ECLI:NL:RBOVE:2023:3236

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 augustus 2023
Publicatiedatum
9 augustus 2023
Zaaknummer
08.325560.22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schuldvraag bij verkeersongeval met dodelijke afloop door beginnend bestuurder van bromfiets

Op 10 augustus 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een beginnend bestuurder van een bromfiets, die op 27 juni 2022 in Enschede een verkeersongeval heeft veroorzaakt waarbij zijn bijrijder, een 16-jarige jongen, om het leven is gekomen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het veroorzaken van dit dodelijke ongeval, maar heeft geen straf of maatregel opgelegd. De verdachte reed op de Lyceumlaan en sloeg rechtsaf de Deurningerstraat op, zonder voorrang te verlenen aan een van links naderende vrachtwagen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden, wat heeft geleid tot de fatale botsing. De rechtbank heeft rekening gehouden met de jonge leeftijd van de verdachte, zijn ontwikkelingsniveau en de impact van het ongeval op zijn leven. De officier van justitie had schuldigverklaring zonder straf gevorderd, en de verdediging pleitte voor vrijspraak. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet de bijzondere zorgplicht in acht had genomen die van een verkeersdeelnemer verwacht mag worden, en dat zijn inschattingsfout fatale gevolgen heeft gehad. De uitspraak benadrukt de ernst van verkeersveiligheid en de verantwoordelijkheden van bestuurders.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.325560.22 (P)
Datum vonnis: 10 augustus 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2006 in [geboorteplaats],
wonende aan de [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek met gesloten deuren ter terechtzitting van 27 juli 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. J.W. Schouten en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. P.W.E. Hoezen, advocaat in Winterswijk, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte als beginnend bestuurder van een bromfiets, een verkeersongeval heeft veroorzaakt, waardoor de bijrijder [slachtoffer] om het leven is gekomen, dan wel dat hij gevaar op de weg heeft veroorzaakt en het verkeer heeft gehinderd, dan wel dat hij een verkeersovertreding heeft begaan door geen voorrang te verlenen waardoor letsel aan een persoon of schade aan goederen is ontstaan.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 27 juni 2022 te Enschede in de gemeente Enschede, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (bromfiets), komende uit de richting van het Stedelijk Lyceum locatie Kottenpark, gaande in de richting van de Deurningerstraat, daarmede rijdende over de weg de Lyceumlaan
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl zich een bijrijder achterop de bromfiets bevond en/of
terwijl verdachte een beginnend bestuurder was en/of
terwijl verdachte goed bekend was met de verkeerssituatie en/of
terwijl het zicht van verdachte ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt of
gehinderd en/of
terwijl de aansluiting van die Lyceumlaan op de Deurningerstraat een uitritconstructie betreft en/of
terwijl een voor hem, verdachte, van links komende vrachtwagen, rijdende op de
Deurningerstraat, reeds op korte afstand was genaderd,
op de kruising van die weg (de Lyceumlaan) met de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Deurningerstraat,
niet, althans in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het direct voor, naast en/of achter hem gelegen gedeelte van die weg (de Deuringerstraat) en/of het zich daarop bevindende verkeer en/of zich er niet, althans niet tijdig en/of
voldoende van heeft vergewist dat een over die weg (de Deurningerstraat) rijdende, gezien zijn, verdachtes, rijrichting van links komende bestuurder van een ander motorrijtuig (bedrijfsauto, vrachtauto) daar en toen reed en/of
in strijd met het gestelde in artikel 54 van het Reglement Verkeersregels en
Verkeerstekens naar rechts in de richting van die Deurningerstraat is afgeslagen en/of doende was af te slaan en/of die vrachtauto niet voor heeft laten gaan en/of
niet tijdig en/of voldoende heeft afgeremd en/of niet, althans niet tijdig en/of voldoende is uitgeweken voor deze vrachtauto en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met die vrachtauto,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) werd gedood;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 juni 2022 te Enschede in de gemeente Enschede, als bestuurder van een voertuig (bromfiets), komende uit de richting van het Stedelijk Lyceum locatie Kottenpark, gaande in de richting van de Deurningerstraat, daarmede heeft gereden over de weg de Lyceumlaan en terwijl de aansluiting van die Lyceumlaan op de Deurningerstraat een uitritconstructie betreft in strijd met het gestelde in artikel 54 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens naar rechts in de richting van die Deurningerstraat is afgeslagen en/of doende was af te slaan en/of een over die weg (de Deurningerstraat) rijdende, gezien zijn, verdachtes, rijrichting van links komende bestuurder van een ander motorrijtuig (bedrijfsauto, vrachtauto) niet voor heeft laten gaan en/of is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met die vrachtauto, en door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 juni 2022 te Enschede als bestuurder van een bromfiets, uit een uitrit de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Deurningerstraat, is opgereden zonder een een ander voertuig (bedrijfsauto, vrachtauto) voor te laten gaan, waarbij letsel aan personen is ontstaan of schade aan goederen is toegebracht.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. Volgens de officier van justitie heeft verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend gereden. Het geheel aan gedragingen van verdachte en de omstandigheden waaronder die gedragingen hebben plaatsgevonden, maakt dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW).
