ECLI:NL:RBOVE:2023:3274

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 augustus 2023
Publicatiedatum
11 augustus 2023
Zaaknummer
08.085893.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en illegaal wapenbezit

Op 11 augustus 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en illegaal wapenbezit. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten, die plaatsvonden op 3 maart 2023 in Hengelo. De verdachte heeft samen met anderen geweld gepleegd tegen twee slachtoffers, waarbij de slachtoffers lichamelijk letsel hebben opgelopen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld door de slachtoffers te duwen en te slaan. Daarnaast heeft de verdachte een veerdrukwapen voorhanden gehad, wat in strijd is met de Wet wapens en munitie. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 200 uren en het betalen van schadevergoedingen aan de slachtoffers. De vordering van de officier van justitie om een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen is niet toegewezen, omdat de rechtbank van oordeel is dat de kans op recidive laag is. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die door hem en zijn mededaders is veroorzaakt. De uitspraak is openbaar gedaan en de rechtbank heeft de zaak behandeld in een meervoudige kamer.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.085893.23 (P)
Datum vonnis: 11 augustus 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2003 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 28 juli 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. K.J.L. de Valk en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. J. Klomp, advocaat in Enschede, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van wat namens de benadeelde partijen door
[naam 1] is aangevoerd

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte met een of meer anderen, op de openbare weg geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1]
(feit 1)en tegen [slachtoffer 2]
(feit 2)en dat verdachte een veerdrukwapen, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoont met vuurwapen, voorhanden heeft gehad
(feit 3).
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 3 maart 2023 te Hengelo, gemeente Hengelo (O)
openlijk, te weten, op/aan het Burgemeester Jansenplein, in elk geval op of aan de
openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 1]
door die [slachtoffer 1]
- een of meerdere malen tegen de borst, althans tegen het lichaam te duwen en/of
- een of meerdere malen in het gezicht te slaan, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] op
de grond is gevallen;
2
hij op of omstreeks 3 maart 2023 te Hengelo, gemeente Hengelo (O)
openlijk, te weten, op/aan het Burgemeester Jansenplein, in elk geval op of aan de
openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 2]
door
die [slachtoffer 2]
- een of meerdere malen tegen de borst, althans tegen het lichaam te duwen en/of
- een of meerdere malen in het gezicht te slaan;
3
hij op of omstreeks 3 maart 2023 te Hengelo, gemeente Hengelo (O)
een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten
een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een
ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen
geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk
een veerdrukwapen (Elite Force 2011 C), zijnde een voorwerp dat voor wat betreft
zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoont met vuurwapen,
voorhanden heeft gehad;

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 1, 2 en 3 wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft zich voor wat betreft de bewezenverklaring van feit 1 en feit 3 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van feit 2 is vrijspraak bepleit. Daartoe is aangevoerd dat verdachte [slachtoffer 2] (aangeefster) niet heeft geslagen of geduwd.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststelling van de feiten en omstandigheden
Op grond van de inhoud van het dossier en van wat op de zitting is besproken, stelt de
rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
In de nacht van 2 op 3 maart 2023 bevindt verdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) zich, samen met medeverdachte [verdachte] (hierna: [verdachte] ), in de binnenstad van Hengelo. Op een gegeven moment loopt [slachtoffer 1] (hierna: aangever) langs een eetcafé, waar op dat moment [medeverdachte] en [verdachte] met anderen staan te praten. [verdachte] wijst aangever na. Als aangever kort daarna later terug loopt, draait hij zich om richting [verdachte] en [medeverdachte] . Aangever loopt vervolgens naar zijn vriendin, [slachtoffer 2] (hierna: aangeefster) en zegt dat een groep jongens achter hem aanloopt, waarop aangeefster voorstelt om samen verder te lopen.
