ECLI:NL:RBOVE:2023:3052

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 augustus 2023
Publicatiedatum
1 augustus 2023
Zaaknummer
71/109144-22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van smokkel in harddrugs met een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne

Op 1 augustus 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van de smokkel van 998,85 kilogram cocaïne. De verdachte, geboren in 1999, werd schuldig bevonden aan het opzettelijk binnenbrengen van deze harddrugs in Nederland. De rechtbank oordeelde dat de verdachte als chauffeur van een vrachtwagen betrokken was bij het transport van de container waarin de cocaïne was verborgen. De container werd op 7 april 2020 onderschept in de haven van Rotterdam. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, handelingen heeft verricht die gericht waren op de invoer van de cocaïne, waaronder het ophalen van de container en het aanbrengen van valse zegels na de verwijdering van de drugs. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren. De rechtbank overwoog dat de verdachte een essentiële rol had in de smokkeloperatie en dat de invoer van dergelijke hoeveelheden cocaïne ernstige gevolgen heeft voor de samenleving. De rechtbank heeft de strafmaat bepaald op basis van de ernst van het feit en de rol van de verdachte in het delict.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 71/109144-22 (P)
Datum vonnis: 1 augustus 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1999 in [geboorteplaats],
wonende aan [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 10 juli 2023 en 18 juli 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officieren van justitie
mr. G. Wilbrink en mr. P.F. Hoekstra (hierna: de officier van justitie) en wat door verdachte en zijn raadsman mr. B.P.J.H. van de Luijtgaarden, advocaat in Roosendaal, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich als chauffeur heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van het voorbereiden en/of bevorderen van de invoer in Nederland en het verdere vervoer van 998,85 kilogram cocaïne, dan wel een poging daartoe.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
primair
hij in of omstreeks de periode van 7 april 2020 tot en met 8 april 2020 te Rotterdam en/of [locatie] en/of Etten-Leur, althans (ook elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten
-
het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen (zoals bedoeld in

artikel 1 lid 4 Opiumwet),

- het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, van (ongeveer) 998,85 kilogram cocaïne, althans in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te

plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,

- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van

dat feit heeft getracht te verschaffen,

- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen
voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en)
of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen
van dat feit,
door
- als chauffeur op te treden van voornoemd drugstransport, en/of
- hiertoe de container waarin de drugs zaten, althans zouden zitten, op te halen, en/of
- toe te staan dat ‘[alias 1]’ op het transport meereed, en/of
- toen de container leeg bleek te zijn, de container met valse/vervalste zegels weer af te leveren bij het originele afleveradres, zijnde het bedrijf [bedrijf 1];
subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 7 april 2020 tot en met 8 april 2020 te Rotterdam en/of [locatie] en/of Etten-Leur, althans (ook elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk (ongeveer) 998,85 kilogram cocaïne, althans in elk geval een (zeer grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
A) binnen het grondgebied van Nederland te brengen (zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 Opiumwet), en/of
B) af te leveren en/of te verstrekken en/of te vervoeren,
- heeft opgetreden als chauffeur voor voornoemd drugstransport, en/of
- hiertoe de container waarin de drugs zouden zitten heeft opgehaald, en/of
- heeft toegestaan dat ‘[alias 1]’ op het transport meereed, en/of
- toen de container leeg bleek te zijn, de container met valse/vervalste zegels weer heeft afgeleverd bij het originele afleveradres, zijnde het bedrijf [bedrijf 1];

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten lastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht verdachte integraal vrij te spreken. Verdachte was weliswaar de chauffeur van de vrachtwagen met daarachter de container met nummer [nummer 1], maar hij had als chauffeur, zoals te doen gebruikelijk is in de transportwereld, geen wetenschap van de inhoud van de container, anders dan wat er op de vrachtbrief stond. Bij verdachte bestond dan ook geen wetenschap over de in die container aanwezige cocaïne. Uit de SkyECC-berichten in het dossier blijkt volgens de raadsman ook dat een groep personen de chauffeur, dus verdachte, heeft willen misleiden en hem overal buiten heeft willen houden.
De raadsman heeft voorts gesteld dat, volgens het bepaalde in het Kokosnootarrest [1] , handelingen die worden verricht nadat de verdovende middelen in beslag zijn genomen, niet meer kunnen strekken tot de invoer of het verdere vervoer en de overdacht van die verdovende middelen. De handelingen die verdachte heeft verricht, zijn verricht nadat de cocaïne door de Douane in beslag was genomen. Ook op die grond dient verdachte te worden vrijgesproken.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [2]
De rechtbank is van oordeel dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan. Hieronder zal de rechtbank allereerst de modus operandi van ‘pincode smokkel’ uiteenzetten. Daarna zal de rechtbank de redengevende feiten en omstandigheden uiteenzetten om vervolgens de overwegingen ten aanzien van de betrokkenheid van verdachte en het opzet op de (verlengde) invoer van cocaïne te bespreken. Ten slotte zal het medeplegen aan bod komen.