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het primair en subsidiair ten laste gelegde. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat verdachte weliswaar de fietsstrook is opgereden terwijl er een vrachtwagen naderde, maar dat hij dit deed omdat er naar zijn inschatting voldoende ruimte was voor hem en de vrachtwagen. Verdachte dacht dat de weg breed genoeg was voor de vrachtwagen om hem zonder problemen te kunnen passeren. Achteraf gezien had verdachte moeten stoppen. Noch van aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend of onachtzaam rijgedrag in de zin van artikel 6 WVW noch van gevaarzettend rijgedrag in de zin van artikel 5 WVW is sprake geweest. Verdachte dient ook van het meer subsidiair ten laste gelegde te worden vrijgesproken omdat het enkel maken van een inschattingsfout onvoldoende is om tot een veroordeling te komen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van het dossier en de behandeling ter terechtzitting het volgende vast.
Op 27 juni 2022 reed verdachte in Enschede als beginnend bestuurder op een bromfiets. Als bijrijder bevond [slachtoffer] zich achterop de bromfiets. Verdachte reed op de Lyceumlaan in de richting van de Deurningerstraat. De Lyceumlaan eindigt op de Deurningerstraat en is verbonden middels een uitritconstructie. De Deurningerstraat is gelegen binnen de bebouwde kom van Enschede en de maximumsnelheid bedraagt 50 kilometer per uur. Het verkeer dat zich op de Deurningerstraat bevindt heeft voorrang op het verkeer dat uit de Lyceumlaan komt. Naast de rijbaan van de Deurningerstraat ligt aan beide zijden een fietsstrook, die door middel van een onderbroken streep is gescheiden van de rijbaan.
Getuige [getuige] (verder te noemen: getuige) heeft bij de politie onder meer verklaard, zakelijk weergegeven, dat hij in een vrachtwagen met aanhangwagen over de Deurningerstraat reed in de richting van het centrum van Enschede. Toen de getuige met de cabine van de vrachtwagen ter hoogte van de Lyceumlaan reed zag hij van rechts een bromfiets aan komen rijden. Op dat moment vroeg de getuige zich af of de bestuurder van de bromfiets hem wel had gezien. Getuige zag vervolgens in zijn rechterbuitenspiegel dat de bestuurder van de bromfiets tegen de vrachtwagen aanreed.
Verdachte heeft ter terechtzitting onder meer verklaard, zakelijk weergegeven, dat hij over de Lyceumlaan in de richting van de Deurningerstraat reed. Verdachte was bekend met de verkeerssituatie en wist dat de Deurningerstraat een voorrangsweg is. Toen verdachte bij de kruising kwam keek hij naar links en zag hij een vrachtwagen rijden. Verdachte is zonder te stoppen rechtsaf geslagen en de fietsstrook van de Deurningerstraat op gereden. Verdachte dacht op dat moment dat de rijbaan breed genoeg was en de vrachtwagen langs hem kon rijden. Toen de vrachtwagen verdachte passeerde zwenkte de vrachtwagen uit en werd hij geraakt door de container achter op de vrachtwagen, aldus verdachte.