Aangevers lopen samen langs de Willemstraat. [medeverdachte] , [verdachte] en ten minste één vriend, [betrokkene] , lopen daar ook. Op enig moment, als aangevers op het Burgemeester Jansenplein ter hoogte van café [locatie 1] staan, grijpt [verdachte] aangever vast en duwt hem. Aangeefster probeert [verdachte] aan de kant te duwen. [medeverdachte] komt erbij staan. Er wordt over en weer geschreeuwd en geduwd. Aangever wordt bespuugd en aangeefster spuugt terug. Aangeefster wordt in het gezicht geslagen door [medeverdachte] en verliest hierdoor het bewustzijn. Ook aangever wordt meermaals door verschillende personen, waaronder [verdachte] en [medeverdachte] , in het gezicht geslagen. Uiteindelijk valt ook aangever op de grond en verliest het bewustzijn.
Aangever heeft als gevolg van het incident een bloedneus, een tand door zijn lip, een gebroken voortand en een gat boven zijn lip. Aangeefster heeft aan het incident een wond aan haar lip en een bult op haar hoofd overgehouden.
Juridisch oordeel en conclusie
Voor bewezenverklaring van openlijke geweldpleging moet de verdachte in de eerste plaats opzet op het openlijke geweld hebben gehad. Aangetoond moet worden dat hij het geweld gewild heeft, of in ieder geval welbewust op de koop toe heeft genomen. Het opzet van de dader op het groepsgeweld moet blijken uit een eigen gedraging, die een voldoende significante of wezenlijke – materiële of intellectuele – bijdrage levert aan het geweld. De bijdrage zelf hoeft niet van gewelddadige aard te zijn, maar kan ook bestaan uit bijvoorbeeld het achtervolgen en insluiten van het slachtoffer. Bovendien moet sprake zijn van een nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van het openlijk geweld tegen (in dit geval) personen. Voor een nauwe en bewuste samenwerking is niet vereist dat de medeplegers op hetzelfde moment starten met het toepassen van geweld.
Het hierboven omschreven feitencomplex kwalificeert de rechtbank als openlijke geweldpleging in vereniging. Verdachte [verdachte] heeft een significante en wezenlijke bijdrage gehad in het uitgeoefende geweld. Hij heeft het geweld in vereniging geïnitieerd door aangevers vanaf het eetcafé te achtervolgen, aangever vast te pakken en hem te duwen en te slaan. Hij deed dit op een openbare plek, namelijk aan een weg in het uitgaansgebied van Hengelo. Ook blijkt naar het oordeel van de rechtbank uit de uiterlijke verschijningsvorm van het handelen van [verdachte] en de groep met wie hij was, dat hij (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het geweld en op het samen plegen van dat geweld. Omdat sprake is van openlijk geweld is [verdachte] verantwoordelijk voor zijn eigen handelen én voor het handelen van degenen met wie hij dat geweld gepleegd heeft, zoals het handelen van [medeverdachte] . Gelet op het voorgaande kan wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de openlijke geweldpleging tegen aangevers. De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan.
Feit 3
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het als feit 3 ten laste gelegde feit, zoals hierna omschreven, op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank, nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij op 3 maart 2023 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) openlijk, te weten, op/aan het Burgemeester Jansenplein, een openbare weg en een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 1] door die [slachtoffer 1] tegen het lichaam te duwen en in het gezicht te slaan, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] op de grond is gevallen;
2
hij op 3 maart 2023 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) openlijk, te weten, op/aan het Burgemeester Jansenplein, een openbare weg en een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 2] door die [slachtoffer 2] tegen het lichaam te duwen en in het gezicht te slaan;
3
hij omstreeks 3 maart 2023 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een veerdrukwapen (Elite Force 2011 C), zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoont met vuurwapen, voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 141 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en artikel 13 van de Wet wapens en munitie (Wwm). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 en feit 2,
telkens het misdrijf
: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
feit 3,
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wwm.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordeelden tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast acht de officier van justitie oplegging van een taakstraf voor de duur van tweehonderd uren aanwezen, te vervangen door honderd dagen hechtenis bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om verdachte geen gevangenisstraf op te leggen, maar hem in plaats daarvan te veroordelen tot het verrichten van een taakstraf voor de duur van honderdvijftig uren.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte en zijn mededader hebben zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging, waarbij de slachtoffers tegen het hoofd en het lichaam zijn geslagen. De slachtoffers hebben door het tegen hen gepleegde geweld pijn ondervonden en letsel opgelopen. Door zo te handelen heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers en gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt bij hen.
