ECLI:NL:RBOVE:2023:3232

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
31 juli 2023
Publicatiedatum
9 augustus 2023
Zaaknummer
298513 FT RK 23.343
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot dwangakkoord in het kader van de schuldsaneringsregeling

Op 31 juli 2023 heeft de Rechtbank Overijssel het verzoek van [verzoeker] tot het opleggen van een dwangakkoord afgewezen. [verzoeker], een 35-jarige man die werkt bij het Ministerie van Financiën, had een verzoek ingediend voor de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling en om een dwangakkoord vast te stellen. Hij had een totale schuldenlast van € 31.892,66 en had een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, waarbij hij hen 30,32% van hun vorderingen over een periode van 18 maanden wilde betalen. Echter, de schuldeisers, waaronder [verweerster] en Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V., weigerden in te stemmen met dit aanbod, waarbij Zilveren Kruis stelde dat het aanbod niet passend was en verwees naar een convenant dat een looptijd van 36 maanden voorschrijft.

Tijdens de zitting op 24 juli 2023 werd het verzoek behandeld, waarbij zowel [verzoeker] als zijn gemachtigde, alsook de vertegenwoordigers van de schuldeisers aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een problematische schuldensituatie, aangezien [verzoeker] in staat was zijn schulden binnen een afzienbare periode van circa 38 maanden af te lossen. De rechtbank concludeerde dat [verweerster] en Zilveren Kruis in redelijkheid hun instemming met de schuldregeling konden weigeren, omdat [verzoeker] niet in een klemmende en uitzichtloze situatie verkeerde. Het verzoek werd dan ook afgewezen, en de rechtbank benadrukte dat de belangen van de schuldeisers voorrang moesten krijgen bij de afweging.

Het vonnis is uitgesproken door mr. R.P. van Eerde en kan, uitsluitend door tussenkomst van een advocaat, in hoger beroep worden aangevochten bij het gerechtshof.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Toezicht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: 298513 FT RK 23.343
datum vonnis: 31 juli 2023
Vonnis van de rechtbank Overijssel, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, op het verzoek van:

[verzoeker],

geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats 1],
verzoeker,
verder te noemen: [verzoeker],
gemachtigde: Brezs, schuldhulpverlener te Zuidlaren,
tegen

[verweerster],

wonende te [woonplaats 2],
verweerster,
verder te noemen: [verweerster],
gemachtigde: mr. M.J.M. Groen, Advocaat te Almere,
en

Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V.,

gevestigd te Apeldoorn,
verweerster,
verder te noemen: Zilveren Kruis.
Ten aanzien van de goederen van [verzoeker] is een onderbewindstelling uitgesproken met benoeming van Profez [bewindvoerder] te Oldenzaal tot (beschermings)bewindvoerder.

Het procesverloop

[verzoeker] heeft een verzoek gedaan tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling en heeft tevens verzocht om een dwangakkoord (verzoek ex artikel 287a Faillissementswet) vast te stellen.
Het verzoek tot vaststelling van het dwangakkoord is behandeld ter terechtzitting van
24 juli 2023. Ter zitting zijn [verzoeker], mevrouw [naam 1] (verloofde van [verzoeker]) de heer [naam 2] (namens Bresz), [verweerster] en haar ouders en mr. Groen verschenen. Mevrouw [bewindvoerder] (beschermingsbewindvoerder) is via een Teams-verbinding aanwezig geweest. Van de behandeling heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
Op 19 juli 2023 hebben [verweerster] en Zilveren Kruis een verweerschrift ingediend.
Het vonnis is bepaald op vandaag.

