ECLI:NL:RBOVE:2023:3228

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 augustus 2023
Publicatiedatum
9 augustus 2023
Zaaknummer
C/08/23/93 R
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing wettelijke schuldsanering met bepaling ingangsdatum tien maanden eerder wegens maximaal afdragen conform wettelijke schuldsaneringsnormen

Op 7 augustus 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een zaak betreffende de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling voor [verzoeker]. [verzoeker] heeft op 31 juli 2023 een verzoekschrift ingediend, waarin hij verzocht om de schuldsaneringsregeling op hem van toepassing te verklaren en om de ingangsdatum van de regeling te bepalen op 1 oktober 2022, tien maanden vóór de datum van de uitspraak. De rechtbank heeft vastgesteld dat [verzoeker] in gemeenschap van goederen is gehuwd met mevrouw [naam], die eveneens een verzoek tot schuldsanering heeft ingediend. De rechtbank heeft de verzoeken van [verzoeker] en [naam] gezamenlijk behandeld.

De rechtbank overweegt dat de Wet verbetering doorstroom van de gemeentelijke schuldhulpverlening op 1 juli 2023 in werking is getreden, wat gevolgen heeft voor de termijn van de schuldsaneringsregeling. De rechtbank concludeert dat [verzoeker] voldoet aan de voorwaarden voor de schuldsaneringsregeling, aangezien hij heeft aangetoond dat hij te goeder trouw is geweest in de drie jaar voorafgaand aan zijn verzoek en dat hij zich zal inspannen om aan zijn verplichtingen te voldoen.

De rechtbank heeft de ingangsdatum van de schuldsaneringsregeling vastgesteld op 1 oktober 2022, omdat [verzoeker] en [naam] in dat kader zijn gestart met het afdragen van hun spaarcapaciteit. De rechtbank heeft ook overwogen dat de wetswijziging mogelijk schrijnende gevolgen kan hebben voor sommige schuldenaren, maar dat zij zich aan de huidige wetgeving moet houden. De rechtbank heeft de schuldsaneringsregeling uitgesproken en de ingangsdatum vastgesteld, waarbij de ten laste van [verzoeker] gelegde beslagen van rechtswege zijn vervallen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Toezicht - Schuldsanering
Zittingsplaats Zwolle
insolventienummer: C/08/23/93 R
uitspraakdatum: 7 augustus 2023
Vonnis van de rechtbank Overijssel, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, op het verzoek van:
[verzoeker], wonende te [woonplaats]
,
Verzoeker, verder te noemen: [verzoeker].

Het procesverloop

[verzoeker] heeft een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling.
[verzoeker] is gehoord op 31 juli 2023.

