Uitspraak
RECHTBANK Overijssel
1.[gedaagde 1] B.V.,
2.
[gedaagde 2],
1.De samenvatting
2.De procedure
- de akte niet dienen van [gedaagde 2] en [gedaagde 1] van 10 mei 2023.
3.De feiten
- kosten faillissementsaanvraag € 2.201,47;
- preferente vorderingen (fiscus) € 89.037,00;
- concurrente vorderingen € 26.290,15.
- € 75.870,00 aan contante opnames;
- een betaling van € 1.860,00 aan [naam];
- € 2.200,00 aan geldopnames door [gedaagde 2].
4.Het geschil
- [gedaagde 2] en [gedaagde 1] zich schuldig hebben gemaakt aan onbehoorlijke taakvervulling in de zin van artikel 2:248 BW, wat een belangrijke oorzaak is van het faillissement van [bedrijf];
- [gedaagde 2] en [gedaagde 1] geen behoorlijke taakvervulling hebben gepleegd ten opzichte van [bedrijf] in de zin van artikel 2:9 BW.
- de betalingen van [bedrijf] aan [gedaagde 2] of [gedaagde 1] begroot op € 79.930,00 paulianeus, dan wel onrechtmatig, dan wel onverschuldigd zijn gedaan;
- de rechtshandelingen van [gedaagde 2] en [gedaagde 1] zoals omschreven in de dagvaarding, onrechtmatig zijn ten opzichte van [bedrijf] en/of haar schuldeisers, dan wel dat [gedaagde 2] en [gedaagde 1] onrechtmatig hebben gehandeld ten opzichte van [bedrijf] en/of haar schuldeisers waardoor zij schade heeft/hebben geleden die [gedaagde 2] en [gedaagde 1] aan [bedrijf] moeten vergoeden.