De beoordeling van het verzoek en de motivering van de beslissing

De feiten
[verzoeker] is een samenwonende man van 35 jaar oud. [verzoeker] werkt 32 uur per week bij het Ministerie van Financiën (hierna: de Belastingdienst). [verzoeker] verdient netto € 2.154,31 per maand. De partner van [verzoeker] heeft geen lopend minnelijke traject. In 2017 is [verzoeker] een eigen onderneming gestart onder de naam [bedrijf] B.V. In het verzoekschrift heeft [verzoeker] toegelicht dat het tussen hem en zijn zakenpartner niet goed liep waardoor schulden zijn ontstaan. [verzoeker] raakte in een depressie en om de schulden op te lossen is [verzoeker] gaan gokken op voetbalwedstrijden. Om zijn depressie en gokverslaving onder controle te krijgen is [verzoeker] 2 jaar lang in therapie geweest.
De totale schuldenlast van [verzoeker] bedraagt € 31.892,66.
[verzoeker] heeft een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers.
Dit aanbod houdt – samengevat weergegeven – het navolgende in: aan de concurrente schuldeisers is een aanbod gedaan van een uitkering van 30,32% van hun vorderingen op een termijn van 18 maanden tegen verlening door de schuldeisers van finale kwijting. Er zijn geen preferente schuldeisers Er is sprake van een prognosevoorstel.
Er is sprake van 6 schuldeisers. Zilveren Kruis met een vordering van € 555,89 d.d. 2021, maakt 1,7% uit van de totale schuldenlast. [verweerster], met een vordering van € 23.500,01 d.d. 2017, maakt 71,45% uit van de totale schuldenlast. Deze twee schuldeisers hebben instemming geweigerd.
[verzoeker] heeft de rechtbank verzocht [verweerster] en Zilveren Kruis te bevelen in te stemmen met de schuldregeling die is aangeboden.
Verweerschrift Zilveren Kruis d.d. 19 juli 2023
Zilveren Kruis stelt zich – verkort zakelijk weergegeven – op het standpunt dat zij een aanbod op basis van 18 maanden, dat is ingediend vóór 1 juli 2023, niet passend vindt. Zilveren Kruis verwijst daarbij naar het geldende convenant tussen NVVK en Zorgverzekeraars Nederland, waarin is afgesproken dat schuldhulpverleners een voorstel sturen op basis van de Module Schuldregeling van de NVVK. In deze module staat vermeld dat er bij een voorstel gebruik wordt gemaakt van 36 maanden afloscapaciteit.
Zilveren Kruis stelt dat er geen overgangsrecht is bepaald voor de wettelijke schuldsaneringsregeling en dat dit betekent dat er ook geen overgangsrecht is voor minnelijke trajecten. Zilveren Kruis stelt dat alle schuldhulpverleningsvoorstellen die tot en met 30 juni 2023 door schuldeisers zijn ontvangen, worden berekend met 36 maanden afloscapaciteit en een looptijd kennen van 36 maanden.
Verweerschrift [verweerster] d.d. 19 juli 2023
[verweerster] stelt zich – verkort zakelijk weergegeven – op het standpunt dat zij niet instemt met het verzoek van [verzoeker], omdat zij volledige betaling verlangt van het bedrag waartoe [verzoeker] bij onherroepelijke vonnis d.d. 20 februari 2019 is veroordeeld.
[verzoeker] heeft zich in 2019 onder beschermingsbewind laten stellen. [verweerster] stelt dat [verzoeker] in de periode tussen 9 april 2019 en (eind) 2022 nooit een poging heeft gedaan om haar terug te betalen. [verzoeker] heeft, gelet op zijn baan van 32 uur per week en zijn maandloon, een afdrachtcapaciteit van circa € 700,00 per maand. Dit betekent dat [verzoeker] in staat is zijn schulden binnen 4 jaar volledig te voldoen. Wanneer hij zijn spaartegoed inzet kan de periode worden teruggebracht tot 38 maanden. [verweerster] stelt dat het onredelijk is om het dwangakkoord van [verzoeker] toe te wijzen, omdat zij volledige betaling kan verwachten binnen een afzienbare periode.
De behandeling ter zitting
[naam 2] heeft toegelicht dat het aanbod een prognosevoorstel betreft en als [verzoeker] meer gaat verdienen, de schuldeisers ook meer zullen ontvangen. [naam 2] heeft verklaard dat [verzoeker] is opgenomen in het Doelgroepenregister en inmiddels een vaste baan heeft bij de Belastingdienst. Een arbeidsdeskundige heeft vastgesteld dat [verzoeker] slechts 28 uur per week kan werken, maar [verzoeker] werkt 32 uur per week om zoveel mogelijk inkomsten te verwerven. [naam 2] heeft verklaard dat afgelopen vrijdag, 21 juli 2023, [verweerster] loonbeslag heeft laten leggen.
