ECLI:NL:RBOVE:2023:3178

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 februari 2023
Publicatiedatum
8 augustus 2023
Zaaknummer
08-996126-16 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van de vervolging van een verdachte wegens psychische aandoeningen en de gevolgen voor de strafzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 1 februari 2023 de vervolging van de verdachte geschorst. De verdachte was beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder bankbreuk en belastingfraude. De rechtbank heeft in het vonnis vastgesteld dat de verdachte lijdt aan een psychische aandoening die hem niet in staat stelt de strekking van de tegen hem ingestelde vervolging te begrijpen. Dit oordeel is gebaseerd op rapportages van forensische deskundigen, waaronder forensisch psychiater dr. T.W.D.P. van Os en forensisch arts S.J.Th. van Kuijk. De rechtbank heeft eerder al een deskundige benoemd om de mentale toestand van de verdachte te onderzoeken. De deskundigen concludeerden dat de verdachte, ondanks enkele lichamelijke problemen, in staat was om de vervolging te begrijpen, maar na verdere rapportages bleek dat zijn gezondheidstoestand was verslechterd. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat de verdachte niet in staat is om een effectieve verdediging te voeren en heeft daarom de vervolging geschorst. Dit betekent dat er geen verdere beslissingen in de zaak zullen worden genomen, en de rechtbank komt niet toe aan de beoordeling van de vordering van de benadeelde partij, ingediend door de curator. De beslissing is openbaar uitgesproken en de rechtbank heeft de vervolging in de stand waarin deze zich bevindt geschorst.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-996126-16 (P)
Datum vonnis: 1 februari 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1947 in [geboorteplaats],
wonende aan de [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 3 september 2018, 27 mei 2021, 12 januari 2023 en 1 februari 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. G.J. Heidema en van wat door de gemachtigde verdediging (mr. D.J.P. van Omme en mr. C.T. van Weerd, advocaten te Amsterdam) naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging van 27 mei 2021, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:in de periode van 15 september 2015 tot en met 30 juni 2016 als (indirect) bestuurder van [bedrijf 1] B.V. en/of [bedrijf 2] B.V. en/of [bedrijf 3] B.V. bedrieglijke bankbreuk heeft gepleegd door geen of onvoldoende administratie tevoorschijn te brengen aan de curator;
feit 2:in de periode van 15 september 2015 tot en 30 juni 2016 als (indirect) bestuurder van [bedrijf 1] B.V. en/of [bedrijf 2] B.V. en/of [bedrijf 3] B.V. bedrieglijke bankbreuk heeft gepleegd door lasten te verdichten/baten niet te verantwoorden en geld aan de boedel te onttrekken, alsmede schuldeisers heeft bevoordeeld door zonder juiste/duidelijke grondslag geldbedragen over te boeken in rekening-courant van [bedrijf 4] B.V. en/of [bedrijf 5] B.V.;
feit 3: in de periode van 31 juli 2015 tot en met 17 augustus 2015, samen met een ander valsheid in geschrifte heeft gepleegd ten aanzien van een allonge en (inhaal)facturen;
feit 4:(primair) in de periode van 1 oktober 2013 tot en met 31 december 2015 feitelijke leiding heeft gegeven aan het (mede)plegen van het opzettelijk doen van een valse aangifte voor de omzetbelasting, gepleegd door de [bedrijf 6] B.V., dan wel (subsidiair) dat hij feitelijke leiding heeft gegeven aan het (mede)plegen van opzettelijk geen administratie voeren overeenkomstig de eisen van de belastingwet gepleegd door de [bedrijf 6] B.V.;
feit 5:(primair) in de periode van 10 december 2012 tot en met 10 oktober 2016 samen met
een ander hem niet toebehorende geldbedragen heeft onttrokken aan een pandrecht, dan wel (subsidiair) [bedrijf 7] B.V. dat feit heeft gepleegd en verdachte daaraan feitelijke leiding heeft gegeven;
feit 6:(primair) op 24 september 2014 samen met een ander valsheid in geschrifte heeft gepleegd door een pandakte te vervalsen, dan wel (subsidiair) dat [bedrijf 7] B.V. dat feit heeft gepleegd en verdachte daaraan feitelijke leiding heeft gegeven.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij als (indirect) bestuurder van de besloten vennootschap(pen) [bedrijf 1] B.V. en/of