3.3.1
De modus operandi ‘pincode smokkel’ [3]
Om een container uit de haven van Rotterdam te kunnen ophalen, moet de container worden aangemeld in Portbase. Dat is, kort gezegd, een digitaal platform waarbinnen containers moeten worden aangemeld, alvorens deze mogen worden opgehaald bij de Rotterdamse haventerminals. Deze aanmelding wordt de voormelding genoemd. Naast de voormelding moet aan vier voorwaarden worden voldaan. De container moet aanwezig zijn in de haven, er moet een commerciële vrijstelling zijn, er moet geen sprake zijn van een douaneblokkade en de douanedocumenten moeten aanwezig zijn. Als aan alle voorwaarden is voldaan, dan staan ‘alle vier de bolletjes op groen’. Als alle bolletjes op groen staan, dan kan de container worden afgehaald met een pincode. Deze pincode is een bij de container behorend uniek nummer en deze wordt door de rederij verstrekt aan de eigenaar van de goederen in de container. De eigenaar van de goederen benadert vervolgens een transportonderneming en geeft die onderneming de pincode, zodat de container kan worden opgehaald. Bij een aantal terminals kan de container niet met een pincode worden afgehaald, maar moet men over een
truck appointment reference code (hierna: TAR) beschikken die bij de voormelding wordt verstrekt.
Sinds eind 2018 heeft de diefstal van zeecontainers vanaf diverse terminals
door het onrechtmatig gebruik van pincodes een vlucht genomen. Deze diefstallen lijken voornamelijk te worden gerelateerd aan de smokkel van verdovende middelen.
Gebleken is dat een container, die is voorgemeld via Portbase en waarbij alle bolletjes op groen staan, door elke willekeurige transporteur kan worden opgehaald, als die transporteur beschikt over het containernummer en de juiste pincode. Criminelen maken daarvan gebruik door, op enig moment in het logistieke proces, de pincode van een container te bemachtigen om de container onrechtmatig af te halen. De chauffeur komt dan bij de terminal om een recent geloste en vrijgegeven container op te halen. Hierbij heeft hij de juiste gegevens bij zich, te weten een containernummer en de bijbehorende pincode. Vaak blijkt dan, na onderzoek van politie of een melding van de eigenaar van de goederen, dat deze chauffeur niet de vervoerder van de container had moeten zijn en dat deze container buiten medeweten van de eigenaar van de goederen en de rechtmatige vervoerder is meegenomen. Om deze werkwijze te laten slagen is noodzakelijk dat criminelen een transportbedrijf inschakelen om de container eerder af te halen dan de legitieme vervoerder. Nadat de container onrechtmatig is meegenomen, wordt de container veelal kortstondig in een loods of op een afgelegen plek neergezet, waarna de verdovende middelen uit de container worden gehaald, voordat de transporteur zijn weg vervolgt richting het beoogde legitieme afleveradres. Vaak wordt de container afgeleverd op de plaats van bestemming met een vervalste of ontbrekende verzegeling.
3.3.2
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Het aantreffen van de cocaïne
Op 7 april 2020 werd het HARC-team in Rotterdam op de hoogte gesteld van, door het Landelijk Internationaal Rechtshulp Centrum ontvangen, informatie inhoudende dat aan boord van het schip Cartagena Express een grote hoeveelheid cocaïne aanwezig zou zijn in container [nummer 1] (hierna: de container). [4] Diezelfde dag werd de genoemde container, die werd gelost aan de Hutchinson Ports ECT Delta Europaweg 875 te Rotterdam, door de Douane gecontroleerd. Bij verwijdering van de drie zegels van de container werd geconstateerd dat één van de zegelnummers niet overeenkwam met wat op het manifest stond vermeld. In plaats van het nummer HLD [nummer 2], dat op het manifest stond, stond op het zegel op de container het nummer HLD [nummer 3]. [5]
In de container werden vaten met bevroren mangoconcentraat aangetroffen en 20 balen met in totaal 1000 pakketten, inhoudende een witte poederachtige substantie. Deze pakketten werden op 7 april 2020 om 16:00 uur inbeslaggenomen voor onderzoek. [6] Na onderzoek van de pakketten is vastgesteld dat het ging om in cocaïne met een totaal nettogewicht van 998,85 kilogram (gebaseerd op een steekproef van 30 pakketten). [7] Ook werd een zwarte plastic tas met daarin penverzegelingen aangetroffen, waaronder een witte penverzegeling voorzien van de tekst '[tekst]’. [8]
De SkyECC-berichten
Zoals hiervoor is overwogen, zijn berichten uit het onderzoek 26Argus aan het onderzoek 26Mapleton ter beschikking gesteld. Hierdoor is zicht ontstaan op het SkyECC-berichtenverkeer. De SkyECC-berichten in het dossier worden weergegeven in UTC-tijd, wat inhoudt dat het in de periode van 29 maart 2020 tot 25 oktober 2020 (zomertijd) in Nederland twee uren later was dan de weergegeven UTC-tijd. [9] Wanneer hierna over tijden wordt gesproken, is dat omgerekend naar de Nederlandse tijd.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen in het dossier vast dat medeverdachte [medeverdachte 1] gebruik heeft gemaakt van de SkyECC-accounts [accountnaam 1], [accountnaam 2] en [accountnaam 3], dat medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2]) gebruik heeft gemaakt van het account [accountnaam 4], dat medeverdachte [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3]) gebruik heeft gemaakt van de accounts [accountnaam 5], [accountnaam 6] en [accountnaam 7] en dat medeverdachte [medeverdachte 4] (hierna: [medeverdachte 4]) gebruik heeft gemaakt van het account [accountnaam 8]. De rechtbank zal de bewijsmiddelen voor de identificatie van de gebruikers van de SkyECC-accounts niet in dit vonnis opnemen. De namen van deze gebruikers zijn enkel relevant voor een goed begrip van het onderzoek 26Mapleton en de identificatie van deze gebruikers is niet van belang voor enige in de strafzaak tegen verdachte te nemen beslissing.