[bewindvoerder] heeft verklaard dat [verzoeker] tot halverwege 2022 een bijstandsuitkering heeft ontvangen waardoor hij niet eerder heeft kunnen reserveren voor de schuldeisers. Bovendien is het niet toegestaan om selectief te betalen.
[verzoeker] heeft verklaard dat hij in 2019 depressief is geworden en daarvoor behandeling behoefde. Hij kon zich tijdens die periode niet ook focussen op de aflossing van zijn schulden. Daarnaast heeft [verzoeker] verklaard dat hij sinds 2019 onder beschermingsbewind staat en daarom zelfstandig ook geen voorstel mocht doen aan zijn schuldeisers. Met betrekking tot het loonbeslag heeft [verzoeker] verklaard dat zijn leidinggevende aan [verzoeker] heeft medegedeeld dat dit reden is voor ontslag. [verzoeker] heeft verklaard dat door het verlies van zijn baan hij weer zal zijn toegewezen op een bijstandsuitkering.
Mr. Groen heeft opgemerkt dat er geen stukken zijn overgelegd die de standpunten van [verzoeker] onderbouwen, zoals een verklaring van de arbeidsdeskundige of een verklaring van de leidinggevende. Mr. Groen heeft verklaard dat [verzoeker] 4 jaar lang geen enkele aandacht heeft geschonken aan zijn schuldeisers. Er is geen sprake van een problematische schuldensituatie. [verzoeker] kan namelijk binnen enkele jaren zijn schuldenlast volledig hebben voldaan. Mr. Groen heeft verklaard dat er op 21 juli 2023 loonbeslag is gelegd.
De overwegingen van de rechtbank
In artikel 287a lid 5 Faillissementswet is bepaald dat de rechtbank een verzoek tot het opleggen van instemming met een schuldregeling toewijst, indien de schuldeiser die weigert in redelijkheid niet tot weigering van de instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat de schuldeiser heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van de schuldenaar of van de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De redenering dat er sprake is van een problematische schuldsituatie wanneer een schuldenaar niet in staat is zijn schulden binnen 18 maanden te voldoen acht de rechtbank niet juist. Een schuldenaar bevindt zich in een problematische schuldsituatie als is te voorzien dat deze niet zal kunnen blijven voortgaan of al is gestopt met afbetalen. Op grond van de berekening van het vrij te laten bedrag van de schuldhulpverlener heeft [verzoeker] een afdrachtcapaciteit van circa € 700,-- per maand. [naam 2] heeft ter zitting toegelicht dat ook het spaarsaldo van [verzoeker] ad € 6.000,-- zal worden ingezet voor de aflossing. Als dit spaarsaldo wordt meegenomen in de berekening, dan is [verzoeker] in circa 38 maanden van zijn volledige schuldenlast af.
De rechtbank oordeelt dat [verzoeker] zich niet bevindt in een problematische schuldsituatie. [verzoeker] bevindt zich niet in een klemmende en uitzichtloze situatie. [verzoeker] heeft perspectief om zijn schuldenlast volledig te voldoen binnen een afzienbare periode. Dit kan en mag van hem worden verwacht.
Ter zitting heeft [verzoeker] verklaard dat zijn leidinggevende hem heeft medegedeeld dat er kans op ontslag is als er loonbeslag is gelegd. De Belastingdienst is een overheidswerkgever en van haar mag extra alertheid worden verwacht in geval van veiligheidsrisico’s. Dat dit automatisch leidt tot ontslag acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd. Mocht [verzoeker] onverhoopt toch worden ontslagen, dan valt bovendien niet zondermeer in te zien dat hij geen baan zou kunnen vinden waarmee hij meer inkomen dan inkomen op bijstandsniveau zou kunnen verwerven.
De rechtbank concludeert dat [verzoeker] in staat is zijn schuldenlast volledig te voldoen binnen een afzienbare periode; [verzoeker] bevindt zich niet in een problematische schuldsituatie. Gelet op bovenstaande moet bij afweging van de wederzijdse belangen voorrang worden gegeven aan het belang van de schuldeisers bij volledige betaling. [verweerster] heeft dus in redelijkheid tot weigering van haar instemming met de schuldregeling kunnen komen. Het verzoek van [verzoeker] om [verweerster] en Zilveren Kruis te bevelen in te stemmen met de schuldregeling moet dan ook worden afgewezen.
Wat meer of anders is aangevoerd behoeft geen nadere bespreking.

De beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek ex artikel 287a Faillissementswet af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P. van Eerde en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 juli 2023 in tegenwoordigheid van de griffier [1] .

Voetnoten

1.