ECLI:NL:RBOVE:2023:3160

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 augustus 2023
Publicatiedatum
4 augustus 2023
Zaaknummer
08.204482.20 (P) en 08-005464-19 (tul)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voorwaardelijke taakstraf na mishandeling met poging tot zware mishandeling

Op 4 augustus 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling en poging tot zware mishandeling. De zaak vond zijn oorsprong in een conflict tussen de verdachte en het slachtoffer, die op 6 april 2020 in de woning van de verdachte plaatsvond. De verdachte, een stukadoor, had eerder werkzaamheden verricht bij het slachtoffer en had de huissleutel van diens woning meegenomen. Toen het slachtoffer op de hoogte was van deze situatie, ging hij naar de woning van de verdachte om zijn sleutel terug te eisen. Tijdens dit bezoek escaleerde de situatie in een handgemeen waarbij de verdachte het slachtoffer bij de keel greep, hem naar de grond duwde en zijn knie op de borst van het slachtoffer legde. Het slachtoffer liep hierbij letsel op, waaronder rode vlekken en een wondje in zijn nek.

De officier van justitie eiste een veroordeling voor het primair ten laste gelegde feit van zware mishandeling, maar de rechtbank oordeelde dat niet bewezen kon worden dat de verdachte met opzet zwaar lichamelijk letsel had willen toebrengen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot zware mishandeling, maar verklaarde wel bewezen dat hij het slachtoffer had mishandeld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich niet succesvol kon beroepen op noodweer, omdat er geen sprake was van een wederrechtelijke aanranding door het slachtoffer.

De rechtbank legde de verdachte een voorwaardelijke taakstraf op van 80 uren, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en het feit dat de verdachte eerder met justitie in aanraking was gekomen voor geweldsmisdrijven. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf werd afgewezen, omdat het niet opportuun werd geacht om deze vordering nu toe te wijzen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08.204482.20 (P) en 08-005464-19 (tul)
Datum vonnis: 4 augustus 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1980 in [geboorteplaats],
wonende aan de [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 21 juli 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.P. Dronkers en van wat door verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte heeft geprobeerd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (primair) dan wel dat hij die [slachtoffer] heeft mishandeld (subsidiair).
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 6 april 2020 te [locatie], gemeente [locatie]
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- [slachtoffer] met zijn, verdachtes, (beide) hand(en)(met kracht) bij zijn keel
en/of nek heeft gegrepen/gepakt en/of
- ( vervolgens terwijl hij, verdachte, zijn hand(en) om/tegen de keel van het
slachtoffer had/duwde) [slachtoffer] (met kracht) naar de grond heeft geduwd,
- ( vervolgens) met zijn, verdachtes, knie (met kracht) op de borst, althans op het
lichaam, van [slachtoffer] heeft geduwd en/of
- ( vervolgens) de keel van [slachtoffer] heeft dichtgeknepen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 april 2020 te [locatie], gemeente [locatie]
[slachtoffer] heeft mishandeld door
- hem, slachtoffer, met zijn, verdachtes, (beide) hand(en)(met kracht) bij zijn keel
en/of nek te grijpen/pakken en/of
- ( vervolgens terwijl hij, verdachte, zijn hand(en) om/tegen de keel van het
slachtoffer had/duwde) [slachtoffer] (met kracht) naar de grond te duwen,
- ( vervolgens) met zijn, verdachtes, knie (met kracht) op de borst, althans op het
lichaam, van [slachtoffer] te duwen en/of
- ( vervolgens) de keel van [slachtoffer] dicht te knijpen.

