ECLI:NL:RBOVE:2023:3231

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 maart 2023
Publicatiedatum
9 augustus 2023
Zaaknummer
10055333 \ CV EXPL 22-1882
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaalde zorgkosten met betrekking tot zorgverzekering

In deze zaak heeft VGZ Zorgverzekeraar N.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde] wegens onbetaalde zorgkosten. VGZ stelt dat [gedaagde] in gebreke is gebleven met de betaling van verschillende zorgkostenfacturen, die samen een bedrag van € 3.142,88 bedragen. [gedaagde] heeft een bedrag van € 666,22 betaald, maar VGZ beperkt haar vordering in deze procedure tot € 500,00 aan hoofdsom. [gedaagde] betwist de vordering niet, maar stelt dat hij het volledige bedrag al heeft betaald aan GGN, de incassopartner van VGZ.

De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] zijn verweer onvoldoende heeft gemotiveerd. Hij heeft niet aangetoond dat hij de betaling heeft gedaan en heeft geen bewijsstukken overgelegd. De kantonrechter wijst de vordering van VGZ tot betaling van € 500,00 toe, evenals de wettelijke rente vanaf 16 augustus 2022. De proceskosten worden eveneens aan [gedaagde] opgelegd, omdat hij in het ongelijk is gesteld. De kantonrechter verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst het meer of anders gevorderde af.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 10055333 \ CV EXPL 22-1882
Vonnis van 14 maart 2023
in de zaak van
de naamloze vennootschap
VGZ ZORGVERZEKERAAR N.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Arnhem,
eisende partij, hierna te noemen: VGZ,
gemachtigde: Inkassier Gerechtsdeurwaarders & Incasso,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.Samenvatting

1.1.
[gedaagde] heeft een zorgverzekering afgesloten bij VGZ. VGZ stelt dat [gedaagde] in gebreke is gebleven met de betaling van verschillende zorgkostenfacturen ter waarde van in totaal € 3.142,88. Daarnaast stelt VGZ dat [gedaagde] rente moet betalen en buitengerechtelijke incassokosten moet vergoeden. Volgens VGZ heeft [gedaagde] uiteindelijk een bedrag van € 666,22 betaald en kan dit bedrag van de totale vordering worden afgetrokken. VGZ beperkt haar vordering in deze procedure tot € 500,00 aan hoofdsom.
1.2.
[gedaagde] betwist niet dat hij een bedrag van € 3.142,88 aan VGZ verschuldigd was, maar stelt dat de vordering door GGN is geïncasseerd en dat hij het hele bedrag al heeft betaald.
1.3.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [gedaagde] zijn verweer dat hij al heeft betaald onvoldoende gemotiveerd, zodat daaraan voorbij wordt gegaan. De door VGZ gevorderde hoofdsom van € 500,00 wordt toegewezen.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 16 augustus 2022 met producties,
- de conclusie van antwoord van 22 november 2022,
- de conclusie van repliek van 20 december 2022.
2.2.
[gedaagde] heeft hierna, hoewel daartoe behoorlijk in de gelegenheid gesteld, niet meer gereageerd.
2.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
[gedaagde] heeft een zorgverzekering afgesloten bij VGZ.
3.2.
VGZ heeft verschillende zorgkostenfacturen naar [gedaagde] gestuurd ter waarde van in totaal € 3.142,88. Deze facturen zien op 1) premie over verschillende maanden in 2017 tot en met 2020, 2) polismutaties, 3) acceptgirokosten, en 4) declaraties voor (onder meer) zorg vanwege een uitstulping van de tussenwervelschijf met druk op de zenuwbanen, de terhandstelling van geneesmiddelen, het verwijderen of verschrompelen van spataderen en hulp in het ziekenhuis.
3.3.
[gedaagde] heeft een bedrag van € 666,22 aan VGZ betaald.
3.4.
Op 1 juli 2022 heeft VGZ [gedaagde] per brief gesommeerd om binnen veertien dagen vanaf de dag na bezorging van de brief een bedrag van € 2.678,02 aan haar te betalen (bestaande uit een bedrag van € 3.142,88 aan hoofdsom en € 201,36 aan rente, minus het betaalde bedrag van € 666,22).

