ECLI:NL:RBOVE:2023:3098

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 augustus 2023
Publicatiedatum
2 augustus 2023
Zaaknummer
10593326 \ CV EXPL 23-1492
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van een staanplaats op een recreatiepark na opzegging huurovereenkomst wegens permanente bewoning

In deze zaak vordert [eiser] ontruiming van een staanplaats op zijn recreatiepark, die door [gedaagde] wordt gehuurd. [gedaagde] heeft de huurovereenkomst opgezegd, omdat hij permanent op het park is gaan wonen, wat in strijd is met de huurovereenkomst en de toepasselijke Recron-voorwaarden. Na de opzegging heeft [gedaagde] het geschil voorgelegd aan de Geschillencommissie Recreatie, die in een bindend advies heeft geoordeeld dat de opzegging van de huurovereenkomst in redelijkheid en op goede gronden is gedaan. [gedaagde] moest het terrein binnen twee maanden na verzending van het advies verlaten, maar heeft dit niet gedaan.

De kantonrechter heeft in deze kort geding procedure geoordeeld dat de vordering tot ontruiming toewijsbaar is. De rechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] zonder recht of titel op de staanplaats verblijft, aangezien de huurovereenkomst rechtsgeldig is opgezegd. De kantonrechter heeft ook overwogen dat [gedaagde] niet tijdig een vordering tot vernietiging van het bindend advies heeft ingediend, waardoor het advies vaststaat. De rechter heeft de ontruimingstermijn vastgesteld op twee maanden, zodat [gedaagde] voldoende tijd heeft om vervangende woonruimte te vinden.

Daarnaast is [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten, aangezien hij de partij is die ongelijk krijgt. De kantonrechter heeft de proceskosten aan de zijde van [eiser] vastgesteld op € 765,32, met een toevoeging van € 132,00 aan nakosten. Het vonnis is openbaar uitgesproken op 1 augustus 2023.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: 10593326 \ CV EXPL 23-1492
Vonnis in kort geding van 1 augustus 2023 (bij vervroeging gewezen)
in de zaak van
[eiser] B.V., handelend onder de naam [naam] ,
te [vestigingsplaats] ,
eisende partij, hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. J. Kamphuis,
tegen
[gedaagde],
te Rijssen,
gedaagde partij, hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.Samenvatting

1.1.
[gedaagde] huurde een staanplaats op het recreatiepark van [eiser] . [eiser] heeft de huurovereenkomst opgezegd, omdat [gedaagde] permanent op het recreatiepark is gaan wonen. Dit is volgens [eiser] in strijd met de huurovereenkomst en de toepasselijke Recron-voorwaarden. [gedaagde] was het niet eens met de opzegging en heeft het geschil voorgelegd aan de Geschillencommissie Recreatie. De Geschillencommissie heeft in een bindend advies geoordeeld dat de huurovereenkomst in redelijkheid en op goede gronden is opgezegd en dat [gedaagde] het terrein van [eiser] binnen twee maanden na verzending van dat advies moest verlaten. [gedaagde] heeft dat niet gedaan.
1.2.
In deze zaak vordert [eiser] ontruiming van de staanplaats. De kantonrechter wijst de vordering toe en legt in dit vonnis uit waarom.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties van 10 juli 2023,
- de schriftelijke reactie met bijlagen van [gedaagde] van 19 juli 2023,
- de mondelinge behandeling van 25 juli 2023, waarbij beide partijen zijn verschenen en waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1. ’
[eiser] exploiteert een recreatiepark aan de [adres] .
3.2.
[gedaagde] huurde sinds 6 februari 2019 een staanplaats op het recreatiepark van [eiser] .
3.3.
Op 20 april 2020 heeft [gedaagde] per e-mail aan de gemeente Rijssen-Holten medegedeeld dat hij vanaf 1 mei 2020 permanent op het recreatiepark verblijft.
3.4. ‘
[eiser] heeft telefonisch en per e-mail aan [gedaagde] medegedeeld dat permanente bewoning niet is toegestaan op haar recreatiepark. Zij heeft hem tot 1 januari 2022 de tijd gegeven om een andere woning te vinden en vervolgens nog uitstel verleend tot 1 april 2022.
3.5.
Op 19 juli 2022 heeft [eiser] een brief naar [gedaagde] gestuurd, waarin zij de huurovereenkomst tegen 31 december 2022 opzegt, omdat permanente bewoning in strijd is met de huurovereenkomst en de toepasselijke Recron-voorwaarden.
3.6.
[gedaagde] was het niet eens met de opzegging en heeft het geschil voorgelegd aan de Geschillencommissie Recreatie.
3.7.
Op 7 februari 2023 heeft de Geschillencommissie Recreatie een bindend advies uitgebracht, waarin zij heeft geoordeeld dat [eiser] de huurovereenkomst in redelijkheid en op goede gronden heeft opgezegd tegen 31 december 2022. Daarnaast heeft de Geschillencommissie geoordeeld dat [gedaagde] met zijn chalet het terrein van [eiser] binnen twee maanden na verzending van het advies moest verlaten.

