, te weten één of meer rund(eren), al dan niet opzettelijk, er geen zorg voor heeft gedragen dat:
A. 7 runderen (in de grupstal, zie p. 4 en 9 t/m 11 proces-verbaal), althans één of meer rund(eren), over een toereikende behuizing beschikte(n) onder voldoende hygiënische omstandigheden, aangezien die rund(eren) niet de beschikking had(den) over een droge en/of schone ligplaats, immers was opgehoopte mest aanwezig en waren/was de ligplek(ken) bevuild met verse en oude mestresten, en/of
B. 1 pink (in de grupstal met werknummer [nummer 1] , zie p. 4 en 12 proces-verbaal), over een toereikende behuizing beschikte onder voldoende hygiënische omstandigheden, aangezien de pink niet de beschikking had over een droge en/of schone ligplaats, immers had de pink een bevuilde ligplek en/of was de buik en de flank(en) van de pink bevuild met aangekoekte oude en verse mestresten, en/of
C. 1 pink (in de grupstal met werknummer [nummer 2] , zie p. 5 en 13 proces-verbaal), toegang had tot een toereikende hoeveelheid water van passende kwaliteit of op andere wijze aan haar behoefte aan water kon voldoen, immers had de pink geen waterbak binnen haar bereik en was er geen wijze waarop de pink drinkwater tot zich kon nemen,
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
2
hij, op of omstreeks 30 maart 2023 te [adres] , in elk
geval in Nederland, als houder van dieren, te weten één of meer rund(eren), al dan niet opzettelijk, 16 runderen (in grupstal, zie p. 5, 17 t/m 19 proces-verbaal), althans één of meer
rund(eren), heeft gehouden en/of gehuisvest en/of laten verblijven in een behuizing die niet op zodanige wijze was ontworpen, gebouwd en/of onderhouden dat
- bij die dieren geen letsel of pijn werd veroorzaakt, en/of
- geen scherpe randen en/of uitsteeksels bevatte, waaraan die dieren zich konden
verwonden,
immers waren in de behuizing waar voornoemde rund(eren) verbleven meerdere kapotte roosters aanwezig waardoor gaten waren ontstaan van 11cm groot en/of 16cm groot en/of hadden de gaten in de roosters scherpe randen,
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
3
hij, op of omstreeks 30 maart 2023 te [adres] , in elk geval in Nederland, als houder van aangewezen dierlijke bijproducten, te weten een kadaver van een
rund, er niet voor heeft zorggedragen dat het kadaver zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk
op de eerste werkdag volgend op de dag waarop de bijproducten zijn ontstaan, zijn aangegeven bij de ondernemer (Rendac), immers werd op 30 maart 2023: 1 kadaver van een rund (in de grupstal met werknummer [nummer 3] , zie p. 5, 15 en 16 proces-verbaal), aangetroffen die langere tijd en/of meerdere dagen, in ieder geval langer dan 24 uur, dood was.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen verklaard, met uitzondering van het onder feit 1 onderdeel C ten laste gelegde.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft ter zake het onder 1 onderdeel C ten laste gelegde verklaard dat hij de pink driemaal daags een emmer water gaf. Verdachte heeft de overige verweten gedragingen bekend.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Partiële vrijspraak
De rechtbank acht, net als de officier van justitie, niet bewezen dat verdachte het onder 1 onderdeel C ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte daarom vrijspreken van dat deel van de tenlastelegging.
Bewezenverklaring
De rechtbank komt, met uitzondering van feit 1 onderdeel C, tot een bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] :
  • het procesverbaal van de terechtzitting van 31 juli 2023, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
  • het procesverbaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) van 5 april 2023 (pagina’s 3-5, 9-12 en 15-19).
