ECLI:NL:RBOVE:2023:307

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
31 januari 2023
Publicatiedatum
31 januari 2023
Zaaknummer
08.116170.22 + 08.300383.21 (gev. ttz.) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting en aanranding van minderjarigen door verdachte met valse voorwendselen

Op 31 januari 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 25-jarige man, die werd beschuldigd van drie zedenfeiten, waaronder verkrachting en aanranding van minderjarigen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden. De zaak kwam aan het licht na aangiften van twee minderjarige slachtoffers, die door de verdachte met valse voorwendselen waren overgehaald om zich door hem te laten masseren. Tijdens deze massages heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan seksueel geweld. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de slachtoffers betrouwbaar waren en dat de verdachte de feiten wettig en overtuigend had begaan. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische gevolgen voor de slachtoffers en de ernst van de gepleegde feiten. De verdachte heeft zich niet alleen schuldig gemaakt aan verkrachting, maar ook aan het versturen van ongepaste beelden naar een 13-jarig meisje, wat de rechtbank als zeer ernstig heeft aangemerkt. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummers: 08.116170.22 + 08.300383.21 (gev. ttz.) (P)
Datum vonnis: 31 januari 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1997 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 17 januari 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr.
M.J. Jager en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. Ph.J.N. Aarnoudse, advocaat te Deventer, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
onder parketnummer 08.116170.22
feit 1:
op 8 januari 2022 in Deventer de 13-jarige [slachtoffer 1] heeft aangerand of ontuchtige handelingen met haar heeft gepleegd door haar billen en/of borsten (over de kleding) te betasten/vast te pakken;
feit 2
: omstreeks december 2016 in Deventer [slachtoffer 2] heeft verkracht;
onder parketnummer 08.300383.21
feit 1:
op 9 juli 2021 in Deventer via Snapchat een foto van zijn ontblote penis heeft toegezonden aan de 13-jarige [slachtoffer 3] , terwijl verdachte wist dat deze persoon op dat moment jonger was dan zestien jaar.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
onder parketnummer 08.116170.22
1.

hij op of omstreeks 8 januari 2022 te Deventer, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door haar vast te pakken en/of naar zich toe te trekken en/of door onverhoeds te handelen, [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het (over de kleding) betasten/vastpakken van haar billen en/of borsten;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 8 januari 2022 te Deventer, met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2008, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt,een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het (over de kleding) betasten/vastpakken van haar billen en/of borsten;
2.
hij in of omstreeks de maand december 2016 te Deventer, door feitelijkheden, te weten door (telkens) tegen nagenoemde [slachtoffer 2] te zeggen en/of via social media te uiten dat hij, verdachte,- een opleiding tot masseur volgde,- (daarvoor) een model zocht om te masseren en/of- al op zijn neefje had geoefend, maar dat hij ook op een vrouw moest oefenen,in elk geval nagenoemde [slachtoffer 2] door leugens/onwaarheden heeft overgehaaldom zich door hem, verdachte, te laten masseren,en/of (vervolgens)- door onverhoeds te handelen,[slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen diebestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaamvan die [slachtoffer 2] , te weten het in haar vagina brengen van één of meer van zijn, verdachtes, vinger(s);
onder parketnummer 08.300383.21