Door de Forensische Opsporing Verkeersongevallenanalyse (verder te noemen: VOA) werd onderzoek ingesteld naar het verkeersongeval. Op basis van de aangetroffen sporen op het wegdek van de plaats van het ongeval en de schades aan de vrachtwagen en de bromfiets stelt de VOA vast dat de bromfiets in botsing is gekomen met de zijkant van de vrachtwagen ter hoogte van de achterwielen. Door de botsing kwamen verdachte en de bijrijder van de bromfiets ten val en kwam de bijrijder terecht tussen de achterzijde van de vrachtwagen en de voorzijde van de aanhangwagen. Vervolgens werd de bijrijder overreden door alle drie de wielen aan de rechterzijde van de aanhangwagen, ten gevolge waarvan de bijrijder ter plaatse is overleden. Op grond van de uitkomsten van het onderzoek concludeert de VOA dat de oorzaak van het ongeval bij het rijgedrag van verdachte lag.
Mate van schuld in de zin van artikel 6 WVW (primair)
Aan verdachte is primair ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 6 WVW.
Om tot een bewezenverklaring van artikel 6 WVW te komen, moet een bepaalde mate van schuld worden vastgesteld. Alleen wanneer er sprake is van aanmerkelijke schuld- een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid, onoplettendheid of onachtzaamheid- kan een verdachte strafrechtelijk worden veroordeeld voor overtreding van artikel 6 WVW.
Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad komt het bij de beoordeling van schuld in de zin van artikel 6 WVW aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Dat brengt mee dat niet in algemene zin is aan te geven of één verkeersovertreding voldoende is voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Daarvoor zijn verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de overtreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan.
Verder kan niet uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, worden afgeleid dat er sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
Beoordeling
In het verkeer moeten weggebruikers op elkaar kunnen vertrouwen als het gaat om het naleven van verkeersregels die ten behoeve van de veiligheid zijn opgesteld. Iedere verkeersdeelnemer heeft naar het oordeel van de rechtbank de bijzondere zorgplicht te anticiperen op komende verkeerssituaties en zich te vergewissen van de eventuele aanwezigheid van ander verkeer waaraan al dan niet voorrang moet worden verleend.
Het staat vast dat verdachte geen voorrang heeft gegeven aan de van links komende vrachtwagen die op de Deurningerstraat reed. Verdachte was bezig met het uitvoeren van een bijzondere manoeuvre, namelijk vanuit de uitritconstructie van de Lyceumlaan rechtsaf slaan richting de fietsstrook van de Deurningerstraat. Op verdachte rustte op dat moment de wettelijke plicht om het kruisend verkeer voorrang te verlenen en daarnaast een zorgplicht om zich ervan te vergewissen dat er geen verkeer bevond op het direct voor hem gelegen gedeelte van de Deurningerstraat. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij, voordat hij rechtsaf sloeg, naar links heeft gekeken en een vrachtwagen zag rijden. Verdachte was bekend met de verkeerssituatie en het zicht werd niet belemmerd. Verdachte is vervolgens niet gestopt omdat hij inschatte dat er voldoende ruimte voor hem en de vrachtwagen op de rijbaan was. Naar het oordeel van de rechtbank had verdachte dat onder de gegeven omstandigheden wel moeten doen. De rechtbank stelt op grond van de verklaring van de getuige en de bevindingen van de VOA vast dat de vrachtwagen verdachte op dat moment reeds op korte afstand was genaderd. Verdachte heeft in die situatie de bocht te ruim genomen en is vervolgens kort na de uitritconstructie op de Deurningerstraat met de bromfiets tegen de zijkant van de vrachtwagen gebotst. Verdachte heeft hiermee in onvoldoende mate gelet op het direct voor hem gelegen weggedeelte en onvoldoende geanticipeerd op het zich op dat weggedeelte bevindende verkeer en niet tijdig afgeremd om het doorgaand verkeer voorrang te verlenen. Verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank niet de bijzondere zorgplicht in acht genomen die van een verkeersdeelnemer in deze situatie mag worden verwacht. Het gevaar om met de vrachtwagen in aanrijding te komen heeft zich vervolgens verwezenlijkt. De verklaring van verdachte dat de vrachtwagen bij het passeren uitzwenkte waardoor hij werd geraakt door de container achterop de vrachtwagen vindt geen steun in het dossier.