[bedrijf 2] B.V. en/of [bedrijf 3] B.V., welke vennootschappen op 15 september 2015 en/of 27 oktober 2015 failliet zijn verklaard,
op één of meer tijdstippen in de periode van 15 september 2015 tot en met 30 juni 2016, in de gemeente Emmen en/of Apeldoorn en/of Epse, althans elders in Nederland,
ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers van [bedrijf 1] B.V. en/of
[bedrijf 2] B.V. en/of [bedrijf 3] B.V. niet voldaan heeft aan de op hem rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolgde artikel 10, eerste lid van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, artikel 15i, eerste lid, van boek 3 van het Burgerlijk Wetboek of artikel 5, eerste lid, van de Wet op de formeel
buitenlandse vennootschappen in samenhang met artikel 10, eerste lid, van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, en het bewaren en te voorschijn brengen van boeken, bescheiden en andere gegevensdragers in die artikelen bedoeld,
immers hebbende verdachte op herhaald verzoek van de curator geen of onvoldoende administratie tevoorschijn gebracht van [bedrijf 1] B.V. en/of [bedrijf 2] B.V. en/of [bedrijf 3] B.V.;
2
hij als (indirect) bestuurder van de besloten vennootschap(pen) [bedrijf 1] B.V. en/of
[bedrijf 2] B.V. en/of [bedrijf 3] B.V., welke vennootschappen op 15 september 2015 en/of 27 oktober 2015 failliet zijn verklaard,
op één of meer tijdstippen in de periode van 15 september 2015 tot en met 30
juni 2016, in de gemeente Emmen en/of Apeldoorn en/of Epse, althans elders in Nederland,
ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers van [bedrijf 1] B.V. en/of
[bedrijf 2] B.V. en/of [bedrijf 3] B.V.:
1.lasten heeft verdicht en/of baten niet heeft verantwoord en/of enig goed aan de boedel heeft onttrokken; en/of
2.ter gelegenheid van het faillissement of op een tijdstip waarop hij wist dat het faillissement niet kon worden voorkomen, één van de schuldeisers op enige wijze heeft bevoordeeld;
immers hebbende verdachte:
A.in de periode van 1 juli 2015 tot datum uitspreken faillissement, van de
bankrekening van [bedrijf 1] B.V., zonder juiste en/of duidelijke grondslag, EUR
158.327,00, althans een groot bedrag, overgeboekt in rekening-courant van [bedrijf 4] B.V. en/of [bedrijf 8] B.V. (thans [bedrijf 5] B.V.), waardoor de vordering van [bedrijf 1] B.V. op [bedrijf 4] B.V. en/of [bedrijf 8] B.V. (thans [bedrijf 5] B.V.) groter is geworden; en/of
B.in de periode van 1 juli 2015 tot datum uitspreken faillissement, van de
bankrekening van [bedrijf 2] B.V., zonder juiste en/of duidelijke grondslag,
EUR 278.750,00, althans een groot bedrag, overgeboekt in rekening-courant van [bedrijf 4] B.V. en/of [bedrijf 8] B.V. (thans [bedrijf 5] B.V.) , waardoor de vordering van [bedrijf 2] B.V. op [bedrijf 4] B.V. en/of [bedrijf 8] (thans [bedrijf 5] B.V.) groter is geworden; en/of
C.in de periode van 1 juli 2015 tot datum uitspreken faillissement, van de
bankrekening van [bedrijf 3] B.V., zonder juiste grondslag, EUR 268.600,00, althans een groot bedrag, overgeboekt in rekening-courant van [bedrijf 4] B.V. en/of [bedrijf 8] B.V. (thans [bedrijf 5] B.V.), waardoor de vordering van [bedrijf 3] B.V. op [bedrijf 4] B.V. en/of [bedrijf 8] (thans [bedrijf 5] B.V.) groter is geworden;
3
hij op één of meer tijdstippen in de periode van 31 juli 2015 tot en met 17 augustus 2015, in de gemeente Emmen en/of Apeldoorn en/of Epse, althans elders in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer ander(en), althans alleen,
- een allonge d.d. 30 september 2014 zoals opgenomen onder DOC-036; en/of
- één of meerdere inhaalfactu(u)r(en) met betrekking tot de huur d.d. 31 juli 2015 en/of 1 augustus 2015 (DOC-013b-1 en/of DOC-014b-1 en/of DOC-015b-1 en/of DOC-025h); en/of
- één of meerdere inhaalfactu(u)r(en) met betrekking tot een management fee d.d. 17 augustus 2015 (DOC-013c-1 en/of DOC-014c-1, DOC-015c-1 en DOC-016);
(telkens) zijnde een geschrift bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen,