hij op of omstreeks 09 juli 2021, te Deventer, een afbeelding waarvan de vertoningschadelijk is te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar, zijndeeen foto van zijn ontblote (stijve) penis, heeft verzonden via Snapchat en/of(daarbij) heeft vertoond aan een minderjarige, te weten, [slachtoffer 3] (geborenop [slachtoffer 1] 2008), van wie hij weet dat deze jonger is dan zestien jaar.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle drie de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten vanwege het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Ter onderbouwing daarvan heeft de raadsman onder meer aangevoerd dat ten aanzien van de onder parketnummer 08.116170.22 ten laste gelegde aanranding en verkrachting de verklaringen van de aangeefsters en getuigen onbetrouwbaar zijn. Ten aanzien van het onder parketnummer 08.300383.21 ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat de foto van de ontblote penis die [slachtoffer 3] via Snapchat heeft ontvangen, niet door verdachte is gestuurd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Ten aanzien van het onder parketnummer 08.116170.22 ten laste gelegde
Betrouwbaarheid aangeefsters en getuigen
Aangeefsters [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben respectievelijk op 22 februari 2022 en 10 mei 2022 bij de politie verklaringen afgelegd over de ten laste gelegde aanranding van [slachtoffer 1] en de ten laste gelegde verkrachting van [slachtoffer 2] . Deze verklaringen zijn afgelegd bij gecertificeerde zedenrechercheurs en hiervan zijn auditieve opnames gemaakt. De verklaringen van de aangeefsters komen de rechtbank betrouwbaar voor, omdat deze voldoende gedetailleerd zijn en aangeefsters in hoofdlijnen consistent verklaren over de gang van zaken. Het feit dat beide aangeefsters een belaste voorgeschiedenis hebben en het feit dat het incident met [slachtoffer 2] zich in 2016 heeft voorgedaan, doet hier niets aan af. Bovendien vinden de verklaringen van de aangeefsters op concrete onderdelen ondersteuning in andere bewijsmiddelen, waaronder getuigenverklaringen. Ook deze getuigenverklaringen komen de rechtbank betrouwbaar voor.
Feit 1
Op 22 februari 2022 heeft de 13-jarige [slachtoffer 1] aangifte gedaan van aanranding. Zij heeft verklaard dat verdachte haar op 8 januari 2022 in Deventer heeft vastgepakt en naar zich toe heeft getrokken, waarna hij haar billen en borsten heeft vastgepakt. [1]
Getuige [getuige 1] is een ooggetuige die van een korte afstand een en ander heeft gezien. Zij heeft verklaard dat zij zag dat verdachte [slachtoffer 1] aan haar arm heeft vastgepakt en op zijn schoot heeft getrokken. [2] [getuige 1] heeft vervolgens verklaard dat zij gezien heeft dat verdachte, over de kleding van [slachtoffer 1] heen, zijn handen onder de billen van [slachtoffer 1] heeft gedaan en haar beide borsten heeft aangeraakt. [3]
Daarnaast vindt de verklaring van aangeefster steun in de verklaring van getuige [getuige 2] . Hij heeft verklaard dat [slachtoffer 1] nog diezelfde avond aan hem heeft verteld wat haar is overkomen en wat dit met haar heeft gedaan. [4] [slachtoffer 1] was heel verdrietig, voelde zich vies en angstig. [5] Het incident zat aangeefster erg dwars en zij wilde niet meer naar de plek toe waar het incident zich heeft afgespeeld. Getuige [getuige 2] kon vrijwel meteen merken dat er iets met [slachtoffer 1] was gebeurd. [6] .
De rechtbank is van oordeel dat de hiervoor beschreven handelingen gepleegd zijn door verdachte. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij verdachte kent, omdat zij eerder met hem heeft afgesproken. [7] Ook geven zowel [slachtoffer 1] als getuige [getuige 1] een omschrijving van de persoon van verdachte die in hoofdlijnen met elkaar overeenkomen. [8] Daarnaast verklaren zij beiden dat verdachte kwam aanrijden in een witte, lange bus, terwijl ook verdachte heeft verklaard te rijden in een witte werkbus. [9] [10] Gelet op voorgaande maakt dit de enkele ontkenning van verdachte, dat hij het niet is geweest, ongeloofwaardig.
