ECLI:NL:RBOVE:2023:3203

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
8 augustus 2023
Publicatiedatum
8 augustus 2023
Zaaknummer
08.067065.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen met gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor anderen

Op 8 augustus 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen en het vernielen van goederen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, en heeft hem verplicht tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partijen. De zaak kwam voort uit een incident op 13 februari 2023, waarbij de verdachte samen met een medeverdachte een Cobra 6 (een massa-explosief) in de toiletruimte van een woning in Deventer heeft gegooid, wat leidde tot een explosie. Deze explosie veroorzaakte niet alleen schade aan de woning, maar bracht ook levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoners met zich mee. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, waarbij de bewijsmiddelen, waaronder verklaringen van slachtoffers en forensisch onderzoek, doorslaggevend waren. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn problematische alcoholgebruik en de noodzaak voor behandeling. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op aan de voorwaardelijke straf, waaronder meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.067065.23 (P)
Datum vonnis: 8 augustus 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1996 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 25 juli 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. G.A. Hendriks en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. J.H. Rump, advocaat in Zwolle, naar voren is gebracht. Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de namens
[slachtoffer 2] voorgedragen slachtofferverklaring.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:al dan niet samen met anderen in een toiletruimte van de woning aan de [adres] te [plaats] een ontploffing teweeg heeft gebracht, waardoor gevaar voor goederen en/of levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoners te duchten was;
feit 2:al dan niet samen met anderen die toiletruimte van de woning aan de [adres] heeft vernield.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 13 februari 2023 te Deventer tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht in/aan (een toiletruimte en/of een of meerdere ruimtes en/of kamer(s) van een) woning/pand aan de [adres] , door een Cobra 6 (zijnde een massaexplosief) (voorzien van een 1.1 gevarenklasse aanduiding), althans een stuk vuurwerk met knaleffect, in elk geval enig vuurwerk/explosief, in aanraking te brengen met vuur en/of aan te steken en/of dat aangestoken vuurwerk/explosief (via een toiletraam) in/naar (die toiletruimte van) die woning (naar) binnen te gooien en/of alwaar dat vuurwerk/explosief tot ontploffing is gekomen/gebracht,
- terwijl levensgevaar en/of gevaar voor lichamelijk letsel voor een ander, te weten (mede)bewoner(s) (te weten onder meer [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] ) en/of (overige) aanwezige(n) in die woning en/of in/nabij de aangrenzende/omliggende panden/percelen, in elk geval levensgevaar en/of zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was en/of;
- terwijl daarvan gemeen gevaar voor die woning en/of de zich in die woning bevindende hond(en) en/of inventaris en/of een toiletruimte en/of een deur en/of ruit(en) en/of tegel(s) en/of kozijn(en) en/of (overige) het pand aanwezige goederen en/of ruimte(s), in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
2.
hij op of omstreeks 13 februari 2023 te Deventer tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk (van/in een woning aan de [adres] ) een toiletruimte en/of een of meerdere tegel(s) en/of een deur en/of kozijn(en) en/of ruit(en) en/of overige in de toiletruimte en/of het pand aanwezige goederen en/of ruimtes, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft/hebben vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat beide feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van feit 1 gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte een ontploffing teweeg heeft gebracht waardoor gevaar voor goederen te duchten was. Zij heeft bepleit dat niet kan worden bewezen dat er ook gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor personen te duchten was. Ook feit 2 kan wettig en overtuigend worden bewezen, aldus de raadsvrouw.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht – overeenkomstig de standpunten van de officier van justitie en de verdediging – op grond van de hierna opgesomde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] een ontploffing teweeg heeft gebracht in de toiletruimte van de woning aan de [adres] te [plaats] door daar een Cobra 6 naar binnen te gooien.
Bij deze ontploffing was gemeen gevaar voor goederen, gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en levensgevaar voor anderen naar algemene ervaringsregels voorzienbaar en
daarmee ‘te duchten’ als bedoeld in artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
Uit het forensisch onderzoek komt naar voren dat de ontploffing van de Cobra 6 een drukgolf heeft veroorzaakt, die ervoor heeft gezorgd dat onder meer de twee ramen van de toiletruimte zijn gebroken en diverse wandtegels zijn gebarsten en/of losgekomen van de muur. De (glas)scherven zijn door de drukgolf en fragmentwerking die het gevolg waren van de explosie de gang ingeblazen en ook buiten de woning terechtgekomen. Door de ontploffing is ook brand ontstaan in de toiletruimte. Deze brand had zich gezien de situatie kunnen ontwikkelen tot een oncontroleerbare brand, in welk geval voor de personen die op dat moment op de bovenverdieping aanwezig waren levensgevaar te duchten was geweest. Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigen de bevindingen van het forensisch onderzoek de conclusie dat door de ontploffing gevaar voor goederen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en levensgevaar voor personen te duchten was.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering, zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen. [1]
1. het proces-verbaal van de terechtzitting van 25 juli 2023, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
2. het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] van 13 februari 2023, pagina 1;
3. het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] van 7 maart 2023, pagina 210;
4. het proces-verbaal forensisch onderzoek woning van 26 februari 2023, pagina’s 28 tot en met 30.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de hiervoor opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 13 februari 2023 te Deventer tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht in een toiletruimte van een woning aan de [adres] , door een Cobra 6 (zijnde een massaexplosief), aan te steken en dat aangestoken vuurwerk via een toiletraam in die toiletruimte van die woning naar binnen te gooien en alwaar dat vuurwerk tot ontploffing is gekomen,
- terwijl levensgevaar en/of gevaar voor lichamelijk letsel voor een ander, te weten bewoners (te weten onder meer [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] ) en (overige) aanwezige(n) in die woning, in elk geval levensgevaar en/of zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was en;
- terwijl daarvan gemeen gevaar voor die woning en de zich in die woning bevindende honden en inventaris en een toiletruimte en een deur en ruiten en tegels en kozijnen en (overige) het pand aanwezige goederen en/of ruimte(s), te duchten was;
2.