Het geheel aan gedragingen van verdachte en de omstandigheden waaronder die gedragingen hebben plaatsgevonden overziende, acht de rechtbank bewezen dat er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen merkt de rechtbank het rijgedrag van verdachte, in de hiervoor geschetste feitelijke situatie, aan als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend. De rechtbank acht bewezen dat door het ongeval een ander werd gedood.
De rechtbank is aldus van oordeel dat op grond van voorgaande overwegingen in samenhang met de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 27 juni 2022 te Enschede in de gemeente Enschede, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (bromfiets), komende uit de richting van het Stedelijk Lyceum locatie Kottenpark, gaande in de richting van de Deurningerstraat, daarmede rijdende over de weg de Lyceumlaan
aanmerkelijk, onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl zich een bijrijder achterop de bromfiets bevond en
terwijl verdachte een beginnend bestuurder was en
terwijl verdachte goed bekend was met de verkeerssituatie en
terwijl het zicht van verdachte ter plaatse niet werd belemmerd en
terwijl de aansluiting van die Lyceumlaan op de Deurningerstraat een uitritconstructie betreft en
terwijl een voor hem, verdachte, van links komende vrachtwagen, rijdende op de
Deurningerstraat, reeds op korte afstand was genaderd,
op de kruising van die weg (de Lyceumlaan) met de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Deurningerstraat,
in onvoldoende mate heeft gelet en is blijven letten op het direct voor hem gelegen gedeelte van die weg (de Deurningerstraat) en het zich daarop bevindende verkeer en zich er niet voldoende van heeft vergewist dat een over die weg (de Deurningerstraat) rijdende, gezien zijn, verdachtes, rijrichting van links komende bestuurder van een ander motorrijtuig (bedrijfsauto, vrachtauto) daar en toen reed en
in strijd met het gestelde in artikel 54 van het Reglement Verkeersregels en
Verkeerstekens naar rechts in de richting van die Deurningerstraat is afgeslagen en die vrachtauto niet voor heeft laten gaan en
niet tijdig heeft afgeremd voor deze vrachtauto en
is gebotst tegen die vrachtauto,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) werd gedood.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 175 WVW. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
primair
het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie van justitie heeft schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel gevorderd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Bij deelname aan het verkeer kunnen verkeersfouten, ontstaan door onoplettendheid of een verkeerde inschatting, grote en soms fatale gevolgen hebben waardoor het leven van verkeersdeelnemers en hun naasten voor langere tijd of onomkeerbaar verandert. Verdachte heeft als beginnend bestuurder rijdend op een bromfiets (scooter) een verkeersongeval veroorzaakt waarbij een vriend, de 16-jarige [slachtoffer] is komen te overlijden. Verdachte en [slachtoffer] reden op dat moment samen op de scooter. Ook al heeft verdachte deze gevolgen van zijn handelen niet gewild, en dat begrijpen ook de nabestaanden, feit is dat door zijn toedoen [slachtoffer] is komen te overlijden. Verdachte zal dit gevolg de rest van zijn leven moeten dragen.
Ook aan de nabestaanden van [slachtoffer] is onherstelbaar leed toegebracht. De rechtbank realiseert zich dat geen enkele straf recht kan doen aan dit leed en het gemis, zoals ter zitting door de moeder en zus in de voorgelezen slachtofferverklaringen naar voren is gebracht en de nabestaanden hun leven lang nog zullen ervaren. Verdachte heeft in reactie hierop zijn medeleven getoond en aangegeven dat wanneer de nabestaanden daaraan toe zijn, hij graag met hen in contact treedt.