Uit het dossier blijkt dat een aantal SkyECC gesprekken aan de invoer van cocaïne op 7 april 2020 kan worden gelinkt. Het gaat om de groepsgesprekken [code 1], [code 2], [code 3] en [code 4] [10] .
Aan groepsgesprek [code 1] namen medeverdachten [medeverdachte 2], [medeverdachte 3], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] deel. [11] Aan de overige groepsgesprekken namen medeverdachte [medeverdachte 1] en een aantal onbekend gebleven personen deel. [12]
Vanaf 6 april 2020 wordt in de verschillende groepsgesprekken geanticipeerd op de aankomst van de container in de haven van Rotterdam. Ook worden voorbereidingen getroffen om de chauffeur in gereedheid te brengen. In groepsgesprek [accountnaam 1]:1 vraagt medeverdachte [medeverdachte 1] of medeverdachte [medeverdachte 2] nog even de e-mails wil sturen alsmede het telefoonnummer van de
‘chauff’. [13] Medeverdachte [medeverdachte 2] stuurt vervolgens het telefoonnummer [telefoonnummer] door en zegt:
“let op is eigen chauffeur”. Het genoemde telefoonnummer is in gebruik bij verdachte. [14]
Uit de chatberichten blijkt vervolgens dat medeverdachten bezig zijn om een gefingeerde
e-mailcorrespondentie op te stellen waaruit een transport zou moeten blijken op verzoek van en uit naam van [bedrijf 1]. Het transport werd uitgevoerd door [bedrijf 2] B.V. Medeverdachte [medeverdachte 2] stuurt de e-mailadressen ‘[e-mailadres 1]’ en ‘[e-mailadres 2]’ in het groepsgesprek. Vervolgens wordt besproken hoe de mails, waarmee de chauffeur de container kan ophalen, moeten worden opgesteld. In eerste instantie dient het afleveradres van het reguliere bedrijf [bedrijf 1] erin te staan. Op het moment dat de container de poort heeft verlaten, moet een ander afleveradres als tussenstop worden doorgegeven. [15] Er wordt een mail opgesteld en medeverdachte [medeverdachte 2] geeft vervolgens toestemming om de mail te verzenden. [16]
Vervolgens deelt medeverdachte [medeverdachte 2] mee dat de chauffeur de volgende dag om
7
uur daar is. [17] Medeverdachte [medeverdachte 1] schrijft dan
“Inshallah dat we die bak [18] eruit mogen halen”,waarop medeverdachte [medeverdachte 2] reageert met
“we gaan er voor en we doen met zijn alle ons best”. [19]
In groepsgesprek [code 2] wordt vanaf 6 april 2020 de route van de container in de gaten gehouden. Een onbekend gebleven SkyECC-gebruiker met de gebruikersnaam [accountnaam 9] stuurt om 20:54 uur een aantal foto’s, waarbij hij de tekst
“ze is er bijna”stuurt. Op de foto’s wordt de locatie van het schip de Cartagena Express weergegeven. Dat is het schip waarop de container zich bevond. Ook is te zien dat de geplande aankomsttijd van het schip 7 april 2020 om 07:00 uur is. Vervolgens wordt besproken welke Portbase zal worden gebruikt. [20]
In het Engelstalige groepsgesprek [code 4] wordt op 7 april 2020 om 03:37 uur afgesproken dat in dat gesprek vanaf 07:00 uur
“[alias 1]” [21] wordt aangestuurd. Op
7 april 2020 om 07:01 wordt door een onbekend gebleven gebruiker meegedeeld dat ‘[alias 1]’ er is. Medeverdachte [medeverdachte 1] reageert daarop door te zeggen dat hij de chauffeur zal bellen. [22] Kort daarna, om 07:02 uur vraagt medeverdachte [medeverdachte 1] in groepsgesprek [code 1] of de chauffeur er al is. Medeverdachte [medeverdachte 2] laat om
07:14 uur weten dat de chauffeur ter plaatse is en om 07:23 uur geeft medeverdachte
[medeverdachte 1] dat door in groepsgesprek [code 4]. Korte tijd later stuurt een onbekend gebleven gebruiker
“Now they meet”. [23]
Op 7 april 2020 om 10:03 uur vermeldt [accountnaam 9] in het groepsgesprek [code 2] dat het schip is aangekomen dat hij hem in de gaten zal houden. [accountnaam 9] houdt de personen in het groepsgesprek vervolgens op de hoogte van het proces. Om 13:39 uur stuurt hij
“Brothers ze zijn bezig met onze bay!”en om 15:48 uur laat hij weten dat de bak is gelost. Medeverdachte [medeverdachte 1] laat daarop weten dat hij ‘[alias 2]’ vast naar de poort laat rijden. [accountnaam 9] stuurt vervolgens een afbeelding door waaruit blijkt dat de container geblokkeerd is en deelt mee dat ‘[alias 2]’ nog even moet wachten. [24] Medeverdachte [medeverdachte 1] laat ondertussen in groepsgesprek [accountnaam 1]:1 weten dat ze zo groen licht krijgen en dat de chauffeur medeverdachte [medeverdachte 2] op de hoogte moet houden van zijn stappen. Medeverdachte