4.Het geschil

4.1. ’
[eiser] vordert ontruiming van de staanplaats die [gedaagde] op haar recreatiepark huurde, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en de nakosten.
4.2. ’
[eiser] legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] zonder recht of titel op de staanplaats verblijft. De Geschillencommissie Recreatie heeft namelijk in een bindend advies geoordeeld dat de huurovereenkomst rechtsgeldig is opgezegd en dat [gedaagde] de staanplaats binnen twee maanden na verzending van het advies moest verlaten. Volgens [eiser] is het advies op 24 februari 2023 naar partijen verzonden en had [gedaagde] de staanplaats dus uiterlijk op 24 april 2023 moeten verlaten.
4.3.
[gedaagde] voert verweer.
Hij voert aan dat [eiser] een aantal relevante documenten heeft achtergehouden (waarbij hij verwijst naar brieven van hem aan de Geschillencommissie en het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Rijssen-Holten).
Ter zitting heeft hij toegelicht dat [eiser] op die manier een onvolledig overzicht heeft gegeven van hetgeen is voorgevallen, terwijl hij dat voor de beoordeling van het geschil wel belangrijk vindt.
[gedaagde] beroept zich er verder op dat sprake is van ongelijke behandeling door [eiser] , nu de bewoners van staanplaats nummer [staanplaats] ook permanent op het recreatiepark wonen zonder dat daartegen is opgetreden. Ook heeft de eigenaar van [eiser] [gedaagde] volgens hem in 2019 toegezegd dat het geen probleem was dat hij en zijn toenmalige vriendin voor langere tijd in het chalet zouden verblijven in verband met het werk van zijn vriendin en een verhuizing. [eiser] heeft daarmee volgens [gedaagde] de indruk gewekt dat permanente bewoning op het park incidenteel was toegestaan. Verder voert [gedaagde] aan dat hij ongewenst gebruik van diverse chalets op het park signaleert, dat de Recronvoorwaarden niet meer van deze tijd zijn en moeten worden herzien en dat [eiser] onrechtmatig tegenover hem heeft gehandeld, onder meer door het afsluiten van het gas en de elektra.
Tot slot voert [gedaagde] aan dat hij de staanplaats niet kan ontruimen, omdat hij geen vervangende woonruimte kan vinden. Bovendien levert een gedwongen ontruiming hem een behoorlijke schadepost op, omdat het chalet zijn eigendom is. Hij verzoekt de rechter om rekening te houden met de menselijke maat en, bij de belangenafweging, een proportionaliteitstoets uit te voeren. Daarnaast wil hij dat de recreatieparkondernemer en zijn gemachtigde stoppen met liegen, feiten verdraaien en informatie achterhouden en dat zij in overleg met de gemeente Rijssen-Holten naar een passende oplossing zoeken voor hem en de bewoners van staanplaats nummer [staanplaats] .
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Ontruiming
5.1.
Het gaat hier om een kort geding procedure. Dat houdt in dat er met spoed een voorlopige beslissing wordt gevraagd. De kantonrechter moet daarbij beoordelen of het voldoende aannemelijk is dat de vordering in een bodemprocedure zal worden toegewezen en of [eiser] voldoende spoedeisend belang bij haar vordering heeft om te rechtvaardigen dat deze in kort geding wordt toegewezen.
5.2.
Naar het oordeel van de kantonrechter is voldoende aannemelijk dat de door [eiser] gevorderde ontruiming in een bodemprocedure zal worden toegewezen.
De Geschillencommissie Recreatie heeft in haar advies van 7 februari 2023 namelijk geoordeeld dat [eiser] de huurovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig heeft opgezegd en dat [gedaagde] het terrein van [eiser] uiterlijk twee maanden na verzending van het advies moest verlaten. [eiser] heeft onbetwist gesteld dat het advies op 24 februari 2023 naar partijen is verzonden. [gedaagde] heeft ter zitting verklaard dat hij dat advies ook heeft ontvangen. [gedaagde] had de staanplaats dus uiterlijk op 24 april 2023 moeten verlaten.
Partijen zijn overeengekomen dat het advies van de Geschillencommissie Recreatie bindend is. [gedaagde] moet zich daar dus aan houden.
5.3.
Uit artikel 26 lid 1 van het Reglement Geschillencommissie Recreatie volgt dat [gedaagde] , als hij het niet eens was met het bindend advies van de Geschillencommissie, binnen twee maanden na de verzending daarvan een vordering tot vernietiging van het advies bij de gewone rechter had kunnen indienen. [gedaagde] had dit dus uiterlijk op 24 april 2023 moeten doen.