De rechtbank stelt vast dat verdachte [slachtoffer 1] naar zich toe heeft getrokken, haar heeft vastgepakt en dat hij haar bij zich op schoot heeft getrokken, waarna hij haar over de kleding heeft betast, vastgepakt bij haar billen en borsten. Hierdoor is [slachtoffer 1] gedwongen deze handelingen te ondergaan. Deze handelingen zijn naar het oordeel van de rechtbank ontuchtig. [slachtoffer 1] was op dat moment een jong en kwetsbaar meisje van 13 jaar, terwijl verdachte een volwassen man was van 24 jaar. Gelet hierop acht de rechtbank de aan de verdachte onder 1 primair ten laste gelegde aanranding op de hierna onder 4.4 beschreven wijze wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
Op 10 mei 2022 heeft [slachtoffer 2] aangifte gedaan van verkrachting. Zij heeft verklaard dat zij omstreeks december 2016 via Snapchat een bericht van verdachte heeft ontvangen. [11] Verdachte en [slachtoffer 2] kennen elkaar, zij hebben vroeger bij elkaar op school gezeten. [12] In het bericht dat [slachtoffer 2] ontving stond dat verdachte een opleiding tot masseur volgde en dat hij een model zocht. [13] Ook had verdachte in het bericht aangegeven dat hij al op zijn neefje had geoefend, maar dat hij ook op een vrouw moest oefenen. [14] [slachtoffer 2] heeft vervolgens ingestemd met een massage, die heeft plaatsgevonden in de slaapkamer van verdachte in zijn ouderlijk huis te Deventer. [15] [16] Nadat verdachte er bij [slachtoffer 2] verschillende keren op had aangedrongen dat zij zichzelf geheel diende te ontkleden, heeft hij ongeveer vijf minuten haar rug gemasseerd. [17] Op een gegeven moment heeft verdachte gevraagd of [slachtoffer 2] een full body massage wilde. Zij dacht dat verdachte hiermee bedoelde dat hij ook haar benen zou masseren. Zij heeft hiermee ingestemd en tijdens het masseren van haar benen is verdachte steeds verder omhoog gegaan met zijn handen langs haar benen. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij op dat moment niet meer wist wat zij moest doen en dat zij verstijfde. Verdachte is vervolgens met zijn vingers in de vagina van [slachtoffer 2] gegaan. Dit heeft ongeveer vijf minuten geduurd. Nadat [slachtoffer 2] had gevraagd of dit er ook bij hoorde, is verdachte gestopt. [18]
De aangifte vindt op belangrijke onderdelen steun in andere bewijsmiddelen, waaronder de verklaring van getuige [getuige 3] . [slachtoffer 2] heeft deze getuige verteld wat haar was overkomen. Nadat [slachtoffer 2] getuige over het incident heeft verteld, moest getuige [getuige 3] direct denken aan een jongen die haar via Facebook Messenger op gelijke wijze heeft benaderd. [19] Deze jongen was verdachte. [20] Getuige [getuige 3] heeft screenshots van het gesprek dat zij met verdachte heeft gehad via Facebook Messenger overgelegd tijdens haar verhoor bij de politie. [21] In deze screenshots is te zien dat getuige [getuige 3] op bijna dezelfde manier is benaderd door verdachte als [slachtoffer 2] . In het bericht stond dat verdachte een opleiding tot masseur volgde en dat hij in het kader van zijn opleiding iemand moest vinden wiens kuiten en rug hij zou mogen masseren. [22]
De telefoon van verdachte is onderzocht. Hoewel verdachte berichten en apps had verwijderd is de politie erin geslaagd berichten terug te halen. In de teruggehaalde berichten wordt met twee andere vrouwen over massages gesproken. Hoewel hierdoor de volgorde van de zinnen per bericht mogelijk door elkaar staan, is uit die berichten wel op te maken dat verdachte aan beide vrouwen heeft voorgesteld om hen massages te geven. [23] Ook heeft hij één van deze vrouwen bericht dat hij een masseursdiploma heeft, net zoals hij dat ook heeft bericht aan [slachtoffer 2] en getuige [getuige 3] . [24] De verklaring van verdachte dat dit bericht zo gelezen moet worden dat hij juist aan deze vrouw de vraag stelde of zij een masseursdiploma heeft, acht de rechtbank ongeloofwaardig.
