In deze zaak heeft VGZ Zorgverzekeraar N.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde] wegens onbetaalde zorgkosten. VGZ stelt dat [gedaagde] in gebreke is gebleven met de betaling van verschillende zorgkostenfacturen, die samen een bedrag van € 3.142,88 bedragen. [gedaagde] heeft een bedrag van € 666,22 betaald, maar VGZ beperkt haar vordering in deze procedure tot € 500,00 aan hoofdsom. [gedaagde] betwist de vordering niet, maar stelt dat hij het volledige bedrag al heeft betaald aan GGN, de incassopartner van VGZ.
De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] zijn verweer onvoldoende heeft gemotiveerd. Hij heeft niet aangetoond dat hij de betaling heeft gedaan en heeft geen bewijsstukken overgelegd. De kantonrechter wijst de vordering van VGZ tot betaling van € 500,00 toe, evenals de wettelijke rente vanaf 16 augustus 2022. De proceskosten worden eveneens aan [gedaagde] opgelegd, omdat hij in het ongelijk is gesteld. De kantonrechter verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst het meer of anders gevorderde af.