ECLI:NL:RBOVE:2023:3179

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 februari 2023
Publicatiedatum
8 augustus 2023
Zaaknummer
08-996126-16 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 1 februari 2023 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een verdachte, geboren in 1947 en wonende in Harlingen. De rechtbank heeft de vordering van het openbaar ministerie tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen. De procedure is behandeld op meerdere zittingen, waarbij de officier van justitie, mr. G.J. Heidema, de vordering heeft ingediend. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. D.J.P. van Omme en mr. C.T. van Weerd, heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.

De vordering van de officier van justitie was gericht op het vaststellen van het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel, dat geschat werd op € 726.640,-. Tijdens de zitting op 12 januari 2023 heeft de officier van justitie ook gevorderd om de vervolging van de verdachte te schorsen, wat in de strafzaak op 1 februari 2023 is uitgesproken. De rechtbank heeft geoordeeld dat het ontbreken van een veroordeling wegens een strafbaar feit de ontvankelijkheid van de ontnemingsvordering in de weg staat.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Dit vonnis is openbaar uitgesproken op 1 februari 2023 door de meervoudige kamer voor strafzaken van de Rechtbank Overijssel, met mr. M. van Berlo als voorzitter en mr. D. van den Berg en mr. L. Kesteloo als rechters.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-996126-16 (ontneming)
Datum vonnis: 1 februari 2023
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende op de vordering op grond van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (Sr) van de officier van justitie ten aanzien van:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1947 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de Saltryperlaan 1 214, 8861 VD, Harlingen
(zorginstelling de Spiker).

1.De procedure

De vordering is behandeld op de terechtzittingen van 3 september 2018, 27 mei 2021, 12 januari 2023 en 1 februari 2023. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en het standpunt van officier van justitie mr. G.J. Heidema en van wat door de gemachtigde verdediging (mr. D.J.P. van Omme en mr C.T. van Weerd, advocaten te Amsterdam) naar voren is gebracht.

2.De vordering van de officier van justitie

De schriftelijke vordering van de officier van justitie strekt tot het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e Sr wordt geschat en de veroordeelde de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel tot een bedrag van € 726.640,-.
Ter terechtzitting van 12 januari 2023 heeft de officier van justitie gevorderd de vervolging van verdachte [verdachte] , net als in de tegen hem aanhangige strafzaak, ook in de ontnemingszaak te schorsen ingevolge artikel 16 Wetboek van Strafvordering (Sv).

3.Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft zich ter zitting aangesloten bij het ter zitting ingenomen standpunt van de officier van justitie.

4.Oordeel rechtbank

Nu bij vonnis in de strafzaak tegen verdachte van 1 februari 2023 de schorsing van de vervolging van verdachte ingevolge artikel 16 Sv is uitgesproken, heeft de vervolging van verdachte aldus tot op heden niet tot een veroordeling geleid. Het ontbreken van een veroordeling wegens een strafbaar feit staat aan de ontvankelijkheid van de op dat strafbare feit gebaseerde ontnemingsvordering in de weg.

5.De beslissing

De rechtbank:
verklaart het openbaar ministerie
niet-ontvankelijkin de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Berlo, voorzitter, en mr. D. van den Berg en mr. L. Kesteloo, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Broeks, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2023.
Buiten staat
Mr. L. Kesteloo is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.