3.De bewijsmotivering

3.1
Inleiding
Verdachte is als stukadoor bij [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]) in diens woning aan het werk geweest. Op enig moment is tussen hen een conflict ontstaan waardoor verdachte zijn werkzaamheden gestaakt heeft en zijn gereedschap en een deel van de materialen uit de woning van [slachtoffer] heeft gehaald. Verdachte heeft de huissleutel van de woning van [slachtoffer] meegenomen naar zijn huis. Verdachte wilde zijn openstaande factuur betaald hebben en [slachtoffer] wilde zijn huissleutel terug van verdachte. Om die reden was [slachtoffer] op 6 april 2020 in de woning van verdachte aan de [adres]. Op enig moment heeft tussen hen een handgemeen plaatsgevonden.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat op grond van de aangifte, de verklaring van verdachte en ondersteunende bewijsmiddelen bewezen kan worden dat er in de woning van verdachte een handgemeen heeft plaatsgevonden, waarbij verdachte het slachtoffer de keel heeft dichtgeknepen. Verdachte komt in de gegeven omstandigheden geen geslaagd beroep op noodweer toe, omdat zijn reactie buitenproportioneel was. De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De verdachte heeft bepleit dat hij moet worden vrijgesproken van het feit, omdat hij onschuldig is. Als de rechtbank tot het oordeel komt dat hij wel geweld heeft toegepast op [slachtoffer] dan is dat enkel geweest om zichzelf te verdedigen tegen [slachtoffer].
3.4
Het oordeel van de rechtbank
De feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat uit van de volgende, aan wettige en in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, ontleende feiten en omstandigheden.
Op 6 april 2020 was [slachtoffer], zoals hiervoor in de inleiding is weergegeven, in de woning van verdachte om zijn huissleutel op te halen. Daar is [slachtoffer] met verdachte in gesprek gegaan. Op enig moment sloeg de sfeer om en begon verdachte dreigende taal uit te slaan. Daarop zei [slachtoffer] dat hij het gesprek verder op zou nemen. Verdachte pakte vervolgens [slachtoffer] bij zijn hals met beide handen, duwde [slachtoffer] met kracht naar de grond, legde zijn knie op de borst van [slachtoffer] en kneep [slachtoffer] keel dicht. Toen de politie [slachtoffer] later die dag sprak, constateerden zij dat [slachtoffer] een wondje in zijn nek had. Ook zagen zij dat hij rode vlekken rondom zijn nek en op zijn borstkas had.
Het primair tenlastegelegde
De eerste vraag waar de rechtbank zich voor gesteld ziet is of het door verdachte gepleegde geweld een poging tot zware mishandeling oplevert. Deze vraag moet naar het oordeel van de rechtbank ontkennend worden beantwoord. Op grond van de inhoud van het dossier en de behandeling ter terechtzitting heeft de rechtbank niet kunnen vaststellen wat de intensiteit en duur van het dichtknijpen van de keel is geweest. Er is weliswaar sprake van een wondje en rode vlekken op de hals, maar daaruit volgt niet zonder meer dat verdachte ook dusdanig hard en lang heeft geknepen dat een aanmerkelijke kans heeft bestaan dat [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Bij dit oordeel weegt mee dat [slachtoffer] het bewustzijn niet is verloren en dat verdachte op enig moment tijdens het dichtknijpen van de keel ook minder kracht is gaan zetten. De overige door verdachte verrichte geweldshandelingen - het vastpakken van de keel, het duwen van [slachtoffer] tegen de grond en het duwen met een knie tegen de borst van [slachtoffer] – zijn onvoldoende om een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel in het leven te roepen. De rechtbank zal verdachte van het primair tenlastegelegde vrijspreken.
Het subsidiair tenlastegelegde
De volgende vraag waar de rechtbank zich voor gesteld ziet, is of bewezen kan worden dat verdachte [slachtoffer] mishandeld heeft door [slachtoffer] met beide handen bij zijn hals te pakken, [slachtoffer] met kracht naar de grond te duwen, zijn knie op de borst van [slachtoffer] te leggen en de keel van [slachtoffer] dicht te knijpen. Verdachte heeft verklaard dat hij zich verdedigd heeft tegen [slachtoffer] en zich aldus beroepen op noodweer. Bij een geslaagd beroep op noodweer kan de in het bestanddeel “mishandeld” ingeblikte wederrechtelijkheid van het tenlastegelegde niet worden bewezen. In dat geval dient verdachte van het feit te worden vrijgesproken
Het beroep op noodweer
Verdachte heeft verklaard zich enkel verweerd te hebben tegen de aanval van [slachtoffer]. Bij de politie heeft verdachte namelijk verklaard dat [slachtoffer] ineens op hem afkwam.