De rechtbank houdt er rekening mee dat sprake is van een jonge verdachte met het daarbij horende ontwikkelingsniveau en dat het langer dan een jaar heeft geduurd voordat de zaak op zitting is aangebracht. Het behoeft geen betoog dat de omstandigheden waaronder het ongeval heeft plaatsgevonden ook ingrijpend zijn geweest voor verdachte. Na het ongeval werd hij er op verschillende (veelal negatieve) manieren mee geconfronteerd. Ook hij is nog steeds bezig met de verwerking. Verdachte heeft ter zitting onder meer verklaard dat hij zijn scooter na het ongeval heeft weggedaan en zoveel mogelijk situaties probeert te vermijden die zouden kunnen leiden tot een soortgelijke gebeurtenis.
Verder houdt de rechtbank rekening met het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 18 juli 2023 waaruit onder meer volgt dat sprake is van een traumatische gebeurtenis die gevolgen heeft voor verdachtes verdere ontwikkeling. De Raad voor de Kinderbescherming vindt het belangrijk dat er ruimte ontstaat voor zijn rouwproces en ontwikkeling en wanneer nodig hulpverlening wordt ingezet. Mede gelet op zijn persoonlijke omstandigheden, wordt geadviseerd om aan verdachte geen straf of maatregel op te leggen. Ten slotte houdt de rechtbank rekening met het uittreksel uit de justitiële documentatie van 11 juli 2023 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld.
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat het ongeval en de gevolgen daarvan een zodanige impact op verdachte hebben gehad dat het opleggen van een straf geen meerwaarde meer heeft in de zin van generale preventie of speciale preventie dan wel pedagogische beïnvloeding. Verdachte zal daarom wel schuldig worden verklaard, maar er zal geen straf of maatregel worden opgelegd.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
primair
het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezen verklaarde;
straf
- verklaart verdachte schuldig zonder oplegging van straf of maatregel.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Rikken, voorzitter, mr. C. Verdoold en
mr. B.T.C. Jordaans, rechters, allen tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van
H.J.A. Teerlink, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 10 augustus 2023.
Buiten staat
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022288639. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 27 juli 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Op 27 juni 2022 reed ik als beginnend bestuurder op een bromfiets over de Lyceumlaan in Enschede. [slachtoffer] zat achterop de bromfiets. Ik reed in de richting van de Deurningerstraat. Ik ben bekend met de verkeerssituatie en weet dat de Deurningerstraat een voorrangsweg is en ik het verkeer op die weg voorrang moet geven. Toen ik bij de kruising kwam keek ik naar links en zag ik een vrachtwagen rijden. Ik ben zonder te stoppen rechtsaf geslagen en de fietsstrook van de Deurningerstraat op gereden. Ik ging er van uit dat de weg breed genoeg was en de vrachtwagen langs mij kon rijden.
2.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige], van 27 juni 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige:
V: Kun je kort aangeven hoe jij het hebt ervaren?
A: Ik kom aanrijden en zie een scooter aankomen en ik dacht al ziet hij me wel? En hij rijdt zo tegen mijn vrachtwagen aan.
V: Hoe hard reed je?
A: 45 a 50 km per uur. Dat kunnen ze wel uitlezen op de tachograaf.
V: Je kijkt naar rechts en dan?
A: Eerst niks, maar ik zag daarna een scooter, toen ik al met de cabine bij de straat was. De scooter heeft me geraakt ter hoogte van de truck. Iets in mij zei: Dit gaat niet goed. Ik zie in mijn rechterbuitenspiegel dat de scooter tegen mijn vrachtwagen aan knalt. Dit was naar later bleek ter hoogte trek-as. Daar zat schade.
V: En toen?
A: Ik ging toen vol in de rem.
3.
Het proces-verbaal verkeersongevalsanalyse, met foto’s, van verbalisanten [verbalisant 1],
[verbalisant 2], [verbalisant 3] en [verbalisant 4], van 3 oktober 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van de verbalisanten:
1.2
Voertuigen
Bij dit ongeval waren de volgende voertuigen betrokken:
-Bromfiets die is geconstrueerd voor een maximumsnelheid die niet meer bedraagt dan 25 km per uur, merk Piaggio, type Vespa Sprint, kenteken [kenteken 1], verder te noemen bromfiets, met twee opzittenden.