De rechtbank slaat daarnaast acht op de verklaring van getuige [getuige 4] . [slachtoffer 2] heeft haar verhaal over het incident als eerste aan deze getuige verteld. [getuige 4] heeft verklaard dat [slachtoffer 2] gedurende dit gesprek erg verdrietig en bang was. Zij was zeer voorzichtig met het brengen van het verhaal. [getuige 4] had het gevoel zij het verhaal uit aangeefster moest halen om te weten wat er gebeurd was. Later zijn [slachtoffer 2] en [getuige 4] verdachte samen tegengekomen op straat. Volgens [getuige 4] klapte [slachtoffer 2] toen volledig dicht en kreeg ze een paniekaanval. [25]
Door zijn identieke handelswijze in het benaderen van verschillende vrouwen stelt de rechtbank vast dat het verdachte is geweest die de ten laste gelegde handelingen bij aangeefster heeft gepleegd.
De rechtbank acht de aan verdachte ten laste gelegde verkrachting op de onder 4.4 beschreven wijze wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het onder parketnummer 08-300383-21 ten laste gelegde
Op 16 juli 2021 heeft [slachtoffer 3] aangifte gedaan van openbare schennis van de eerbaarheid. Verdachte is de achterneef van [slachtoffer 3] . [slachtoffer 3] – op dat moment 13 jaar oud – logeerde op 9 juli 2021 bij haar nichtje [naam] in Deventer. Rond 23:00 uur heeft zij een berichtje van een persoon van wie zij dacht dat het verdachte was, ontvangen via Snapchat. Samen met haar nichtje heeft [slachtoffer 3] dit berichtje en de daaropvolgende berichten die zij van deze persoon ontving beantwoord. [26] Op enig moment ontving [slachtoffer 3] een bericht met de tekst dat als zij ‘geen familie van hem was, dat hij dan wel een relatie met haar zou willen’. Vanaf dat moment zijn de nichtjes met de telefoon van [naam] foto’s gaan maken van het gesprek. [27] Na verschillende seksueel getinte verzoeken en opmerkingen heeft de persoon een foto van zijn geslachtsdeel gestuurd naar [slachtoffer 3] . [28]
De rechtbank stelt vast dat de berichten die aangeefster heeft ontvangen zijn gestuurd van het account met de Snapchatnaam van verdachte. Daarnaast heeft de verzender meermaals de familieband benoemd. Verdachte heeft verklaard dat hij niet de persoon is die de foto en de berichten via Snapchat heeft gestuurd, omdat iemand zijn account zou hebben gehackt. Deze verklaring acht de rechtbank ongeloofwaardig. De persoon die de berichten heeft gestuurd, heeft immers verschillende keren de familieband tussen hem en [slachtoffer 3] benadrukt. Zo heeft deze persoon het gesprek aangegeven dat hij een dergelijke foto niet naar ‘zijn eigen nichtje’ zou sturen. [29] Daarnaast is er gestuurd dat als [slachtoffer 3] geen familie van hem was, dat hij dan wel een relatie met haar zou willen. Ook is [naam] verschillende keren door de persoon bij naam genoemd. [30] Dergelijke informatie zou een willekeurige derde niet zomaar zonder kennis van de familiebanden kunnen weten en noemen.
De rechtbank acht het aan de verdachte ten laste gelegde feit op de hieronder 4.4 beschreven wijze wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
onder parketnummer 08.116170.22
1 primair
hij op 8 januari 2022 te Deventer, door een feitelijkheid, te weten door haar vast te pakken en naar zich toe te trekken en door onverhoeds te handelen, [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het over de kleding betasten/vastpakken van haar billen en borsten;
2
hij omstreeks de maand december 2016 te Deventer, door feitelijkheden, te weten door tegen nagenoemde [slachtoffer 2] via social media te uiten dat hij, verdachte,- een opleiding tot masseur volgde,- daarvoor een model zocht om te masseren en- al op zijn neefje had geoefend, maar dat hij ook op een vrouw moest oefenen,
nagenoemde [slachtoffer 2] door leugens/onwaarheden heeft overgehaald om zich door hem, verdachte, te laten masseren, en vervolgens- door onverhoeds te handelen, [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , te weten het in haar vagina brengen van zijn, verdachtes, vingers;
onder parketnummer 08.300383.21
hij op 9 juli 2021, te Deventer, een afbeelding waarvan de vertoningschadelijk is te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar, zijndeeen foto van zijn ontblote stijve penis, heeft verzonden via Snapchat en heeft vertoond aan een minderjarige, te weten, [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum 2] 2008), van wie hij weet dat deze jonger is dan zestien jaar.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 240a, 242 en 246 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
onder parketnummer 08.116170.22
feit 1 primair
het misdrijf:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
feit 2
het misdrijf:
verkrachting;
onder parketnummer 08.300383.21
het misdrijf:
een afbeelding, bevattende een afbeelding waarvan de vertoning schadelijk is te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar, vertonen aan een minderjarige van wie hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden, dat deze jonger is dan zestien jaar.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden waarvan acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar.