[medeverdachte 1] wil het weten als de chauffeur een bonnetje gaat halen, als hij het bonnetje heeft, wanneer hij naar ‘de stack’ rijdt om de container op te halen, als hij de container heeft en als hij naar de uitgang rijdt. Medeverdachte [medeverdachte 4] deelt dan, namens medeverdachte [medeverdachte 2], mee dat dat goed komt. [25] Dan wordt duidelijk dat niet zeker is of de chauffeur de container meekrijgt en vraagt medeverdachte [medeverdachte 1] aan medeverdachte [medeverdachte 2] of ‘[alias 1]’ met zijn chauffeur kan meerijden. Daarover wordt getwijfeld, want, zo zegt medeverdachte [medeverdachte 2], ze lopen dan meer risico. Vanwege een storing in Portbase wordt vervolgens geprobeerd de container op een andere manier mee te krijgen, omdat anders mogelijk het originele transport de bak ophaalt. Vervolgens wordt besloten dat ‘[alias 1]’ toch beter mee kan rijden als ze uiteindelijk groen licht krijgen. [26] Medeverdachte [medeverdachte 1] zegt vervolgens dat hij ‘[alias 1]’ naar de zwarte truck laat lopen, zodat hij zich kan verstoppen en dat de chauffeur van medeverdachte [medeverdachte 2] dan kan gaan rijden. [27] Medeverdachte [medeverdachte 1] laat dan weten dat de chauffeur [28] goede foto’s van de zegels moet maken als hij de container heeft. [29] Medeverdachte [medeverdachte 4] stuurt vervolgens een aantal foto’s met penverzegelingen in het groepsgesprek. Op de witte penverzegeling staat het nummer [tekst]. Dit zijn dezelfde nummers als op de penverzegelingen die door de Douane zijn aangetroffen in de container. [30]
In groepsgesprek [code 2] wordt het adres aan de [adres 1] doorgegeven in [locatie]. De chauffeur moet de container daar laten staan en dan komt er iemand naar hem toe om hem naar ‘de plek’ te begeleiden. [31] Als de container (bijna) op de plaats van bestemming is, wordt gediscussieerd over het feit dat de bak mogelijk ‘heet’ [32] is. Men geeft de opdracht om de container af te koppelen en dan even af te wachten om te kijken wat er gebeurt. Als er na verloop van tijd niets is gebeurd, moet de chauffeur de container weer aankoppelen. Deze berichten werden verstuurd tussen 21:08 uur en 21:18 uur in het groepsgesprek [code 2] en in het vervolg op dat gesprek, groepsgesprek [code 3]. [33] Als de container uiteindelijk op het juiste adres is afgeleverd, te weten [adres 2] te [locatie], volgt uit de berichten dat ‘[alias 1]’ de bak wil openen. Om 21:45 uur blijkt dat ‘[alias 1]’ de container daadwerkelijk heeft opengemaakt en wordt meegedeeld dat ze tassen hebben gezien. Een paar minuten later komen de deelnemers van het groepsgesprek [code 3] er achter dat de cocaïne uit de container is verwijderd. De container is
“leeg”,
“zeker die dubbele zegel terug erop gezet”wordt gezegd. [34]
In het groepsgesprek [code 5] wordt dan besproken dat er weer zegels op de container moeten worden geplaatst. Medeverdachte [medeverdachte 1] zegt dan tegen medeverdachte
[medeverdachte 4] dat de zegels bij hem zullen worden afgegeven en dat de chauffeur ze er dan zelf op kan doen. Vervolgens wordt afgesproken dat de zegels moeten worden afgeleverd en dat de chauffeur de nieuwe zegels moet plaatsen. [35] Vanwege een fout in de nummers van de zegels, loopt het aanleveren van de nieuwe zegels vertraging op. Omdat de chauffeur aan zijn maximale uren zit en niet verder mag rijden, wordt afgesproken dat voorlopig de foutieve zegels worden geplaatst en dat de vrachtwagen zolang wordt gestald op een ander terrein. De “juiste” zegels worden dan de volgende ochtend geplaatst, waarna de container naar het afleveradres wordt gebracht. [36]
Observaties
Verdachte heeft de container op 7 april 2020 opgehaald uit de haven van Rotterdam met de vrachtwagen met kenteken [kenteken 1] (hierna: de Volvo). [37] De Volvo ging om 17:35 uur het haventerrein op en verliet het terrein om 19:01 uur. [38]
Uit het dossier blijkt de route die de Volvo vanaf vertrek vanuit de haven heeft gereden.