Voor een geslaagd beroep op noodweer is onder meer vereist dat de verdediging is gericht tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. Hiervan is op grond van de inhoud van het dossier en de behandeling ter terechtzitting geen sprake. Het is niet aannemelijk geworden dat sprake is geweest van enige wederrechtelijke aanranding. Volgens verdachte zou [slachtoffer] hem geduwd hebben, waarna hij [slachtoffer] teruggeduwd heeft op de grond. Verdachte zou het lichaam van [slachtoffer] naar beneden geduwd hebben omdat hij hem rustig wilde krijgen. Daar ter zitting naar gevraagd kan verdachte deze feitelijke gang van zaken niet nader specificeren; zo kan hij desgevraagd niet uitleggen waaruit de aanval door [slachtoffer] dan precies heeft bestaan en waarom hij zich daartegen moest verdedigen. Ook heeft verdachte niet kunnen uitleggen of het voor hem niet mogelijk was om zich aan deze situatie te onttrekken. Terwijl [slachtoffer] duidelijk en consistent heeft verklaard over hetgeen zich op 6 april 2020 in de woning van verdachte heeft voorgedaan. Door de politie is ook letsel in de nek en rode plekken in de nek en op de borstkas bij [slachtoffer] geconstateerd dat past bij de verklaring die [slachtoffer] over het handgemeen in de woning heeft afgelegd. Ook de paniekerige toestand van [slachtoffer], die door de getuigen Ucer en Dalak beschreven wordt, past naar het oordeel van de rechtbank bij de verklaring van [slachtoffer] over het conflict. De rechtbank volgt daarom [slachtoffer] in zijn verklaring over het ontstaan van het handgemeen en wat er vervolgens in de woning is gebeurd.
Gelet hierop is naar het oordeel van de rechtbank de gestelde feitelijke grondslag van de vermeende noodweersituatie door verdachte niet, dan wel onvoldoende met concrete feiten en omstandigheden onderbouwd en aldus niet aannemelijk geworden. De rechtbank verwerpt het beroep op noodweer.
De conclusie
Nu het beroep op noodweer is verworpen, is de rechtbank op basis van het dossier en de behandeling ter terechtzitting van oordeel dat verdachte [slachtoffer] heeft mishandeld door [slachtoffer] met beide handen bij zijn hals vast te pakken, [slachtoffer] met kracht naar de grond te duwen, een knie op de borst van [slachtoffer] te leggen en [slachtoffer] keel dicht te knijpen. [slachtoffer] heeft daardoor letsel opgelopen en pijn geleden. Dit brengt mee dat de rechtbank van oordeel is dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op o 6 april 2020 te [locatie], gemeente [locatie] [slachtoffer] heeft mishandeld door
- hem, slachtoffer, met zijn, verdachtes, beide handen (met kracht) bij zijn keel te grijpen/pakken en
- ( terwijl hij, verdachte, zijn handen om/tegen de keel van het slachtoffer had/duwde)
[slachtoffer] (met kracht) naar de grond te duwen, en
- met zijn, verdachtes, knie op de borst van [slachtoffer] te duwen en
- de keel van [slachtoffer] dicht te knijpen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
subsidiair
het misdrijf: mishandeling.
5. De strafbaarheid van verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft bepleit dat hij niets gedaan heeft en er om die reden ook geen (voorwaardelijke) straf opgelegd moet worden.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft op 6 april 2020 [slachtoffer] mishandeld. Hij heeft daarmee blijk gegeven van gebrek aan respect voor de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en het slachtoffer angst aangejaagd. In het bijzonder overweegt de rechtbank dat het met beide handen bij de keel vastpakken en de keel dichtknijpen een handelwijze is die niet anders kan worden aangemerkt dan als ernstig. De rechtbank houdt evenwel ook rekening met het feit dat – toen het conflict zich buiten heeft voortgezet en verdachte door [slachtoffer] meermalen is aangereden met diens auto - het conflict ook voor verdachte fysieke gevolgen (gebroken pols) heeft gehad - waardoor verdachte zijn werk als stukadoor niet langer kon uitoefenen. Ook houdt de rechtbank rekening met het feit dat er sinds het plegen van het feit ruim drie jaren zijn verstreken voordat de zaak ter zitting is aangebracht en dat verdachte in die tussenliggende tijd niet wegens een nieuw strafbaar feit is veroordeeld en er geen openstaande zaken zijn.
De rechtbank betrekt bij de straftoemeting dat verdachte blijkens zijn strafblad van 20 juni 2023 eerder voor geweldsmisdrijven met politie en justitie in aanraking is geweest en dat hij onderhavig feit heeft gepleegd, terwijl hij in een proeftijd liep voor een veroordeling daarvoor.
Al het vorenstaande in ogenschouw nemende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een geheel voorwaardelijke taakstraf, in de vorm van een werkstraf, voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren moet worden opgelegd.