-Bedrijfsauto, merk Scania, type R50, kenteken [kenteken 2], verder te noemen vrachtauto, met
één inzittende.
-Aanhangwagen, merk GS, type AIC-2700 N, kenteken [kenteken 3], verder te noemen
aanhangwagen.
2.1.2
Wegsituatie
Het verkeersongeval had plaatsgevonden op de voor het openbaar verkeer opengestelde weg
Deurningerstraat, gelegen binnen de als zodanig aangeduide bebouwde kom van Enschede. De maximum snelheid aldaar bedraagt 50 km/h. Het verkeersongeval had plaatsgevonden ter hoogte van zijstraat Lyceumlaan. Gezien vanuit de rijrichting van de vrachtauto is er op de Deurningerstraat een verhoogde midden geleider met opstellocatie voor voertuigen gecreëerd, ter hoogte van de Dr. J. van Damstraat. De weg buigt hier af in flauwe bocht naar links. Het ongeval had plaatsgevonden, gezien de rijrichting van de vrachtauto met aanhangwagen, op een recht weggedeelte van de Deurningerstraat. Naast de rijbaan ligt
aan beide zijden een fietsstrook, die door middel van een onderbroken streep was gescheiden van de rijbaan. De bromfiets kwam vanaf de voor het openbaar verkeer opengestelde weg Lyceumlaan, gelegen binnen de als zodanig aangeduide bebouwde kom van Enschede in de gemeente Enschede. De maximum snelheid aldaar bedraagt 30 km/h. Deze straat eindigt haaks op de Deurningerstraat en is verbonden middels een uitritconstructie.
2.1.5
Eindpositie voertuig(en)
De betrokken ongevalsvoertuigen waren nog op de plaats van het ongeval aanwezig toen wij ter plaatse kwamen. De vrachtauto met aanhangwagen was na het ongeval niet verplaatst. Foto 4 en 5 laten de eindpositie van de voor- en achterzijde van de vrachtauto met aanhangwagen zien. De vrachtauto stond met de rechterwielen op de fietsstrook. De voorzijde stond minder ver op de fietsstrook dan de achterzijde. Gezien de lengte van de vrachtauto met aanhangwagen en de verhoogde midden geleider op de Deurningerstraat, moest de vrachtauto gebruik maken van de fietsstrook om de midden geleider te kunnen passeren. De bromfiets was na het ongeval door omstanders/hulpverlening rechtop gezet en verplaatst op het trottoir.
2.2
Aangetroffen sporen
2.2.1
Sporen op plaats ongeval
De ter plaatse aangetroffen sporen en eindposities zijn weergegeven in een bijgevoegde
situatietekening (zie bijlage 1) en op de in dit proces-verbaal geplaatste foto's. In de rijrichting, die de vrachtauto met aanhangwagen, vlak voor het ongeval gehad moet hebben,
zagen wij op het wegdek een aftekening van het rechterachterwiel van de aanhangwagen.
Foto 5 toont bij label 1 de aftekening en tussen label 2 en 4 verschillende schuifsporen en krassporen. Foto 6 laat de aftekening van dichtbij zien, waarna op foto 7.1 de hoofdgroeven genummerd zijn en middels de hoeklineaal de afmeting tussen hoofdgroef 3 en 4 weergegeven is met een rood streepje. Foto 7.2 toont het rechterachterwiel, gezien vanuit de rijrichting van de vrachtauto, van de aanhangwagen. Ook hierin zijn de hoofdgroeven genummerd en is een rood streepje van dezelfde afmeting tussen hoofdgroef 3 en 4 getrokken. Ook zagen wij in diezelfde rijrichting een schuifspoor en krassporen 3. Foto 8 laat het gebied zien waar het schuifspoor en de krassporen te zien zijn. De gele stippellijnen accentueren de krassporen. In de blauwe cirkel ligt een deel van de rem hendel van de bromfiets. Dit is uitvergroot weergegeven in het blauwe kader. Dit komt overeen met de linker remhendel van de bromfiets die afgebroken is, te zien op foto 18 onder 3.4.2. In de oranje cirkel ligt het gebroken glas van een kapotte breedtelamp van de vrachtauto, zie ook foto 13 onder 3.2.2. Dit lampje vonden we terug naast de bromfiets. De rode cirkel toont de positie van het schuifspoor. Op foto 9 is het schuifspoor uitvergroot te zien. De foto toont de
aangetroffen vezels (zie markeringspijlen) in het spoor en de lichtblauwe verkleuring. Dit komt overeen met de lichtblauwe spijkerbroek die het slachtoffer, die achter het rechterachterwiel van de aanhangwagen lag, droeg. Ten hoogte van label 4 op foto 8 is het vervolg van de schuifsporen en remsporen te zien.