Om 19:31 uur werd de Volvo met daarop de container geparkeerd bij Shell Portland gevestigd aan de A15 te Rotterdam. Verdachte en een onbekende bijrijder stapten uit. Verdachte liep naar de shop en de bijrijder bleef bij de vrachtwagen. Om 19:42 uur stapten beide personen weer in de vrachtwagen en vervolgde de Volvo zijn weg. Tussen 20:27 uur en 20:58 uur reed de Volvo het industrieterrein Dombosch te [locatie] op en om 21:10 uur parkeerde verdachte de Volvo op de Ottergeerde te [locatie] en koppelden verdachte en de bijrijder de oplegger los van de Volvo. Tussen 21:19 uur en 21:23 uur koppelden ze de oplegger weer aan en reden ze weg om de Volvo vervolgens om 21:30 uur het terrein tussen [adres 2] te [locatie] op te rijden. [39]
Op 8 april 2020 om 08:15 uur bevond de Volvo met de container zich in de omgeving van de Florijnstraat in Etten-Leur. Om 8:57 uur werd de oplegger met daarop de container aan een andere vrachtwagen gekoppeld, namelijk aan een Renault type 1, met kenteken [kenteken 2]. De onderzijde van de rechterdeur van de container aan de achterzijde was voorzien van een wit, rond plastic zegel met nummer [tekst], overeenkomstig de witte penverzegeling die de Douane in de container aantrof. Verdachte kwam om 10:00 uur aanlopen vanuit de richting van de [vestigingsplaats] en verplaatste de vrachtwagen met kenteken [kenteken 2] met daarachter de container naar het bedrijventerrein van [bedrijf 2] B.V., gevestigd aan de [vestigingsplaats]. Tussen 10:20 en 10:33 uur reed verdachte in een bestelauto naar de Shell gevestigd aan de Nijverheidsweg te Etten-Leur, verbleef hij korte tijd in de shop van het tankstation en parkeerde hij de bestelauto weer op het bedrijventerrein aan de [vestigingsplaats]. Om 10:42 uur vertrok verdachte met de vrachtwagen met kenteken [kenteken 2] en de oplegger met de container vanaf het bedrijventerrein te Etten-Leur en om 11:41 uur parkeerde hij de combinatie voor het bedrijf [bedrijf 1] Port Cold Stores (hierna: [bedrijf 1]) te Rotterdam en ging het bedrijf binnen. [40]
3.3.3
Overwegingen en conclusies
De rechtbank overweegt allereerst dat uit jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat de inbeslagname van de cocaïne niet in de weg staat aan het zelfstandig strafbare karakter van voorbereidings- of bevorderingshandelingen, ook niet als met die handelingen pas een begin is gemaakt na de inbeslagneming van die concrete hoeveelheid verdovende middelen. [41] De inbeslagname van de cocaïne op 7 april 2020 om 16:00 uur staat dus niet in de weg aan een veroordeling voor het primair ten laste gelegde.
Betrokkenheid en rol verdachte
Uit de hierboven vastgestelde feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat op
7 april 2020 een hoeveelheid van 998,85 kilogram (netto) cocaïne is onderschept in de haven van Rotterdam. De cocaïne werd vervoerd op een zeeschip, tussen pallets met bevroren mangoconcentraat, en is op die manier binnen het grondgebied van Nederland gebracht. Naar het oordeel van de rechtbank kan uit de vastgestelde feiten om omstandigheden worden afgeleid dat daarbij gebruik werd gemaakt van de modus operandi van “pincode smokkel”, zoals weergegeven onder kopje ‘3.3.1 De modus operandi’.
Uit de combinatie van de SkyECC-berichten en de observaties van de politie blijkt dat de container uit de haven werd gehaald, voordat de originele vervoerder de container kon afhalen. In de vrachtwagen zat, naast de chauffeur, ‘[alias 1]’. Deze hield het transport in de gaten. De container werd in eerste instantie vervoerd naar een loods in [locatie], terwijl het oorspronkelijk afleveradres het adres van [bedrijf 1] in Rotterdam betrof. Om ervoor te zorgen dat de chauffeur, bij een mogelijke controle, kon laten zien dat hij de “juiste” route volgde, werden valse e-mails opgesteld.
Op het terrein aan de [adres 2] in [locatie] werd, blijkens de verstuurde SkyECC-berichten, de container geopend met het idee om de cocaïne daaruit te verwijderen. ‘[alias 1]’ heeft de container geopend en heeft daarbij het zegel doorgeknipt. Toen men erachter kwam dat de cocaïne niet langer in de container aanwezig was, werd werk gemaakt van het alsnog afleveren van de container op het oorspronkelijke adres in Rotterdam. Daarvoor moesten nieuwe zegels worden gemaakt, omdat de Douane de container, na verwijdering van de cocaïne in de haven, heeft afgesloten met de valse zegels die in de container aanwezig waren. Uit de SkyECC-berichten volgt dat de chauffeur deze nieuwe zegels aan de container moest bevestigen. Uiteindelijk werden de nieuwe, valse zegels geleverd en werd de container daarmee gesloten. Vervolgens werd de container alsnog door verdachte afgeleverd bij [bedrijf 1] in Rotterdam.