5.4.
Op de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] verklaard dat hij dit niet heeft gedaan, omdat hij niet bekend was met die mogelijkheid. Dat komt naar het oordeel van de kantonrechter echter voor zijn risico. Hij wist van de inhoud en de gevolgen van het bindend advies van de Geschillencommissie Recreatie en als hij het daarmee niet eens was, dan had het op zijn weg gelegen om destijds informatie in te winnen over de mogelijkheden om tegen dat advies op te komen of, indien gewenst, rechtsbijstand in te schakelen. Dat hij dat niet heeft gedaan, kan niet aan [eiser] worden toegerekend.
5.5.
Aangezien de termijn voor het vorderen van vernietiging van het advies inmiddels is verstreken, staat het advies van de Geschillencommissie Recreatie vast. De verweren die [gedaagde] in deze procedure tegen de huuropzegging heeft aangevoerd, zijn al in de procedure bij de Geschillencommissie behandeld en meegewogen, en kunnen in deze procedure niet meer worden beoordeeld.
5.6.
Het verweer dat [gedaagde] geen vervangende woonruimte kan vinden en dat hij als gevolg van een ontruiming schade zal lijden, maakt het oordeel van de kantonrechter ook niet anders.
[gedaagde] heeft drie jaar de tijd gehad om vervangende woonruimte te zoeken, althans had er in ieder geval vanaf het moment van de beslissing van de Geschillencommissie Recreatie
(7 februari 2023) rekening mee moeten houden dat hij de staanplaats moest verlaten.
Hij heeft niet onderbouwd met stukken dat hij in die tijd tevergeefs heeft geprobeerd om vervangende woonruimte te vinden. Bovendien komt het – hoe vervelend het ook is voor [gedaagde] – niet voor rekening en risico van [eiser] als recreatieparkeigenaar dat [gedaagde] geen vervangende woonruimte kan vinden. De staanplaats is nooit voor permanente bewoning bedoeld geweest, dat wist [gedaagde] , en het is [gedaagde] eigen verantwoordelijkheid om woonruimte voor hemzelf te vinden. De kantonrechter volgt [gedaagde] niet in zijn standpunt dat [eiser] in samenspraak met de gemeente voor vervangende woonruimte voor [gedaagde] moet zorgen. De financiële consequenties liggen ook in de risicosfeer van [gedaagde] en kunnen evenmin op [eiser] worden afgewenteld.
5.7.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiser] voldoende spoedeisend belang bij haar vordering tot ontruiming. De huurovereenkomst is immers opgezegd, waardoor [gedaagde] zonder recht of titel op de staanplaats verblijft. [eiser] heeft er recht op en belang bij dat [gedaagde] de staanplaats spoedig verlaat, zodat de permanente bewoning wordt beëindigd en zij de staanplaats (recreatief) aan iemand anders kan verhuren.
5.8.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, zal de kantonrechter de vordering tot ontruiming van de staanplaats toewijzen.
5.9.
Op de mondelinge behandeling heeft [eiser] verklaard dat zij geen bezwaar heeft tegen een langere ontruimingstermijn; daarbij dacht zij aan een termijn van één of twee maanden.
De kantonrechter zal de ontruiming daarom uitspreken op een termijn van twee maanden, zodat [gedaagde] nog iets langer de tijd heeft om op zoek te gaan naar vervangende woonruimte.
Proceskosten en nakosten
5.10.
[gedaagde] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiser] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
108,32
- griffierecht
128,00
- salaris gemachtigde
529,00
totaal
765,32
5.11.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen zoals gebruikelijk worden vastgesteld op een halve punt van het toegewezen salaris, met een maximum van € 132,00. Dat leidt in dit geval tot toewijzing van een bedrag van € 132,00 aan nasalaris.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om de onroerende zaak aan de [adres] , met de zijnen en al het zijne,
binnen twee maanden na betekening van dit vonniste ontruimen en te verlaten en ter vrije en algehele beschikking van [eiser] te stellen,
6.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot dit vonnis vastgesteld op € 765,32,
6.3.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 132,00 aan salaris gemachtigde,
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is, bij vervroeging, gewezen door mr. A.A. Smit en in het openbaar uitgesproken op 1 augustus 2023.