valselijk heeft opgemaakt/ laten opmaken of heeft vervalst/ laten vervalsen, met het oogmerk om deze geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
bestaande de valsheid hieruit dat:
- de in de allonge opgenomen datum van ondertekening valselijk hierin is opgenomen; en/of
- de in de inhaalfactu(u)r(en) opgenomen periode waarover huur en/of managementfee wordt berekend, niet juist zijn en deze zijn opgenomen om verrekening van de rekening-courant, in een later stadium mogelijk te maken;
4
(primair)
de [bedrijf 6] B.V., op één of meer tijdstippen in de periode van 1 oktober 2013 tot en met 31 december 2015, in de gemeente Apeldoorn, althans elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer ander(en), althans alleen,
opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, te weten een aangifte voor de Omzetbelasting, onjuist of onvolledig heeft gedaan,
immers hebbende de [bedrijf 6] B.V. over de maanden:
- oktober en/of november en/of december 2013 en/of
- januari en/of februari en/of maart en/of april en/of mei en/of juni en/of juli en/of augustus en/of oktober en/of november en/of december 2014 en/of
- januari en/of februari en/of maart en/of april en/of mei en/of juni en/of juli en/of augustus en/of september en/of oktober en/of november en/of december 2015,
althans hebbende [bedrijf 6] B.V. over in ieder geval één of meer maand(en) in de hierboven vermelde periode,
nihilaangifte(n) ingediend, wetende dat er wel diensten werden verleend en/of gelden werden ontvangen en/of werkzaamheden werden verricht,
welk feit ertoe heeft geleid dat er te weinig belasting is geheven,
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte, al dan niet tezamen met één of meer andere(n), (telkens) opdracht heeft gegeven,
dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte al dan niet tezamen met één of meer anderen, (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven;
althans, voor zover voor het vorenstaande geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen,
(subsidiair)
[bedrijf 6] B.V., op één of meer tijdstippen in de periode van 1 oktober 2013 tot en met 31 december 2015, in de gemeente Apeldoorn, althans elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer ander(en), althans alleen,
opzettelijk geen administratie heeft gevoerd overeenkomstig de in de belastingwet gestelde eisen voor het voeren van een administratie,
welk feit ertoe heeft geleid dat er te weinig belasting is geheven,
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte, al dan niet tezamen met één of meer andere(n), (telkens) opdracht heeft gegeven,
dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte al dan niet tezamen met één of meer anderen, (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven;
5
(primair)
dat hij in de periode van 10 december 2012 tot en met 10 oktober 2016 in de gemeente Epse en/of Deventer en/of Westerveld en/of Amsterdam en/of Wassenaar, althans elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer ander(en), althans alleen,
opzettelijk zijn eigen goed of, ten behoeve van degene aan wie het toebehoorde, een hem niet toebehorend goed, heeft onttrokken aan een pandrecht, immers hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) een bedrag van EUR 126.153,00 dan wel EUR 114.413,00 (EUR 126.153,00 - 11.740,00) dan wel EUR 71.797,84 (EUR 126.153,00 - 42.615,16 - 11.740,00), althans een groot bedrag niet overgemaakt naar [naam];
althans, voor zover voor het vorenstaande geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen,
(subsidiair)
[bedrijf 7] B.V. in de periode van 10 december 2012 tot en met 10
oktober 2016 in de gemeente Epse en/of Deventer en/of Westerveld en/of
Amsterdam en/of Wassenaar, althans elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer ander(en), althans alleen, opzettelijk zijn eigen goed of, ten behoeve van degene aan wie het toebehoorde, een hem niet toebehorend goed, heeft onttrokken aan een pandrecht,
immers hebbende [bedrijf 7] B.V. en/of haar mededader(s) een bedrag
van EUR 126.153,00 dan wel EUR 114.413,00 (EUR 126.153,00 - 11.740,00) dan
wel EUR 71.797,84 (EUR 126.153,00 - 42.615,16 - 11.740,00), althans een groot
bedrag niet overgemaakt naar [naam];