Uit de vastgestelde feiten en omstandigheden volgt dat verdachte de chauffeur was van de zwarte Volvo. Hij reed voor het transportbedrijf van medeverdachte [medeverdachte 2]: [bedrijf 2] B.V. De rechtbank overweegt dan ook dat, daar waar wordt gesproken over de chauffeur van medeverdachte [medeverdachte 2], verdachte wordt bedoeld. De rechtbank is verder van oordeel dat uit de vastgestelde feiten en omstandigheden blijkt dat verdachte de container uit de haven van Rotterdam heeft afgehaald en dat hij de container, tezamen met ‘[alias 1]’, rechtstreeks naar [locatie] heeft gebracht, terwijl het afleveradres van de container zich in Rotterdam bevond. Op een terrein in [locatie] heeft ‘[alias 1]’ de container geopend en ontdekt dat de cocaïne was verwijderd. Toen de nieuwe, valse zegels werden geleverd, heeft verdachte deze aan de container bevestigd en vervolgens heeft hij de container de volgende dag alsnog afgeleverd op het oorspronkelijke afleveradres bij [bedrijf 1] te Rotterdam.
Opzet (verlengde) invoer
De rechtbank stelt voorop dat er in totaal ongeveer 1000 kilogram cocaïne in de container is aangetroffen met een straatwaarde van tenminste €25.000.000,00, waarvan mag worden aangenomen dat dit niet aan willekeurig gekozen personen wordt toevertrouwd. Daarom acht de rechtbank het uitgesloten dat er bij een dergelijk transport volstrekt onwetende personen worden betrokken. Dit brengt immers enorme risico’s met zich, zoals het risico dat diegene het ontdekt en zich de waardevolle drugs zou toe-eigenen of zou besluiten de politie in te lichten.
Het is voorts een feit van algemene bekendheid dat de logistiek rond de invoer van verboden verdovende middelen complex is, waarbij meerdere personen betrokken zijn. Het is immers niet mogelijk dergelijke goederen via de reguliere weg door een reder per schip vanuit Latijns-Amerika naar Europa te vervoeren. Drugs moeten verhuld worden gesmokkeld.
Alle individuele, identificeerbare handelingen van personen die betrekking hebben op die complexe logistiek moeten daarom in beginsel worden geacht gericht te zijn op de opzet
tot het binnen het grondgebied van - in dit geval - Nederland brengen van deze verboden verdovende middelen. Uit de tekst van artikel 1 vierde lid juncto artikel 2 aanhef en onder
A van de Opiumwet blijkt voorts wat onder het invoeren van verdovende middelen wordt begrepen. Dit is dus niet alleen het binnen het grondgebied van Nederland brengen van de verdovende middelen zelf, maar ook het verrichten van handelingen gericht op het verdere vervoer, de opslag en de aflevering van verdovende middelen (de zogenaamde ‘verlengde invoer’).
Uit de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden, in onderling verband en in samenhang bezien, volgt dat de beoogde rol van verdachte bestond uit het ophalen van de container uit de haven van Rotterdam en het vervoeren van de container naar de [adres 2] te [locatie], waar de cocaïne uit de container zou worden gehaald. Vervolgens heeft verdachte nieuwe zegels op de container geplaatst en heeft hij de container afgeleverd op het oorspronkelijke afleveradres te Rotterdam. Uit de combinatie van de SkyECC-berichten, die passen binnen de modus operandi “pincode smokkel” zoals hierboven overwogen en waaruit volgt dat verdachte zijn medeverdachten telkens op de hoogte moest houden en dat hij ‘[alias 1]’ in zijn cabine moest toelaten, het aanbrengen van een nieuw zegel nadat de oude was verbroken op een andere plaats dan het afleveradres en de observaties van de politie, leidt de rechtbank af dat geen sprake was van een gangbaar transport en het niet anders kan zijn dan dat verdachte willens en wetens heeft meegewerkt aan de illegale activiteiten die te maken hadden met (de voorbereiding van) de invoer van verdovende middelen .
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en in samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat er bij verdachte sprake is geweest van opzet gericht op het voorbereiden en/of bevorderen van de (verlengde) invoer van verdovende middelen.
Medeplegen
Voor medeplegen is noodzakelijk dat er sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met anderen. Dit betreft een samenwerking die is gericht op het voltooien (gezamenlijk uitvoeren) van het delict. Verdachte dient daarvoor een materiële of intellectuele bijdrage te leveren die van voldoende gewicht is. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling en de rol in de voorbereiding, uitvoering of afhandeling van het delict. Het is niet nodig dat komt vast te staan dat een verdachte weet heeft van de (exacte) gedragingen die later of eerder in het traject door zijn medeverdachten worden verricht.