7.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de onder 2 van parketnummer 08.116170.22 ten laste gelegde verkrachting heeft de raadsman verzocht rekening te houden met het tijdsverloop tussen het strafbare feit en de strafoplegging.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drie verschillende zedenfeiten. Hij heeft zich ten eerste schuldig gemaakt aan verkrachting. Verdachte heeft het slachtoffer door middel van leugens en onwaarheden overgehaald om zich door hem te laten masseren. Zij was in de veronderstelling dat verdachte haar zou helpen met de pijn in haar rug en dat verdachte de massage zou verrichten in het kader van zijn opleiding. Verdachte is gedurende deze massage tegen de wil van het slachtoffer met zijn vingers in haar vagina gegaan. De verdachte heeft hiermee een grove inbreuk gemaakt op zowel de lichamelijke als de psychische integriteit van het slachtoffer. De rechtbank rekent het de verdachte ernstig aan dat hij door middel van leugens en onwaarheden de grenzen van het slachtoffer fors heeft overschreden.
Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van feiten als deze daarvan gedurende lange tijd nadelige psychische gevolgen kunnen ondervinden. Helaas is dat ook in deze zaak het geval. Uit de door het slachtoffer ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring van [slachtoffer 2] blijkt dat deze gebeurtenis tot op heden (zes jaren later) nog steeds veel invloed heeft op haar leven. Zij denkt meerdere keren per dag terug aan wat er toen gebeurd is. Dit zorgt nog steeds voor problemen bij dagelijkse activiteiten en in relaties met anderen.
Daarnaast heeft verdachte [slachtoffer 1] een 13-jarig meisje op zijn schoot getrokken en heeft hij over haar kleren heen aan haar borsten en billen gezeten. Met dit handelen heeft verdachte ook inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] . Uit de namens haar voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaring blijkt hoeveel impact het feit op haar heeft gehad. Zo durfde zij een lange tijd niet meer met jongens en mannen alleen te zijn en in de bus te stappen om naar school te gaan.
Tot slot heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het vertonen van een afbeelding van zijn ontblote geslachtsdeel aan zijn 13-jarige achternichtje. Verdachte en zijn achternichtje hadden via Snapchat contact met elkaar, waarbij verdachte gaandeweg het contact steeds verdergaande opmerkingen van persoonlijke en seksueel getinte aard maakte. Dit resulteerde uiteindelijk in het versturen van een afbeelding van verdachte’s ontblote geslachtsdeel naar zijn achternichtje. Kinderen behoren van dergelijke benaderingen verschoond te blijven. Ook dit rekent de rechtbank verdachte aan.
Verdachte is volledig voorbijgegaan aan de gevolgen van zijn handelen voor de slachtoffers en de rechtbank neemt hem dit kwalijk.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van de verdachte van 20 oktober 2022, waaruit blijkt dat hij eerder in contact is gekomen met politie en justitie. Dit betroffen andersoortige feiten. De rechtbank houdt om deze reden niet ten nadele van verdachte rekening met zijn strafblad.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op wat de verdachte ter terechtzitting heeft verklaard, op het over verdachte opgemaakte NIFP-rapport van 9 september 2022 en op het reclasseringsrapport van 11 oktober 2022. Verdachte weigerde mee te werken aan het psychologisch onderzoek, waardoor de rechtbank zeer beperkt inzicht heeft gekregen in de persoon van verdachte. De reclassering heeft geconcludeerd dat er momenteel geen inzicht is op risicofactoren vanwege de ontkennende houding van verdachte. Hierdoor worden er geen mogelijkheden gezien voor het opstellen van een plan van aanpak. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij een vaste baan en een vaste vriendin heeft. Hij heeft verklaard dat het goed hem gaat. Gelet op de bewezen verklaarde feiten, de ernst daarvan en de gevolgen die deze hebben meegebracht voor de slachtoffers, kan de rechtbank niet vaststellen of verdachte zich het strafbare van zijn handelen realiseert, en is evenmin duidelijk of en in welke mate gevaar voor herhaling van vergelijkbare feiten aan de orde kan zijn.