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte, al dan niet tezamen met één of meer andere(n), (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte al dan niet tezamen met één of meer anderen, (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven;
6
(primair)
dat hij op of omstreeks 24 september 2014 in de gemeente Epse, althans elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer ander(en), althans alleen,
een pandakte (DOC-104), zijnde een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen,
valselijk heeft opgemaakt of heeft vervalst, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
bestaande de valsheid hierin dat in de pandakte staat opgenomen dat er een pandrecht wordt gevestigd op een bedrag van EUR 353.432, wetende dat dit feitelijk onjuist is en EUR 200.000,00 zou moeten bedragen;
althans, voor zover voor het vorenstaande geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen,
(subsidiair)
dat [bedrijf 7] B.V. op of omstreeks 24 september 2014 in de gemeente Epse, althans elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer ander(en), althans alleen,
een pandakte (DOC-104), zijnde een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen,
valselijk heeft opgemaakt of heeft vervalst, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
bestaande de valsheid hierin dat in de pandakte staat opgenomen dat er een pandrecht wordt gevestigd op een bedrag van EUR 353.432, wetende dat dit feitelijk onjuist is en EUR 200.000,00 zou moeten bedragen,
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte, al dan niet tezamen met één of meer andere(n), (telkens) opdracht heeft gegeven,
dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte al dan niet
tezamen met één of meer anderen, (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven.

3.De voorvragen

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen.
Verzoek tot schorsing van de vervolging
De officier van justitie heeft de schorsing van de vervolging op grond van artikel 16 van het Wetboek van Strafvordering (hierna Sv) gevorderd.
De verdediging heeft – in lijn met het verzoek van de officier van justitie – de rechtbank eveneens verzocht over te gaan tot schorsing van de vervolging.
Oordeel van de rechtbank
Ingevolge artikel 16 Sv schorst de rechtbank de vervolging, in welke stand zij zich ook bevindt, indien de verdachte aan een zodanige psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap lijdt, dat hij niet in staat is de strekking van de tegen hem ingestelde vervolging te begrijpen.
De rechtbank oordeelt dat er grond bestaat voor schorsing van de vervolging. Dienaangaande overweegt de rechtbank het navolgende.
Op de (eerste) regiezitting van 3 september 2018 heeft de rechtbank kenbaar gemaakt het van belang te vinden dat een deskundige ingevolge artikel 348 Sv antwoord zou geven op de vraag of er aanleiding is voor schorsing van de vervolging, waarbij het gaat om de vraag of verdachte in staat is om de strekking van de tegen hem ingestelde vervolging te begrijpen. De rechtbank heeft de zaak verwezen naar de rechter-commissaris ten behoeve van het benoemen van een deskundige.
Op 7 mei 2020 is door de benoemde deskundige, forensisch psychiater dr. T.W.D.P. van Os, een rapportage opgemaakt. De conclusie was – kort en zakelijk weergegeven – dat geen sprake was van een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Verdachte werd in staat geacht de strekking van de tegen hem ingestelde vervolging te begrijpen en hij werd in principe detentiegeschikt verklaard. Wel werden enkele lichamelijke problemen van verdachte benoemd die aandacht nodig hadden, aldus Van Os.
Omdat mogelijk ook sprake was van somatische beperkingen, was aanvullend onderzoek wenselijk. Dit heeft geleid tot een aanvullende rapportage van 25 augustus 2020, opgesteld door S.J.Th. van Kuijk, forensisch arts en verbonden aan GGD IJsselland te Zwolle. De conclusie was – kort en zakelijk weergegeven – dat ondanks de somatische beperkingen verdachte een verhoor kon ondergaan, mits daarbij geen fysieke inspanning hoefde te worden geleverd en een aantal randvoorwaarden in acht werden genomen. Verdachte was in staat een zitting bij te wonen en detentiegeschikt, aldus Van Kuijk.