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij op 30 maart 2023 in de [adres] , als houder van dieren, te weten runderen, opzettelijk er geen zorg voor heeft gedragen dat:
A. 7 runderen (in de grupstal), over een toereikende behuizing beschikten onder voldoende hygiënische omstandigheden, aangezien die runderen niet de beschikking hadden over een droge en schone ligplaats, immers was opgehoopte mest aanwezig en waren de ligplekken bevuild met verse en oude mestresten, en
B. 1 pink (in de grupstal met werknummer [nummer 1] ), over een toereikende behuizing beschikte onder voldoende hygiënische omstandigheden, aangezien de pink niet de beschikking had over een droge en schone ligplaats, immers had de pink een bevuilde ligplek en waren de buik en de flank van de pink bevuild met aangekoekte oude en verse mestresten,
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
2
hij op 30 maart 2023 in de [adres] , als houder van dieren, te weten runderen, opzettelijk runderen (in grupstal), heeft gehouden, en gehuisvest en laten verblijven in een behuizing die niet op zodanige wijze was onderhouden dat
- deze geen scherpe randen en/of uitsteeksels bevatte, waaraan die dieren zich konden
verwonden,
immers waren in de behuizing waar voornoemde runderen verbleven meerdere kapotte roosters aanwezig waardoor gaten waren ontstaan van 11cm groot en 16cm groot en hadden de gaten in de roosters scherpe randen, zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
3
hij op 30 maart 2023 in de [adres] , als houder van aangewezen dierlijke bijproducten, te weten een kadaver van een rund, er niet voor heeft zorggedragen dat het kadaver zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk op de eerste werkdag volgend op de dag waarop de bijproducten zijn ontstaan, zijn aangegeven bij de ondernemer (Rendac), immers werd op 30 maart 2023: 1 kadaver van een rund (in de grupstal met werknummer [nummer 3] ), aangetroffen dat meerdere dagen dood was.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij:
  • feit 1: de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten juncto artikel 2.2, tiende lid, onderdeel d, van de Wet dieren juncto artikel 1.7 aanhef en onderdeel d van het Besluit houders van dieren;
  • feit 2:de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten juncto artikel 2.2, tiende lid, onderdeel d, van de Wet dieren juncto artikel 1.8, tweede lid, van het Besluit houders van dieren;
  • feit 3:de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten juncto de artikelen 3.4 en 6.2, eerste lid, van de Wet dieren juncto artikel 3.22, eerste lid, van de Regeling dierlijke producten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 2.2 lid 10 onder d Wet dieren, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, aangewezen soort of categorie worden gehouden, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf:
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 2.2 lid 10 onder b Wet dieren, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, aangewezen soort of categorie worden gehouden, opzettelijk begaan;
feit 3
de overtreding:
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 3.4 in samenhang met artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte zal worden opgelegd een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met een proeftijd van drie jaren, met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarde dat verdachte geen landbouwhuisdieren voor zichzelf of een ander mag houden, met uitzondering van vier kippen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft verklaard dat hij graag hobbymatig een paar runderen en een paar schapen wil houden. Indien een houdverbod wordt opgelegd, dan zal verdachte zich daaraan houden.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Ernst van de feiten
Verdachte is veehouder en is in de afgelopen jaren meermalen door de politie en de NVWA bezocht naar aanleiding van zorgen over het dierenwelzijn op het bedrijf. De economische politierechter in Gelderland heeft, alvorens op 18 april van dit jaar uitspraak te doen over feiten die bij zes verschillende controles tussen 20 oktober 2021 en 1 december 2022 zijn geconstateerd, een hercontrole bevolen om de huidige stand van zaken te beoordelen. Deze is verricht door de NVWA op 30 maart 2023. Naar aanleiding daarvan is gebleken dat verdachte zich opnieuw schuldig heeft gemaakt aan economische delicten door niet de vereiste zorg te geven aan zijn dieren. Verdachte is als bedrijfsmatig veehouder tekortgeschoten in de zorg voor zijn dieren. Meerdere runderen beschikten niet over schone en droge ligplaatsen en stonden diep in de mest. Ook zaten er gaten in de mestroosters, en hadden die gaten scherpe randen, waardoor runderen zich ernstig konden verwonden. Daarnaast heeft verdachte een kadaver van een rundmeerdere dagen in de stal laten liggen in de nabijheid van levende runderen. Dit kadaver bevond zich inmiddels in staat van ontbinding. De bij het procesverbaal gevoegde foto’s tonen een schrijnende situatie.