hij op 13 februari 2023 te Deventer tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk en wederrechtelijk in een woning aan de [adres] een toiletruimte en meerdere tegels en een deur en kozijnen en ruiten en overige in de toiletruimte en/of het pand aanwezige goederen en/of ruimtes, die aan [slachtoffer 1] toebehoorde heeft vernield.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 47, 157 en 350 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
feit 2
het misdrijf:medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan negen maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en met een proeftijd van drie jaren. Aan het voorwaardelijk strafdeel dienen de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden te worden verbonden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit een taakstraf op te leggen met daarnaast een groot voorwaardelijk strafdeel waaraan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden kunnen worden verbonden. De raadsvrouw heeft verder bepleit dat het niet in het belang van verdachte is dat hij terug zou moeten naar de gevangenis en dat lijkt ook niet het idee van de reclassering te zijn.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft midden in de nacht in de toiletruimte op de begane grond van de woning aan de [adres] te [plaats] een Cobra 6 tot ontploffing gebracht. Verdachte had een conflict met de daar wonende [slachtoffer 2] en als reactie heeft verdachte samen met zijn vriend en medeverdachte [medeverdachte] de Cobra 6 door het raampje van het toilet naar binnen gegooid. Dit is een ernstig en gevaarlijk feit. Door ontploffing van de Cobra 6 is de toiletruimte vernield en is de bewoners angst aangejaagd. Sommigen van hen ondervinden nog steeds de gevolgen in die zin dat zij tot op heden onder meer slecht kunnen slapen. [slachtoffer 2] heeft door de knal blijvende gehoorschade opgelopen. In dit geval zijn de gevolgen nog enigszins beperkt gebleven, maar het handelen van verdachte had ook nog veel verstrekkender gevolgen kunnen hebben, gelet op de zwaarte van de knal en het gesprongen glas. Zo is het slechts een gelukkig toeval te noemen dat de bewoners op het moment van de ontploffing niet in de toiletruimte zelf of de naastgelegen hal waren. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk.
De rechtbank heeft voor wat betreft de persoon van verdachte kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 6 juli 2023. Hieruit volgt dat het alcoholgebruik van verdachte ten tijde van het bewezen verklaarde problematisch was en ook was er geen sprake van een zinvolle dagbesteding. Verdachte erkent zijn gedrag als impulsief en keurt dit volledig af. Een disharmonisch intelligentieprofiel en lage begaafdheid op cognitieve gebied kan een rol hebben gespeeld in de impulsiviteit, aldus de verdiepingsdiagnostiek die op 5 juli 2023 door JusTact is uitgebracht. Er is sprake van een steunend netwerk bestaande uit zijn vader, zus en vriendin. Verdachte heeft een stabiele woonsituatie en is sinds kort begonnen met werk op re-integratie basis. Hij is abstinent van alcohol maar is in de afgelopen weken weer
teruggevallen in cannabisgebruik. In het schorsingstoezicht heeft verdachte zich meewerkend en open opgesteld en hij heeft zich tot op heden gehouden aan de bijzondere voorwaarden die hem gesteld zijn. Verdachte staat open voor een behandeling gericht op emotieregulatie en verslavingsproblematiek. De reclassering schat in dat betrokkene zich meewerkend blijft opstellen bij een voortzetting van het reclasseringstoezicht en adviseert een deels voorwaardelijke straf met een vijftal bijzondere voorwaarden aan verdachte op te leggen.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 7 juli 2023. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.
Gezien de ernst en impact van het gepleegde feit en de gevolgen voor de slachtoffers kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Alles afwegende acht de rechtbank het passend en geboden om aan verdachte – gelijk als aan medeverdachte [medeverdachte] – op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank bepaalt de proeftijd op drie jaren. Om verdachte er in de toekomst van te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen zullen de bijzondere voorwaarden inhoudende meldplicht, ambulante behandeling, meewerken aan dagbesteding en meewerken aan middelencontrole, aan de voorwaardelijke straf worden verbonden. Voor het opleggen van een contactverbod met [slachtoffer 2] als bijzondere voorwaarden ziet de rechtbank in deze zaak onvoldoende aanleiding.