Het gewelddadig karakter van de door verdachte en zijn mededader gepleegde strafbare feiten laat zien dat verdachte er niet voor terugschrikt om fors geweld tegen een ander te gebruiken. De rechtbank vindt dit zeer kwalijk. Verdachte heeft zich bij zijn strafbaar handelen niet bekommerd om de gevolgen. Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden daar vaak nog lange tijd last van en de herinnering eraan hindert hen in hun dagelijks leven. Uit de toelichting op de vorderingen van de benadeelde partijen blijkt dat dit ook in deze zaak het geval is. Bovendien gaat het hier om volstrekt zinloos uitgaansgeweld dat gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt bij omstanders en in de maatschappij. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de Justitiële Documentatie betreffende verdachte van 10 juli 2023. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de inhoud van het omtrent verdachte opgemaakte rapport van Reclassering Nederland van 21 juli 2023. De reclassering adviseert om bij een veroordeling een (deels voorwaardelijke) straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. Interventies of toezicht is niet geïndiceerd. Gelet op de leeftijd van verdachte en het ontbreken van justitiële voorgeschiedenis wordt veroordeling tot een gevangenisstraf niet wenselijk geacht. De inschatting is dat een gevangenisstraf de stabiliteit die verdachte heeft opgebouwd en de perspectieven die hij heeft voor de toekomst zou kunnen schaden. De reclassering adviseert tot slot het volwassenenstrafrecht toe te passen.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten. Daaruit volgt dat bij openlijke geweldpleging tegen personen, lichamelijk letsel ten gevolge hebbend, 120 uur taakstraf geïndiceerd is. Onder lichamelijk letsel wordt verstaan builen, schrammen en blauwe plekken. Als de openlijke geweldpleging tot zwaar lichamelijk letsel lijdt, is het oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden.
Het letsel dat aangever heeft opgelopen is niet beperkt gebleven tot builen, schrammen of blauwe plekken. Aangever heeft namelijk aan het incident onder andere een gebroken tand en een gat boven zijn lip overgehouden. Dit neemt de rechtbank mee in haar afweging. Ook houdt de rechtbank bij de op te leggen straf in strafverzwarende zin rekening met de proceshouding van verdachte. Hoewel hij ter terechtzitting heeft uitgesproken berouw te hebben van zijn handelen, legt hij de schuld van zijn handelen grotendeels buiten zichzelf door de slachtoffers aan te wijzen als de aanstichters. Het is echter verdachte geweest die samen met anderen achter de slachtoffers aan is gelopen, hen heeft geduwd en een klap heeft uitgedeeld. Naar het oordeel van de rechtbank neemt verdachte slechts beperkt verantwoordelijkheid voor het geweld dat is gebruikt en voor de gevolgen die dat heeft gehad voor de slachtoffers.
De rechtbank overweegt dat de omstandigheid dat verdachte zich, zoals hij naar voren heeft gebracht, voornamelijk met het slachtoffer [slachtoffer 1] heeft beziggehouden en bij deelname aan groepsgeweld geen rechtstreekse geweldshandelingen ten opzichte van het slachtoffer [slachtoffer 2] heeft gepleegd, geen strafmatigend effect kan hebben. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat verdachte door zijn aanwezigheid en optreden een zeer wezenlijke rol heeft gehad in het geheel aan geweldshandelingen, waarvan ook [slachtoffer 2] het slachtoffer is geworden.
Dit alles afwegend, is de rechtbank van oordeel dat in dit geval een forse taakstraf op zijn plaats is. De rechtbank ziet daarnaast geen aanleiding om aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen omdat uit het reclasseringsrapport blijkt dat de kans op recidive als laag moet worden ingeschat.
Alles afwegend acht de rechtbank oplegging van een taakstraf van tweehonderd uren, bij niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door honderd dagen hechtenis, met aftrek van de dag die door verdachte in verzekering is doorgebracht, passend en geboden.

7.De schade van benadeelden

7.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
Feit 1, de vordering van [slachtoffer 1]
Aangever heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 1.414,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan, te weten 3 maart 2023. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- jas merk North Face € 330,00;
- Airpods pro merk Apple € 109,00;
- batterij van Apple Iphone 12 € 75,00;
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 900,00 gevorderd.