Strafoplegging
Gezien de ernst van de gepleegde feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Bij het bepalen van de hoogte van die gevangenisstraf houdt de rechtbank rekening met de hiervoor omschreven omstandigheden en heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), alsmede op straffen die in soortgelijke gevallen zijn opgelegd. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd voor de duur van 24 maanden. Anders dan de officier van justitie legt de rechtbank hierbij geen voorwaardelijk deel op. De rechtbank ziet - mede gelet op de proceshouding van verdachte - geen enkel doel in de oplegging hiervan.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

8.De schade van de benadeelde partij

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. [slachtoffer 2] vordert de veroordeling van verdachte tot betaling van een schadevergoeding van in totaal € 3.110,- , te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. Ook verzoekt [slachtoffer 2] om de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De gevorderde materiële schadevergoeding bestaat uit de volgende posten:
- kosten voor therapiesessies: € 610,-;
- kosten voor nog te maken therapiesessies: € 500,-.
[slachtoffer 2] vordert daarnaast een bedrag van € 2.000,00 aan immateriële schadevergoeding.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het gehele gevorderde bedrag kan worden toegewezen, inclusief de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan en heeft daarbij gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair de niet-ontvankelijkheid van [slachtoffer 2] in haar vordering bepleit en subsidiair de afwijzing van de vordering. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade heeft de raadsman aangevoerd dat de geclaimde schade slechts deels veroorzaakt is door het ten laste gelegde feit.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van de bewijsmiddelen en de behandeling ter terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan [slachtoffer 2] . De opgevoerde schadeposten zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank gaat niet mee in het argument van de raadsman van verdachte. Zoals volgt uit het door de raadsvrouw van [slachtoffer 2] naar voren gebrachte arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, is het enkele feit dat [slachtoffer 2] vóór het bewezen verklaarde andere nare, potentieel schadeveroorzakende ervaringen heeft opgedaan, er niks aan afdoet dat het voor risico van verdachte is dat hij een (al) kwetsbaar slachtoffer heeft getroffen. [31] Voor het overige blijkt genoegzaam uit de stukken dat zij zich in elk geval óók door het bewezen verklaarde tot hulpverleners heeft moeten wenden. De rechtbank zal het gevorderde daarom in zijn geheel toewijzen tot een bedrag van € 3.110,-, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan, te weten 1 januari 2017.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal conform de vordering van de officier van justitie en het verzoek van [slachtoffer 2] de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de [slachtoffer 2] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 41 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 57 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
onder parketnummer 08.116170.22
feit 1 primair, het misdrijf:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
feit 2, het misdrijf:
verkrachting;
onder parketnummer 08.300383.21
feit 1, het misdrijf:
een afbeelding, bevattende een afbeelding waarvan de vertoning schadelijk is te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar, vertonen aan een minderjarige van wie hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden, dat deze jonger is dan zestien jaar;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 08.116170.22 en 08.300383.21 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] (feit 2 onder parketnummer 08.116170.22) toe tot een bedrag van in totaal € 3.110,- (bestaande uit € 1.110,- aan materiële schadevergoeding en € 2.000,- aan immateriële schadevergoeding);
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 3.110,- (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2017);
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partijgemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 3.110,- (zegge: drieduizend honderdtien), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2017 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 41 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M.B. Soppe, voorzitter, mr. A. van Holten en mr. S.K. Huisman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.S. de Bruin, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2023.

