In deze zaak vordert [eiser] ontruiming van een staanplaats op zijn recreatiepark, die door [gedaagde] wordt gehuurd. [gedaagde] heeft de huurovereenkomst opgezegd, omdat hij permanent op het park is gaan wonen, wat in strijd is met de huurovereenkomst en de toepasselijke Recron-voorwaarden. Na de opzegging heeft [gedaagde] het geschil voorgelegd aan de Geschillencommissie Recreatie, die in een bindend advies heeft geoordeeld dat de opzegging van de huurovereenkomst in redelijkheid en op goede gronden is gedaan. [gedaagde] moest het terrein binnen twee maanden na verzending van het advies verlaten, maar heeft dit niet gedaan.
De kantonrechter heeft in deze kort geding procedure geoordeeld dat de vordering tot ontruiming toewijsbaar is. De rechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] zonder recht of titel op de staanplaats verblijft, aangezien de huurovereenkomst rechtsgeldig is opgezegd. De kantonrechter heeft ook overwogen dat [gedaagde] niet tijdig een vordering tot vernietiging van het bindend advies heeft ingediend, waardoor het advies vaststaat. De rechter heeft de ontruimingstermijn vastgesteld op twee maanden, zodat [gedaagde] voldoende tijd heeft om vervangende woonruimte te vinden.
Daarnaast is [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten, aangezien hij de partij is die ongelijk krijgt. De kantonrechter heeft de proceskosten aan de zijde van [eiser] vastgesteld op € 765,32, met een toevoeging van € 132,00 aan nakosten. Het vonnis is openbaar uitgesproken op 1 augustus 2023.