Feit 2, de vordering van [slachtoffer 2]
Aangeefster heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om immateriële schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 550,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan, te weten 3 maart 2023
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen integraal dienen te worden toegewezen.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De vordering van [slachtoffer 1]
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering ten aanzien van de gevorderde materiële kosten moet worden afgewezen dan wel dat de benadeelde partij
niet-ontvankelijk moet worden verklaard ten aanzien van dat deel van de vordering.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding is verzocht deze te matigen tot een bedrag van € 650,00.
De vordering van [slachtoffer 2]
Gelet op de door haar bepleite vrijspraak heeft de raadsvrouw primair afwijzing van de vordering bepleit, subsidiair deze te matigen tot een bedrag van € 350,00.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De vordering van [slachtoffer 1]
De vordering heeft betrekking op het onder 1 ten laste gelegde.
Jas
Aangever stelt dat zijn jas door het misdrijf is beschadigd doordat er bloed op is gekomen. Hij vordert het aankoopbedrag van een nieuwe jas van € 330,00 als schade. De raadsvrouw heeft niet betwist dat er bloed op zijn jas is gekomen en dat aangever daardoor schade heeft geleden. De raadsvrouw heeft slechts aangevoerd dat de jas op de overgelegde aankoopbon niet dezelfde is als de jas die aangever droeg tijdens het incident, omdat de kleur afwijkt. Maar zelfs al was dit het geval, dan heeft de raadsvrouw niet toegelicht waarom dit er toe zou moeten leiden dat de vordering van aangever zou moeten worden afgewezen, nu immers vaststaat dat aangever schade heeft geleden. De rechtbank zal het gevorderde bedrag van € 330,00 daarom integraal toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan, te weten 3 maart 2023.
Airpods
Aangever stelt dat hij tijdens het incident één van zijn Airpods is kwijtgeraakt. Hij vordert het bedrag van deze ene Airpod als schade. Volgens de raadsvrouw blijkt nergens uit dat verdachte de Airpods in zijn oren had, zodat de vordering moet worden afgewezen, dan wel aangever niet ontvankelijk moet worden verklaard. Deze betwisting is echter onvoldoende gemotiveerd, aangezien aangever kort na het incident heeft verklaard dat hij één Airpod mist.. De rechtbank zal het gevorderde bedrag van € 109,00 toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan, te weten 3 maart 2023.
Batterij Iphone
Volgens aangever is de batterij van zijn telefoon als gevolg van het misdrijf beschadigd. Zijn telefoon zat in zijn achterzak en toen hij viel, is hij op zijn telefoon gevallen. De raadsman van verdachte betwist dat de batterij door het misdrijf is beschadigd, maar onderbouwt dit verder niet. De rechtbank zal de vordering van € 75,00 dan ook toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan, te weten 3 maart 2023.
Immateriële schade
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is eveneens komen vast te staan dat verdachte door de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks immateriële schade heeft toegebracht aan aangever. De immateriële schadevordering is voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal de gevorderde immateriële schade tot een bedrag van € 900,00 toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 maart 2023.
Hoofdelijke aansprakelijkheid
Uit artikel 6:166 Burgerlijk Wetboek volgt dat indien één van tot een groep behorende personen onrechtmatig schade toebrengt en de kans op het aldus toebrengen van schade deze personen had behoren te weerhouden van hun gedragingen in groepsverband, zijn hoofdelijk aansprakelijk zijn indien deze gedragingen hun kunnen worden toegerekend.
Toegepast op deze zaak betekent dit dat [verdachte] ook aansprakelijk is tegenover aangever voor de schade die niet door hemzelf, maar door een ander in de groep, zoals [medeverdachte] , is toegebracht. [verdachte] is dus tegenover aangever hoofdelijk aansprakelijk voor het hele bedrag.