Uit de beschreven gang van zaken en de overige bewijsmiddelen, in onderling verband en
in samenhang bezien, blijkt naar het oordeel van de rechtbank van gezamenlijk en op elkaar afgestemd handelen. Het kan niet anders dan dat verdachte in het bezit is gekomen van de benodigde codes en documenten om de zeecontainer onrechtmatig bij de terminal af te kunnen halen. Hij heeft de container vervolgens, tezamen met ’[alias 1]’ vervoerd naar de [adres 2] te [locatie], alwaar de container door ‘[alias 1]’ werd geopend. Vervolgens heeft verdachte de container opnieuw verzegeld met valse zegels, die hij van medeverdachte [medeverdachte 4] ontving, en heeft hij de container afgeleverd bij [bedrijf 1]. Deze feiten en omstandigheden, in onderling verband en in samenhang bezien, vertonen een proces van handelen dat nauw op elkaar is afgestemd. Deze handelingen hebben geleid tot een gezamenlijke uitvoering van het vervoer van de zeecontainer, hetgeen een onderdeel vormt van het logistieke proces van de voorbereidingshandelingen gericht op de (verlengde) invoer van een miljoenentransport aan verdovende middelen, waarvan het niet anders kan zijn dat dit vooraf is afgestemd. Een nauw en bewust samenwerkingsverband tussen de gedragingen van verdachte en de medeverdachten is naar het oordeel van de rechtbank daarmee gegeven. Daarom kunnen de gedragingen van verdachte worden gekwalificeerd als medeplegen.
3.3.4
Voorwaardelijk verzoek
Het standpunt van de raadsman
Indien en voorover de rechtbank tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde zou komen, heeft de raadsman verzocht de zaak aan te houden om de eerder opgeroepen, maar niet verschenen getuige, [getuige] (hierna: [getuige]) alsnog te kunnen horen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat kan worden afgezien van het horen van [getuige] als getuige. De getuige is vertrokken naar Albanië en is voorts geen zogenaamde ‘Keskin-getuige’. Met het afzien van het horen van [getuige] als getuige, zal het recht op een eerlijk proces, zoals dat volgt uit artikel 6 EVRM, niet worden geschaad.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat [getuige] op 30 januari 2023 werd opgeroepen om te verschijnen om te worden gehoord als getuige in de zaak van verdachte. [getuige] is op die datum niet verschenen. Ook stelt de rechtbank vast dat [getuige] niet eerder is gehoord in de zaak van verdachte en dat hij (dus) geen belastende verklaring heeft afgelegd. Er is dan ook geen sprake van een zogenoemde ‘Keskin-getuige’. Nu de getuige eerder werd opgeroepen, maar niet is verschenen, dient de rechtbank hem in beginsel nogmaals op te roepen. Dat is anders als sprake is van een situatie zoals bedoeld in artikel 288 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De rechtbank is van oordeel dat zo’n situatie zich hier voordoet. Gelet op het feit dat [getuige] momenteel in Albanië verblijft, overweegt de rechtbank dat het onaannemelijk is dat hij binnen een aanvaardbare termijn ter terechtzitting zal verschijnen.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat het horen van [getuige] niet meer van belang is voor enige te nemen beslissing in het kader van de artikelen 348 en 350 Sv. De rechtbank heeft, op grond van de in het dossier beschikbare bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting, vastgesteld dat verdachte de chauffeur was van de vrachtwagen die de container uit de haven haalde en overwogen dat het niet anders kan dan dat verdachte moet hebben geweten van de illegale activiteiten die te maken hadden met de invoer van verdovende middelen en dat geen sprake was van een gangbaar transport. Het niet horen van [getuige] als getuige, maakt dat niet anders, zodat de belangen van de verdediging niet zijn geschaad door het niet horen van deze getuige en kan evenmin gezegd worden dat dit afbreuk doet aan het recht op een eerlijk proces.
Gelet op het vorenstaande wijst de rechtbank het door de verdediging (voorwaardelijk) gedane verzoek af.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
primair
hij inof omstreeksde periode van 7 april 2020 tot en met 8 april 2020te Rotterdam en/of [locatie] en/of Etten-Leur, althans (ook elders)in Nederland, tezamen en in vereniging meteen of meeranderen,althans alleen,om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten
-
het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen (zoals bedoeld in
artikel 1 lid 4 Opiumwet),
- het opzettelijkverkopen,afleveren, verstrekkenen/ofvervoeren, van(ongeveer)998,85 kilogram cocaïne, althans in elk gevaleen middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te
plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van
dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen en vervoermiddelen,stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen
voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/ofzijn mededader(s), wist(en)
of ernstige reden had(den) om te vermoedendat zij bestemd waren tot het plegen
van dat feit,
door
- als chauffeur op te treden van voornoemd drugstransport, en/of
- hiertoe de container waarin de drugszaten, althanszouden zitten,op te halen, en/of
- toe te staan dat ‘[alias 1]’ op het transport meereed, en/of
- toen de container leeg bleek te zijn, de container met valse/vervalstezegels weer af te leveren bij het originele afleveradres, zijnde het bedrijf [bedrijf 1].