Voetnoten

1.Dossier Primastar, PV 2022020204-4, pagina 8, zesde alinea, vijfde, zesde en achtste zin, zevende alinea, derde zin en achtste alinea, derde zin en tiende alinea, derde zin.
2.Dossier Primastar, PV ONRBC22014-6, pagina 25, zevende alinea, vijfde en zesde zin in samenhang met pagina 26, tweede alinea en pagina 26, eerste alinea, zesde zin.
3.Dossier Primastar, ONRBC22014-6, pagina 26, eerste alinea, vierde zin in samenhang met de tiende en elfde alinea en de dertiende tot er met vijftiende alinea.
4.Dossier Primastar, ONRBC22014-10, pagina 34, elfde alinea.
5.Dossier Primastar, ONRBC22014-10, pagina 34, dertiende alinea in samenhang met pagina 35, zestiende alinea, vijfde zin.
6.Dossier Primastar, ONRBC22014-10, pagina 35, zestiende alinea, eerste, tweede en derde zin en zeventiende alinea.
7.Dossier Primastar, ONRBC22014-8, pagina 118, achttiende alinea en pagina 119, eerste en tweede alinea.
8.Dossier Primastar, PL0600-2022020204-2, pagina 2, zevende alinea, eerste zin, in samenhang met nr. 6, pagina 28, zesde alinea.
9.Dossier Primastar, PL0600-2022020204-2, pagina 2, tweede alinea, tweede zin, in samenhang met nr. 6, pagina 26, zevende alinea.
10.Dossier Primastar ONRBC22014-8, pagina 122, vierde alinea, eerste en tweede zin.
11.Dossier Primastar, PL0600-2021074508-2, pagina 39, vijfde alinea, eerste zin in samenhang met PL0600-2021074508-4, pagina 44, negende alinea, eerste zin.
12.Zie proces-verbaal van de terechtzitting van 17 januari 2023.
13.Dossier Primastar, PL0600-2021074508-4, pagina 44, negende alinea, tweede zin.
14.Dossier Primastar, PL0600-2021074508-4, pagina 46, vijfde alinea, tweede zin.
15.Dossier Primastar, PL0600-2021074508-4, pagina 44, vijfde alinea, vierde zin in samenhang met pagina 46, vijfde alinea, vierde zin.
16.Dossier Primastar, PL0600-2021074508-4, pagina 44, vijfde alinea, zesde zin in samenhang met pagina 47, zevende alinea en PL0600-2021074508-2, pagina 39, zesde alinea, vierde zin.
17.Dossier Primastar, PL0600-2021074508-4, pagina 44, vijfde alinea, twintigste zin tot er met eenendertigste zin.
18.Dossier Primastar, PL0600-2021074508-4, pagina 44, vijfde alinea, zesendertigste zin tot er met achtenveertigste zin.
19.Dossier Primastar, ONRBC22014-25, pagina 69, achtste alinea, tweede en derde zin.
20.Dossier Primastar, ONRBC22014-25, pagina 69, elfde alinea.
21.Dossier Primastar, ONRBC22014-25, pagina 75 tot en met 82.
22.Dossier Primastar, ONRBC22014-25, pagina 76.
23.Dossier Primastar, ONRBC22014-26, pagina 101, derde tekstballon en pagina 102, derde tekstballon.
24.Dossier Primastar, ONRBC22014-26, pagina 101, eerste tekstballon.
25.Dossier Primastar, ONRBC2201421, pagina 65, vijfde alinea, tweede zin en twaalfde alinea.
26.PL0600-2021328637-2, pagina 5, achtste alinea.
27.PL0600-2021328637-2, pagina 5, negende alinea.
28.PL0600-2021328637-2, pagina 6, elfde alinea in samenhang met pagina 45.
29.PL0600-2021328637-2, pagina 8, achtste alinea, vijfde zin in samenhang met pagina 43.
30.PL0600-2021328637-2, pagina 12 en pagina 20.
31.Hof Arnhem-Leeuwarden, 17 februari 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:1202.