De vordering van [slachtoffer 2]
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is eveneens komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit 2 rechtstreeks immateriële schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De immateriële schadevordering is voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal de gevorderde immateriële schade tot een bedrag van € 550,00 toewijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan, te weten 3 maart 2023
De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk tegenover aangeefster voor het hele bedrag aansprakelijk is.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door feiten 1 en 2 is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 24 dagen respectievelijk 11 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 22c, 22d, 57 Sr en 55 Wwm.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 en feit 2,telkens het misdrijf: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
feit 3,het misdrijf: handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wwm;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
200 (tweehonderd) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
100 (honderd) dagen;
- beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste zestig dagen doorgebracht in verzekering of voorlopige hechtenis, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van
€ 1.414,00(bestaande uit € 514,00 materiële schade en € 900,00 immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1): van een bedrag van € 1.414,00 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 maart 2023) met dien verstande dat als en voor zover al door een ander (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 1.414,00, (zegge: duizendvierhonderdveertien euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 maart 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 24 dagen kan worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van
€ 550,00(bestaande uit immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] (feit 2): van een bedrag van € 550,00 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 maart 2023) met dien verstande dat als en voor zover al door een ander (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het onder feit 2 bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 550,00, (zegge: vijfhonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 maart 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 11 dagen kan worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.O. Frentrop, voorzitter, mr. J. Wentink en
mr. L.J.C. Hangx, rechters, in tegenwoordigheid van S. Wongsokerto, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 11 augustus 2023.
Buiten staat
Mr. L.J.C. Hangx is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2023104991. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 28 juli 2023, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte:
Op 3 maart 2023 liep ik samen met mijn broer [medeverdachte] en een vriend in Hengelo. Wij liepen achter [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] . Ik heb [slachtoffer 1] op zijn schouder geslagen. Ik zag dat [medeverdachte] [slachtoffer 1] sloeg. Ik zag da hij [slachtoffer 2] duwde en dat hij haar sloeg.
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , pagina 11 tot en met 14, voor zover inhoudend als verklaring van aangever, zakelijk weergegeven:
Op 3 maart 2023 ik liep samen met [slachtoffer 2]
(de rechtbank leest: [slachtoffer 2] )ter hoogte van [locatie 1]
(in Hengelo). Op dat moment zag en voelde ik dat één van de jongens uit de groep mij vast greep. Hierdoor draaide mijn lichaam met de voorzijde naar de jongen toe. Ik stond op dat moment bijna met mijn gezicht tegen zijn gezicht aan. Deze jongen heet [verdachte] . Hierop voelde en zag ik dat deze [verdachte] mij meerdere keren kleine duwtjes gaf met twee handen tegen mijn borst. Hierdoor werd ik naar achteren geduwd, maar [verdachte] bleef tegen mij aan staan. Ik zag dat [slachtoffer 2] [verdachte] probeerde weg te duwen. De groep jongeren was ondertussen in een halve cirkel bij ons komen staan. Meerdere jongens duwden tegen mij aan. Ik kon niet wegkomen omdat ik werd vastgegrepen. Ik werd bespuugd. Ik zag toen dat [slachtoffer 2] terug spuugde. Ik zag toen dat de broer van deze [verdachte] opzettelijk en met grote kracht een flinke duw met twee handen tegen de borst aan gaf van [slachtoffer 2] . Ik zag toen dat deze broer opzettelijk en met kracht met gebalde vuist een stoot tegen het gezicht van [slachtoffer 2] gaf. Ik zag en voelde toen dat ik met kracht een stoot met gebalde vuist in mijn gezicht kreeg. Ik voelde toen dat ik met kracht wederom een vuistslag in het midden van mijn gezicht kreeg. Dit was zo hard en deed erg veel pijn dat ik door mijn benen ben gezakt en mijn urine liet lopen. Ik probeerde nog weer omhoog te komen, maar kreeg vervolgens nog met grote kracht een vuistslag van [verdachte] op de rechterzijde van mijn gezicht. Ik ben toen op de grond gevallen. Ik had een bloedneus, bloede overal in mijn gezicht. Het bloed stroomde ook uit mijn mond. Ik heb een stuk van mijn voorste tand af. Een tand door de lip. Mijn onderste tanden zijn door de lip heen geslagen. Ik heb een glip van ongeveer anderhalf centimeter aan de rechterzijde boven mijn lip.