De beoordeling

[verzoeker] is in gemeenschap van goederen gehuwd met mevrouw [naam] ([naam]) die eveneens een verzoek schuldsaneringsregeling heeft ingediend. [verzoeker] en [naam] zijn tegelijkertijd gehoord op 31 juli 2023.
De rechtbank overweegt als volgt. Op 1 juli 2023 is de Wet verbetering doorstroom van de gemeentelijke schuldhulpverlening naar de wettelijke schuldsaneringsregeling natuurlijke personen in werking getreden. Als gevolg van inwerkingtreding van vorengenoemde wet is onder andere artikel 349a lid 1 Faillissementswet (Fw) aangepast, in die zin dat nu is bepaald dat de termijn van de schuldsaneringsregeling anderhalf jaar bedraagt te rekenen van de dag van de uitspraak tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling, dan wel van de dag waarop de eerste aflossing is gedaan in het kader van de buitengerechtelijke schuldregeling als bedoeld in artikel 285 eerste lid onder f, indien die dag eerder is gelegen.
[verzoeker] en [naam] hebben, naast dat zij hebben verzocht de schuldsaneringsregeling op hen van toepassing te verklaren, verzocht te bepalen dat de looptijd van de schuldsaneringsregeling start op 1 oktober 2022 (tien maanden vóór de datum van de uitspraak tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling).
De rechtbank zal eerst het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling en vervolgens het verzoek betreffende de eerdere ingangsdatum behandelen.
De rechtbank concludeert het volgende.
Het verzoekschrift voldoet aan de daaraan gestelde eisen. [verzoeker] verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen, dan wel dat redelijkerwijs is te voorzien dat hij niet zal kunnen voortgaan met betaling van zijn schulden. [verzoeker] heeft naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk gemaakt dat hij ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van zijn schuldenlast in de drie jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend, te goeder trouw is geweest. Ook heeft [verzoeker] naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk gemaakt dat hij de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven.
De rechtbank zal de wettelijke schuldsaneringsregeling dan ook op [verzoeker] van toepassing verklaren.
Ten aanzien van het verzoek om te bepalen dat de ingangsdatum van de termijn van de schuldsaneringsregeling 1 oktober 2022 is, overweegt de rechtbank als volgt.
In het Landelijk procesreglement verzoekschriftprocedures insolventiezaken rechtbanken (procesreglement) is uitgewerkt wat de wetgever lijkt te hebben bedoeld met de aangepaste wettekst van artikel 349a lid 1 Faillissementswet wat betreft de termijn van de schuldsaneringsregeling die kan ingaan ‘op de dag waarop de eerste aflossing is gedaan in het kader van de buitengerechtelijke schuldregeling’. De rechtbank gaat ervan uit dat met ‘aflossing’ wordt gedoeld op ‘afdracht’ ten behoeve van de gezamenlijke schuldeisers en dan volgens de tijdens de wettelijke schuldsaneringsregeling geldende normen, zoals ook in het procesreglement is opgenomen.
De gemeente Zwolle heeft voor [verzoeker] en [naam] het schuldhulpverleningstraject verzorgd. [verzoeker] en [naam] zijn in het kader van het minnelijk traject op 1 oktober 2022 gestart met het afdragen van spaarcapaciteit op de budgetbeheerrekening die door de gemeente Zwolle voor hen is geopend. [verzoeker] en [naam] ontvingen op 1 oktober 2022 reeds allebei een AOW-uitkering, zodat er geen inspanningsplicht in de zin van het verwerven en behouden van betaalde arbeid meer op hen rustte Naast de AOW-uitkering ontvangt [naam] twee pensioenen van in totaal, van oktober 2022 tot en met juli 2023, € 269,36 per maand. Op basis van onder andere door [verzoeker] en [naam] overgelegde berekeningen van vrij te laten bedragen, inkomensspecificaties, specificaties van huur en toeslagen en overzichten van afgedragen bedragen, concludeert de rechtbank dat er van oktober 2022 tot en met juli 2023 maximaal conform wettelijke schuldsaneringsnormen is afgedragen.
De rechtbank gaat ervan uit dat de wetgever heeft bedoeld dat in dit geval de ingangsdatum van de termijn van de schuldsaneringsregeling moet worden bepaald op tien maanden voor de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling, zijnde 1 oktober 2022.
De rechtbank vraagt zich ook in dit geval af of de wetswijziging van artikel 349a lid 1 Faillissementswet niet tot schrijnende en onaanvaardbare gevolgen leidt, nu ‘aflossing’ in het voortraject voor een aanmerkelijk deel van de schuldenaren, zonder dat hen dat te verwijten is, niet mogelijk is. Te denken valt hierbij aan schuldenaren die volledig arbeidsongeschikt zijn en een inkomen ontvangen dat lager of gelijk is aan het vrij te laten bedrag of schuldenaren die door beslag op hun inkomen niet kunnen afdragen ten behoeve van hun gezamenlijke schuldeisers. Echter zolang de wetgever niet anders bepaalt, de Hoge Raad geen andere uitleg aan de nieuwe wetgeving heeft gegeven en er geen bestendige en andere plausibele uitleg uit jurisprudentie van de gerechtshoven en rechtbanken blijkt, zal de rechtbank uitgaan van de uitleg die er vermoedelijk aan de nieuwe wetgeving moet worden gegeven en die in het procesreglement is opgetekend.
De rechtbank is op grond van vorenstaande van oordeel dat de ingangsdatum van de termijn van de schuldsaneringsregeling conform artikel 349a lid 1 Faillissementswet op 1 oktober 2022 moet worden bepaald, waartoe de rechtbank hierna zal overgaan.
De rechtbank overweegt tenslotte dat door de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling de ten laste van [verzoeker] gelegde beslagen van rechtswege zijn komen te vervallen.
Op de verzoeken van [naam] zal heden bij afzonderlijk vonnis worden beslist.

De beslissing

De rechtbank:
- spreekt de schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van:
[verzoeker]
geboren op [geboortedatum]-1952 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats];
- benoemt tot rechter-commissaris mr. A.H. Margadant,
en tot bewindvoerder [bewindvoerder],
[adres]
;
- geeft last aan de bewindvoerder tot het openen van aan [verzoeker] gerichte brieven en telegrammen;
- stelt de vergoeding voor de bewindvoerder gedurende de looptijd van de schuldsaneringsregeling voorlopig vast op de bedragen zoals bepaald in het op 1 oktober 2013 in werking getreden Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering, en brengt deze bedragen ten laste van de boedel.
- bepaalt dat de bewindvoerder - bij wijze van voorschot - van deze vergoeding gemiddeld per maand een bedrag mag opnemen van maximaal het maandbedrag van het looptijdafhankelijke deel, te vermeerderen met 1/36 van het looptijdonafhankelijke deel, een en ander vanaf de maand waarin de toepassing van de schuldsaneringsregeling van kracht is (een gedeelte van een maand daaronder begrepen) en uitsluitend wanneer het saldo op de ten behoeve van de schuldsaneringsregeling geopende bankrekening dit toelaat;
- bepaalt op grond van artikel 349a lid 1 Faillissementswet dat de ingangsdatum van de
termijn van de schuldsaneringsregeling 1 oktober 2022 is.
Gewezen te Zwolle door mr. S.J.S. Groeneveld-Koekkoek, lid van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 augustus 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.