Op de (tweede) regiezitting van 27 mei 2021 heeft de rechtbank de zaak verwezen naar de rechter-commissaris in verband met onderzoekswensen. De rechtbank heeft daarbij expliciet de mogelijkheid benoemd dat de rechter-commissaris een nadere rapportage kon laten opmaken over de gezondheidssituatie van verdachte als de rechter-commissaris daartoe aanleiding zag. De rechter-commissaris heeft verdachte nadien opgeroepen om als getuige te worden gehoord in de zaak van en op verzoek van de verdediging van medeverdachte [medeverdachte]. De raadsman van verdachte heeft de rechter-commissaris daarop geïnformeerd dat verdachte niet in staat was om te worden gehoord in verband met een ziekenhuisopname. Die opname in het ziekenhuis maakte dat de rechter-commissaris behoefte had aan een nadere rapportage omtrent de gezondheidssituatie van verdachte. De rechter-commissaris heeft op 26 januari 2022 voornoemde forensisch arts Van Kuijk nogmaals opdracht gegeven om te rapporteren over de actuele gezondheidstoestand van verdachte.
Bij rapportage van 3 augustus 2022 heeft Van Kuijk – kort en zakelijk weergegeven – gerapporteerd dat de lichamelijke en geestelijke toestand van betrokkene alleen maar verder achteruit was gegaan. De zorgbehoefte was dusdanig groot geworden dat betrokkene niet meer in de thuissituatie te verzorgen was en opname in een verpleeghuis noodzakelijk werd. Verdachte is inmiddels permanent opgenomen in verpleeghuis De Spiker in Harlingen. Verdachte wordt niet (meer) in staat geacht te kunnen worden ge-/verhoord. Ook wordt verdachte niet in staat geacht een terechtzitting bij te wonen, omdat hij niet meer zelfstandig of zonder ADL-hulp buiten het verpleeghuis kan zijn. Vanwege de volledige zorgafhankelijkheid wordt detentie in een regulier penitentiair centrum niet mogelijk geacht. Zelfs het Justitieel Centrum voor Somatische Zorg van PI Haaglanden in Scheveningen kan de noodzakelijke zorg niet bieden, gelet op de volledige zorgafhankelijkheid en geheugenproblematiek van verdachte, aldus Van Kuijk.
Naar aanleiding van voornoemde rapportage van 3 augustus 2022 heeft de rechter-commissaris bij proces-verbaal van 8 augustus 2022 besloten dat verdachte niet als getuige kan worden gehoord en dat verdachte dus niet zal worden opgeroepen.
Ter zitting van 12 januari 2023 heeft de verdediging bevestigd dat verdachte permanent in het verpleeghuis verblijft en nader toegelicht dat vanwege de medische conditie van verdachte het niet mogelijk is om het dossier inhoudelijk met hem te bespreken, terwijl dit wel noodzakelijk is teneinde de verdediging te kunnen voeren. Dit klemt te meer omdat het gaat om ernstige en omvangrijke strafbare verwijten. Verdachte is ook de enige die de verdediging van de benodigde informatie kan voorzien. De verdediging heeft ter zitting een passage uit een rapportage van de zorginstelling De Spiker overgelegd waaruit kan worden afgeleid dat de familie van verdachte is geadviseerd de diagnose dementie bij verdachte definitief te laten stellen.
Op grond van voormelde rapportage van forensisch arts Van Kuijk d.d. 3 augustus 2022 en het door de raadsman aangevoerde omtrent de huidige gezondheidssituatie van verdachte oordeelt de rechtbank dat er sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 16 Sv. De gezondheidssituatie van verdachte is zodanig dat hij niet in staat is de strekking van de tegen hem ingestelde vervolging te begrijpen en een effectieve verdediging te voeren.
De rechtbank schorst derhalve de vervolging in de stand waarin deze zich thans bevindt.
Nu de vervolging wordt geschorst, zal de rechtbank geen verdere beslissingen meer in de zaak nemen. De rechtbank komt dus niet toe aan de beoordeling van de vordering van de benadeelde partij (ingediend door curator mr. R. Klein).

4.De beslissing

De rechtbank:
schorst de vervolging van verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Berlo, voorzitter, mr. D. van den Berg en mr. L. Kesteloo, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Broeks, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2023.
Buiten staat
Mr. L. Kesteloo is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.