3.
Het geschrift, te weten een aanvraagformulier medische informatie opgemaakt door D.P. den Ottolander, tandarts, van 9 maart 2023, pagina 23, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven:
Plaatsnaam: Hengelo
Nummer proces-verbaal 2023101658
Aan tandarts Beethovenlaan te Hengelo
Medische informatie betreffende: [slachtoffer 1]
Datum onderzoek: 3 maart 2023
A. Uitwendig waargenomen letsel
- Zwelling bovenlip, rechter zijde
- Open wond rechter bovenlip
- Voortand, eerste voortand rechts boven halverwege afgebroken
4.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] inclusief de daaraan gehechte foto’s van het letsel, pagina 34, voor zover inhoudend als verklaring van aangeefster, zakelijk weergegeven:
[slachtoffer 1] vroeg aan mij of ik met hem wilde lopen. Er liep een groep van ongeveer vijf jongens achter ons. Ik zag dat [verdachte] vlak voor [slachtoffer 1] ging staan en begon te duwen. Ik heb toen [verdachte] een zetje gegeven. De hele groep stond inmiddels om ons heen. [medeverdachte] stond opeens vlak voor mij. Er werd erg veel geduwd. Ik voelde opeens een vuist van [medeverdachte] in mijn gezicht. Ik ben op mijn lip en oog geslagen en voelde onmiddellijk pijn.
Ik ben knock out gegaan. Ik ben op mijn achterhoofd gevallen.
5.
Het proces-verbaal van aanvullend verhoor van aangever [slachtoffer 2] , pagina 40, voor zover inhoudend als verklaring van aangever, zakelijk weergegeven:
Ik weet dat het begon met [verdachte] en [slachtoffer 1] en dat [medeverdachte] vooral tegenover mij stond. Ik zag dat [verdachte] eerst begon met duwen tegen [slachtoffer 1] . Toen kwam de hele groep erbij. Ik weet dat ik als eerste geslagen ben door [medeverdachte] . Ik ben out gegaan door de klap. Toen ik weer bij kwam zag ik dat [slachtoffer 1] geslagen werd door [medeverdachte] en [verdachte] en dat hij tegen een ton aanviel.
6.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 46, voor zover inhoudend, als relaas van de verbalisanten:
Op 23 maart 2023 werden door mij camerabeelden bekeken, die betrekking hebben op een openlijke geweldpleging en belediging met een discriminator aspect. Ik verwijs hiervoor naar de aangifte door [slachtoffer 1] . De beelden werden ter beschikking gesteld door cameratoezicht van de gemeenteHengelo. Camerabeelden, die werden opgevraagd betreffen beelden van vrijdag 3 maart 2023 tussen 04:15 en 04:45 uur.
De beelden betreffen de camera's aan de Willemstraat/Langestraat en bij [locatie 2] , gelegen aan het Burgemeester Jansenplein te Hengelo.
Camera Willemstraat/Langestraat
In beeld zie ik staan: [bestandsnaam 1]
Ik zie op de beelden dat het donker is en dat straatverlichting brand. Links in beeldzie ik een picknicktafel staan ter hoogte van de aldaar gevestigde cafetaria.
Bij de tafel staat een groep jongeren van 10 personen.
Ik zie dat het slachtoffer aan komt lopen van achter in beeld. Ik zie dat hij loopt in de richting van de groep.
Ik zie dat het slachtoffer, vanuit de positie van de camera, rechts om de groep heen
loopt en daarna links uit beeld verdwijnt (screenshot 1).
Ik zie dat de jongen met het petje wijst in de richting, van waar het slachtoffer net is gelopen. Ik zie dat de anderen, die bij hem staan, ook die kant op kijken waar hij naar wijst (screenshot 2).
Een tiental seconden later zie ik dat het slachtoffer vanuit links weer in het beeld loopt, vanuit de positie van de camera, links langs de groep (screenshot 3).
Het slachtoffer loopt verder in de richting van de Willemstraat en draait zich om in de richting van de groep (screenshot 4). Hij draait zich vervolgens om en loopt verder in de richting van de Willemstraat.