7.De schade van benadeelden

7.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
[slachtoffer 1]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 5.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. Het bedrag wordt geheel gevorderd ter vergoeding van immateriële schade.
[slachtoffer 2]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 5.500,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. Het bedrag wordt geheel gevorderd ter vergoeding van immateriële schade.
[slachtoffer 3]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 5.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. Het bedrag wordt geheel gevorderd ter vergoeding van immateriële schade.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De vorderingen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] kunnen in hun geheel en hoofdelijk worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gesteld dat als een bom in je huis ontploft, vergoeding van schade terecht is. Voor wat betreft de hoogte van de toe te wijzen schadevergoeding refereert de raadsvrouw zich aan het oordeel van de rechtbank. De raadsvrouw verzoekt tot slot niet te bepalen dat verdachte en medeverdachte beiden hoofdelijk aansprakelijk zijn, maar de vordering te verdelen, zodat zij daarover ook geen contact hoeven te hebben.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 6:106, aanhef en sub b, van het Burgerlijk Wetboek een benadeelde recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding anders dan voor vermogensschade als de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast.
De vordering van [slachtoffer 1]
De rechtbank stelt, aard en ernst van de normschending mede in aanmerking genomen, vast dat een vergoeding van immateriële schade op zijn plaats is. Door het voorval is haar gevoel van veiligheid aangetast; zij slaapt slechter en is schrikachtiger als zij op straat loopt. De rechtbank stelt in dit geval, gelet op alle omstandigheden van het geval en de gegeven onderbouwing, de immateriële schadevergoeding naar billijkheid vast op een bedrag van
€ 3.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 februari 2023. De rechtbank zal de vordering voor dat deel toewijzen. De rechtbank zal de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
De vordering van [slachtoffer 2]
De rechtbank stelt, aard en ernst van de normschending mede in aanmerking genomen, vast dat een vergoeding van immateriële schade op zijn plaats is. Door het voorval is zijn gevoel van veiligheid aangetast en slaapt hij slechter. Ook heeft hij door de knal gehoorschade opgelopen waar hij tot op heden last van heeft en die mogelijk blijvend zal zijn. De rechtbank stelt in dit geval, gelet op alle omstandigheden van het geval en de gegeven onderbouwing, de immateriële schadevergoeding naar billijkheid vast op een bedrag van
€ 5.500,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 februari 2023. De rechtbank zal de vordering voor dat deel toewijzen.
De vordering van [slachtoffer 3]
De rechtbank stelt, aard en ernst van de normschending mede in aanmerking genomen, vast dat een vergoeding van immateriële schade op zijn plaats is. Door het voorval is zijn gevoel van veiligheid aangetast en slaapt hij slechter. De rechtbank stelt in dit geval, gelet op alle omstandigheden van het geval en de gegeven onderbouwing, de immateriële schadevergoeding naar billijkheid vast op een bedrag van € 3.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 februari 2023. De rechtbank zal de vordering voor dat deel toewijzen. De rechtbank zal de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
Hoofdelijkheid
De verdachte is ten aanzien van alle vorderingen voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat de verdachte tegenover de benadeelde partij telkens voor het hele bedrag aansprakelijk is.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht mede aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met in totaal 142 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 157 en 350 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf:medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
feit 2
het misdrijf:medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
12 (twaalf) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
De rechter kan de tenuitvoerlegging ook gelasten indien de verdachte gedurende de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende bijzondere voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich na het ingaan van de proeftijd meldt bij Tactus Reclassering op het adres Dr. Stolteweg 58 te Zwolle en verdachte blijft zich melden op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
- zich ambulant laat behandelen door JusTact of een soortgelijke instelling, ter beoordeling van de reclassering, indien en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht. De behandeling start na de intake en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt. Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie en/of stabilisatie. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal verdachte zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling;
- geen alcohol en drugs gebruikt en meewerkt aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om het middelengebruik te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]toe tot een bedrag van
€ 3.000,--(bestaande uit immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] : van een bedrag van € 3.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 februari 2023, met dien verstande dat als en voor zover al door een ander (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit en tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 3.000,--, (zegge: drieduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 februari 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van
40 dagenkan worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer 1] , voor een deel van € 2.000,-- niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2]toe tot een bedrag van
€ 5.500,--(bestaande uit immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] : van een bedrag van € 5.500,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 februari 2023, met dien verstande dat als en voor zover al door een ander (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit en tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 5.500,--, (zegge: vijfduizendvijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 februari 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van
62 dagenkan worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 3]toe tot een bedrag van
€ 3.000,--(bestaande uit immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] : van een bedrag van € 3.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 februari 2023, met dien verstande dat als en voor zover al door een ander (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit en tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 3.000,--, (zegge: drieduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 februari 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van
40 dagenkan worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer 3] , voor een deel van € 2.000,-- niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft de schorsing van de voorlopige hechtenis op met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Holten, voorzitter, mr. M.B. Werkhoven en
mr. S.H. Peper, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J. Seuters, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 8 augustus 2023.
Buiten staat
Mr. Werkhoven is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland, district IJsselland, onderzoek Bunzing / ON1R023011. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.