4.2
Bepaling botsplaats en -posities
Aan de hand van de schades en de aangetroffen sporen aan beide voertuigen en/of op het wegdek, werden de voertuigen tegen elkaar geplaatst. Hierdoor werd duidelijk hoe de voertuigen zich ongeveer ten opzichte van elkaar bevonden op het moment van het ongeval, te zien op foto 20. Wij zagen dat de rode verkleuring aan de valbeugels van de bromfiets aan de voorkant op ongeveer 45 cm hoogte zat en aan de achterkant op ongeveer 54 cm hoogte. Deze hoogtes zijn gemeten zonder opzittenden op de bromfiets. Wij zagen dat het krasspoor langs de rechter zijkant van de vrachtauto op ongeveer 45 cm hoogte zat. Op foto 19 is te zien dat de valbeugels ten hoogte van het krasspoor de vrachtauto raken. De kleine krassporen die aangeduid zijn op foto 11, zijn waarschijnlijk veroorzaakt door het windscherm van de bromfiets, zoals te zien in het uitvergrote kader van foto 20.
[Afbeelding]
[Afbeelding]
4.3
Digitaal controleapparaat (tachograaf).
Afgaande op de door de tachograaf opgeslagen snelheid is het aannemelijk dat de chauffeur gedurende langere tijd reed met een snelheid die heeft gelegen tussen de 40 en 45 km/h, waarna vanaf 41 km/h een grote afname van snelheid plaatsvond.
5.2
Oorzaak, toedracht en gevolg
Oorzaak
- Verkeersongeval tussen een vrachtauto met aanhangwagen en een bromfiets.
Toedracht
De vrachtauto met aanhangwagen reed over de Deurningerstraat, komende uit de richting van Hengelo/Oldenzaal en gaande in de richting van het centrum van Enschede.
- De bromfiets reed over de Lyceum laan en had rechtsaf geslagen de Deurningerstraat op.
- De bestuurder van de bromfiets verleende geen voorrang aan de voor hem van links
naderende bestuurder van de vrachtauto bij het rechts afslaan de Deurningerstraat op.
- Hierdoor raakte de bromfiets de zijkant van de vrachtauto ten hoogte van de achterwielen.
- Door de botsing komt de passagier van de bromfiets ten val en komt hierbij terecht tussen de achterzijde van de vrachtauto en de voorzijde van de aanhangwagen.
- Vervolgens wordt de passagier overreden door alle drie de wielen aan de rechterzijde van de aanhangwagen.
- Door de botsing komt tevens de bestuurder van de bromfiets ten val.
Gevolg
- Ten gevolge van het overrijden van de wielen van de aanhangwagen is de passagier ter
plaatse aan zijn verwondingen overleden.
7.3
Schouw
Op maandag 27 juni 2022 om 14:35 uur vond in het mortuarium van het Medisch Spectrum Twente te Enschede de schouw plaats van het slachtoffer, dat bij het verkeersongeval was overleden. Ik, verbalisant [verbalisant 1], was hierbij aanwezig.
Het slachtoffer was genaamd: [slachtoffer].
De schouwarts deelde ons mede, dat het slachtoffer vermoedelijk was overleden aan ernstig schedelhersenletsel dat niet met het leven verenigbaar was.