Ik zie dat enkele minuten later een deel van het groepje jongeren links uit het beeld verdwijnt. Vanuit de Willemstraat komen, bovenin beeld, de slachtoffers aanlopen. Het eerste slachtoffer, die eerder langs gelopen is, samen met een meisje.
Camera [locatie 2]
In beeld zie ik staan: [bestandsnaam 2]
gecorrigeerd.
De camera bij [locatie 2] is geplaatst tegenover [locatie 2] . Deze camera geeft
zicht op de kruising van het Burgemeester Jansenplein, De Brink en de Wemenstraat. Ik zie het terras van café [locatie 1] en een deel van het terras dat er tegenover zit.
Nabij het terras van [locatie 1] zie ik twee personen staan.
Ik zie dat de slachtoffers aan komen lopen (screenshot 6). Zij lijken in gesprek te gaan met de twee, hierboven omschreven, personen. Ik zie namelijk dat ze naar elkaar toe lopen en stil blijven staan (screenshot 7).
Achter de slachtoffers komt een persoon aanlopen met een witte broek en zwarte jas en een persoon op de fiets.
Ik zie dat in het groepje, waar de slachtoffers staan, wordt geduwd en dat iemand valt. Het is niet te zien wie duwt en wie valt (screenshot 8).
Ik zie dat er beweging is in de groep en dat er weer geduwd wordt. De gehele groep verplaatst zich naar rechts (richting het terras van de [locatie 3]) en verdwijnt
uit beeld.
7.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [betrokkene] , pagina 142 en 143, voor zover inhoudend als de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Ik ben die avond met [verdachte] en [medeverdachte] in Hengelo geweest. Ik zag dat [verdachte] en [betrokkene]
(de rechtbank leest: [medeverdachte] )allebei wegliepen in de richting daar waar de latere slachtoffers stonden. Ik zag vervolgens dat [medeverdachte] uithaalde naar [slachtoffer 1] . Ik zag dat [slachtoffer 1] op de grond viel. [verdachte] heeft [slachtoffer 1] geslagen.
8.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , pagina 116 en 117, voor zover inhoudend als de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Ik was samen met mijn broertje en [betrokkene] uit. Op een gegeven moment riep de jongen iets. Mijn broertje ging verhaal halen. Op een gegeven moment spuugde het meisje mijn broertje in het gezicht. Ik heb haar een duw gegeven. Ik heb [slachtoffer 2] met mijn vuist geslagen.
Daarop reageerde de jongen. Ik heb hem met mijn rechterhand met mijn vuist geslagen. Ik heb hem op zijn hoofd geraakt. Ik sloeg in die richting.
9.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] , pagina 89, voor zover inhoudend als de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Mijn broer [medeverdachte] kwam erbij en duwde [slachtoffer 2] naar achter. [medeverdachte] ontweek [slachtoffer 1] . Ik zag dat [medeverdachte] [slachtoffer 1] terugsloeg. [slachtoffer 1] viel daarna naar achter. Ik zag dat [medeverdachte] [slachtoffer 2] sloeg. Terwijl dat gebeurde was [slachtoffer 1] weer gewoon goed bij en hij probeerde mij toen te slaan. Ik heb [slachtoffer 1] vervolgens terug geslagen. Ik heb [slachtoffer 1] met mijn rechtervuist geslagen. Ik raakte hem volgens mij op zijn schouder.
10.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , pagina 55, voor zover inhoudend als de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Ik liep richting het cafe " [locatie 1] ". Ik zag daar een grote groep personen
staan. Ter hoogte van cafe/restaurant " [locatie 2] " kwam ik een kameraad van mij tegen. Hij zei tegen mij: "We hebben iemand in elkaar getikt". In het gesprek met het slachtoffer, de jongen, kreeg ik van hem te horen dat vijf personen hem hadden mishandeld. Even later kwam het andere slachtoffer, het meisje, erbij en deze vertelde dat zij minimaal één klap en een duwtje had gehad door iemand vanuit de zelfde groep.
Feit 3
11.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 28 juli 2023, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in art. 359, derde lid, laatste volzin, Sv.
12.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 67, opgemaakt door [naam 2] .
13.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 70 en 71,opgemaakt door [naam 2] .