4.Het geschil

4.1.
VGZ vordert dat [gedaagde] wordt veroordeeld om een bedrag van € 500,00 aan haar te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek (BW) vanaf 16 augustus 2022 tot aan de dag van volledige betaling. Daarnaast vordert VGZ veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en nakosten.
4.2.
[gedaagde] voert verweer.

5.De beoordeling

Hoofdsom

5.1.
[gedaagde] betwist niet dat hij de door VGZ gefactureerde bedragen van in totaal € 3.142,88 aan zorgkosten verschuldigd is. Hij voert echter aan dat deze vordering door GGN is geïncasseerd en dat hij het hele bedrag al heeft betaald. VGZ betwist dat de vordering in handen is geweest van GGN. [gedaagde] heeft volgens haar wel meerdere malen een betalingsregeling met haar gemachtigde getroffen, maar deze werden op een gegeven moment niet meer nagekomen, waarna ze zijn vervallen.
5.2.
De stelplicht en bewijslast van het verweer dat al betaald is, rusten op [gedaagde] . [gedaagde] moet dus voldoende gemotiveerd stellen en zo nodig bewijzen dat hij het verschuldigde bedrag heeft betaald.
5.3.
[gedaagde] stelt dat hij brieven van GGN heeft overgelegd, maar dat de stukken bij de rechtbank zijn zoekgeraakt of niet zijn aangekomen. De kantonrechter stelt vast dat hij niet over deze stukken beschikt en dat [gedaagde] niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij de stukken heeft verzonden (bijvoorbeeld door een bewijs van aangetekend verzenden). De kantonrechter gaat er daarom vanuit dat deze stukken niet door de rechtbank zijn ontvangen. [gedaagde] is in de gelegenheid gesteld om de stukken opnieuw in te dienen, maar dat heeft hij niet gedaan. Dit komt voor zijn risico. Voor zover [gedaagde] aanvoert dat hij geen nieuwe stukken bij GGN op kon vragen, omdat het hem niet duidelijk is over welke vorderingen het gaat, volgt de kantonrechter hem niet. Uit het door VGZ overgelegde overzicht van de facturen (inclusief factuurdata en omschrijvingen) blijkt immers duidelijk om welke vorderingen het gaat.
5.4.
[gedaagde] heeft zijn verweer dat hij de vordering al heeft betaald ook niet op een andere wijze onderbouwd (bijvoorbeeld door het overleggen van betalingsbewijzen). Naar het oordeel van de kantonrechter heeft hij zijn verweer dus onvoldoende gemotiveerd en moet daarom aan het verweer voorbij worden gegaan.
5.5.
Aangezien [gedaagde] verder niets heeft aangevoerd wat aan toewijzing van de vordering van VGZ tot betaling van € 500,00 in de weg staat, zal deze vordering worden toegewezen.
Rente en buitengerechtelijke incassokosten
5.6.
Aangezien VGZ haar vordering beperkt tot € 500,00 aan hoofdsom, hoeft de kantonrechter geen inhoudelijk oordeel te geven over de wettelijke rente berekend tot 2 augustus 2022 en de buitengerechtelijke incassokosten.
5.7.
De gevorderde rente over € 500,00 vanaf 16 augustus 2022 is op de wet gegrond en niet weersproken en zal daarom worden toegewezen.
Proceskosten
5.8.
[gedaagde] krijgt in deze procedure ongelijk en wordt daarom in de proceskosten veroordeeld. Dit betekent dat hij de proceskosten van VGZ moet betalen. De proceskosten van VGZ worden begroot op:
  • dagvaarding € 127,43
  • griffierecht € 128,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 415,43
5.9.
De door [gedaagde] gevorderde nakosten zijn toewijsbaar en zullen zoals gebruikelijk worden begroot op een bedrag gelijk aan en half salarispunt van het in de hoofdzaak toegewezen salaris, met een maximum van € 132,00. Dat leidt in dit geval tot toewijzing van een bedrag van € 40,00 aan nasalaris. De gevorderde btw over de nakosten zal – voor zover die nakosten zien op het salaris van de gemachtigde – worden afgewezen, omdat hiervoor geen wettelijke grondslag bestaat.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting een bedrag van € 500,00 (aan hoofdsom) aan VGZ te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf 16 augustus 2022 tot de dag van volledige betaling,
6.2.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van VGZ begroot op € 415,43, en de nakosten begroot op € 40,00,
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. U. van Houten, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2023.