7.De vordering tenuitvoerlegging

7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij onherroepelijk geworden vonnis van de meervoudige kamer in de rechtbank Overijssel van 25 juli 2019 in de zaak onder parketnummer 08-005464-19 aan verdachte voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van vier maanden moet worden afgewezen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft om afwijzing van de vordering verzocht.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan het plegen van een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. De rechtbank zal hiertoe echter niet besluiten, omdat zij van oordeel is dat het toewijzen van deze vordering op dit moment, lange tijd na het einde van de proeftijd, niet opportuun is. De rechtbank zal de vordering daarom afwijzen.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf: mishandeling;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het subsidiair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
80 (tachtig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
40 (veertig) dagen;
- bepaalt dat deze taakstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer 08-005464-19
-
wijstde vordering
af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.C.S. Bordenga-Koppes, voorzitter, mr. J. Wentink en
mr. M. Frentrop, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.M. Hoek, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 4 augustus 2023.
Buiten staat
Mr. C.C.S. Bordenga-Koppes is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2020290494. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 6 april 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, op pagina 51 e.v. als verklaring van aangever.
Ik doe aangifte tegen [verdachte]. Op 6 april 2020 ben ik naar zijn huis gegaan om de sleutel op te halen. Dit was aan de [adres]. Dit gesprek nam plotseling een wending en hij zei letterlijk: "ik heb schijt aan alles, ik maak jou zo dood. Ik weet je toch wel te vinden." Ik snapte niet waar dit vandaan kwam. Vervolgens hoorde ik hem zeggen: "De sleutel is het probleem niet. Ik heb de sleutel niet nodig om je huis binnen te komen. Ik kom zo ook wel binnen." Ik werd vervolgens echt bang. Ik heb gezegd uit angst: "ik neem dit gesprek op." Ik zag dat [verdachte] mij bij mijn hals pakte met zijn beide handen. Hij legde mij met veel kracht op de grond. Hij legde een knie op mijn borst. Ik kon nergens heen. Ik kreeg geen lucht.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte van 10 juni 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, op pagina 68 e.v., als verklaring van verdachte.
V: Waar woon je?
A: [adres]
Op maandag 6 april 2020 kwam [slachtoffer] ineens bij mij aan de deur. Ik heb [slachtoffer] binnen gelaten. [slachtoffer] zei dat hij zijn sleutel terug wilde. Ik heb hem op de grond geduwd.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van 9 april 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, op pagina 1 e.v., als relaas van die verbalisanten.
Wij zagen dat aangever [slachtoffer] een wondje op zijn nek had zitten. Tevens zagen wij dat hij rode vlekken rondom zijn nek had. Ook zagen wij dat hij rode vlekken op zijn borstkas had.