Als veehouder is verdachte verantwoordelijk voor de verzorging van zijn dieren. Hij heeft de zorg voor het leven en de leefomstandigheden van zijn dieren en hij moet ervoor zorgen dat de dieren op een zodanige wijze gehouden worden dat aan het streef(minimum)niveau van het dierenwelzijn wordt voldaan. Er is niet voldaan aan die basiseisen voor de verzorging van de dieren en daarmee is onnodig leed bij de dieren veroorzaakt. De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 25 juli 2023. Daaruit blijkt dat verdachte op 18 april 2023 is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten tot hoge geldboetes. De rechtbank zal gelet op het bepaalde in artikel 63 Sr hiermee rekening houden bij de strafoplegging.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij een zeer beperkt inkomen heeft uit de activiteiten in zijn bedrijf. Verdachte heeft verklaard dat hij zal stoppen met zijn bedrijfsmatige veehouderij, omdat hij door gezondheidsklachten niet meer in staat is om de werkzaamheden op het bedrijf uit te voeren en geen opvolger heeft. Verdachte wil wel graag hobbymatig een aantal runderen houden.
Strafmodaliteit en de hoogte daarvan
De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmaat rekening met straffen die in vergelijkbare gevallen door rechters zijn opgelegd. Verdachte lijkt niet (meer) in staat om op de juiste wijze voor zijn dieren te zorgen. Om te voorkomen dat verdachte opnieuw feiten begaat waardoor het dierenwelzijn wordt geschaad, zal de rechtbank een voorwaardelijke straf opleggen met als bijzondere voorwaarden dat verdachte geen landbouwhuisdieren mag houden en dat verdachte zal meewerken aan controles daarop door de politie en de NVWA. Op het houdverbod zal de rechtbank een uitzondering maken inhoudende dat verdachte maximaal tien kippen mag houden.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat voor de misdrijven een gevangenisstraf voor de duur van één maand voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, en de bijzondere voorwaarden zoals hiervoor omschreven, passend en geboden is.
Gelet op de geringe ernst van de als feit 3 bewezen verklaarde overtreding in vergelijking met de misdrijven waarvoor aan verdachte de voorwaardelijke vrijheidsstraf met bijzondere voorwaarden wordt opgelegd, en de beperkte financiële middelen van verdachte, zal voor de overtreding geen afzonderlijke straf of maatregel worden opgelegd.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9a, 14a, 14b, 14c, 57, 62 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.

8. De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
-spreekt verdachte vrij van het hem onder feit 1 onderdeel C ten laste gelegde;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, onderdeel A en B, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, het misdrijf:
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 2.2 lid 10 onder d Wet dieren, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, aangewezen soort of categorie worden gehouden, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;
feit 2, het misdrijf:
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 2.2 lid 10 onder b Wet dieren, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, aangewezen soort of categorie worden gehouden, opzettelijk begaan;
feit 3, de overtreding:
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 3.4 in samenhang met artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde;
straf voor de feiten 1 en 2
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- De rechter kan de tenuitvoerlegging ook gelasten indien de verdachte gedurende de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende bijzondere voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- gedurende de proeftijd geen dieren als bedoeld in artikel 2 van de
Richtlijn 98/58/EG van de Raad van 20 juli 1998 inzake de bescherming van voor landbouwdoeleinden gehouden dieren(landbouwhuisdieren) houdt voor zichzelf, voor een ander of door een ander laat houden, met uitzondering van tien kippen;
- meewerkt aan controles op bovengenoemde voorwaarde door ambtenaren van de politie en/of ambtenaren van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit en
daartoe – voor zover de controles ertoe dienen toezicht te houden op de gestelde voorwaarde – aan genoemde ambtenaren toegang verschaft tot het erf en de daarop aanwezige gebouwen;
- draagt de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit en de politie op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden;
- bepaalt dat voor het onder feit 3 bewezenverklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mr. H. Stam en mr. J.T. Pouw, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Lautenbag, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 14 augustus 2023.
Buiten staat
Mr. Stam is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van de NVWA, referentienummer 178523/143430/6014318. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.