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet (Ow). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
primair
het misdrijf:
medeplegen van om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen en vervoermiddelen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden wordt opgelegd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, indien en voor zover, de rechtbank tot een bewezenverklaring zou komen, verzocht rekening te houden met het feit dat verdachte een eigen onderneming heeft en als chauffeur werkzaam is bij [bedrijf 2] B.V., dat hij en zijn partner de zorg over hun kind hebben en dat zijn rol beperkt is gebleven tot die van chauffeur.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
6.3.1
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen met anderen bezig gehouden met de voorbereiding en bevordering van de invoer van een grote hoeveelheid cocaïne, waarbij hij als chauffeur van de container vanuit de haven van Rotterdam optrad. Verdachte had derhalve een uitvoerende, maar eveneens een onmisbare en essentiële rol. De Douane heeft op 7 april 2020 ongeveer 1000 kilogram cocaïne aangetroffen in de container die verdachte verdachte kort daarna als chauffeur uit de haven heeft gehaald. Vaststaat dat verdachte niet wist dat op het moment dat hij de container ophaalde, de cocaïne al was onderschept door de Douane. Het invoeren van cocaïne is ontwrichtend voor de samenleving. Niet alleen is cocaïne schadelijk voor de gezondheid en het welzijn van de gebruikers, maar ook gaat de handel in cocaïne gepaard met (soms) ernstige vormen van geweld en wapengebruik. Verdachte heeft zich om de nadelige gevolgen van zijn handelen niet bekommerd. De rechtbank rekent dit verdachte zeer aan.
6.3.2
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft gezien dat de justitiële documentatie van verdachte van
geen eerdere veroordelingen bevat voor overtreding van de Opiumwet. De rechtbank weegt de justitiële documentatie daarom ten voordele van verdachte mee.
6.3.3
Strafoplegging
Gezien de aard, omvang en ernst van het gepleegde feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf gekeken naar straffen die in soortgelijke gevallen zijn opgelegd. Ook heeft zij gelet op de LOVS-oriëntatiepunten ten aanzien van de invoer van verdovende middelen binnen Nederlands grondgebied. In de oriëntatiepunten wordt bij de invoer van een hoeveelheid van meer dan 20 kilogram harddrugs uitgegaan van een gevangenisstraf voor de duur van tenminste 60 maanden.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het voorbereiden en bevorderen van de invoer van ongeveer 1000 kilogram cocaïne. Deze hoeveelheid gaat de oriëntatiepunten ver te boven. Het is naar het oordeel van de rechtbank niet meer dan terecht dat er voor de invoer van zulke grote hoeveelheden cocaïne lange onvoorwaardelijke gevangenisstraffen worden opgelegd.
Gelet op de forse hoeveelheid (onderschepte) cocaïne en rekening houdend met de rol van verdachte, alsmede zijn proceshouding acht de rechtbank oplegging van een hogere straf dan gevorderd en wel een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie jaren passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.
6.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat geen beslissingen behoeven te worden genomen ten aanzien van inbeslaggenomen voorwerpen.
De raadsman heeft verzocht om teruggave van de inbeslaggenomen voorwerpen.
De rechtbank is niet op de hoogte van enig voorwerp dat onder verdachte in beslag is genomen, zodat over eventueel inbeslaggenomen voorwerpen geen beslissing kan worden genomen.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 47 Sr.

8.De beslissing

De rechtbank:
afwijzing voorwaardelijk verzoek
- wijst af het verzoek van de verdediging tot het horen van getuige [getuige];
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
primair:
het misdrijf:
medeplegen van om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen en vervoermiddelen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) jaren.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Melaard, voorzitter, mr. J.T. Pouw en
mr. P.A.M. Miltenburg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.J. Leyendijk, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 1 augustus 2023.
***Buiten staat
Mr. Melaard is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

2.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie, Landelijke Eenheid Dienst Infrastructuur, met nummer LEFCE21005 (26Mapleton) van 30 juni 2022. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
3.Een geschrift te weten Modus operandi ‘pincode smokkel’ van de Districtsrecherche (ZHP RT), die als bijlage aan dit vonnis wordt gehecht.
4.Zaaksdossier [naam], het proces-verbaal van de LIRC van 23 juli 2021 ([nummer 6]), pagina 2.
5.Zaaksdossier [naam], het proces-verbaal van bevinding en overdracht van de Belastingdienst/Douane Rotterdam Haven van 7 april 2020, pagina 4.
6.Zaaksdossier [naam], kennisgeving van inbeslagneming van 7 april 2020, pagina 6.
7.Zaaksdossier [naam], het proces-verbaal van overname, onderzoek, inbeslagname, monsteren, testen en vernietigen met bijlagen van 9 april 2020, pagina’s 7 tot en met 11 en 15 tot en met 17 en het geschrift, te weten het rapport van douanelaboratorium van 28 april 2020, pagina’s 19 en 20.
8.Zaaksdossier [naam], het proces-verbaal van overname, onderzoek, inbeslagname, monsteren, testen en vernietigen met bijlagen van 9 april 2020, pagina 8.
9.Zaaksdossier [naam], het proces-verbaal SkyECC gesprekken in relatie tot de op 7 april 2020 in Rotterdam onderschepte container ([nummer 4]) met daarin 1000 kilo cocaïne van 14 maart 2022 ([nummer 5]) met bijlagen, pagina 46.
10.Zaaksdossier [naam], het proces-verbaal SkyECC gesprekken in relatie tot de op 7 april 2020 in Rotterdam onderschepte container ([nummer 4]) met daarin 1000 kilo cocaïne van 14 maart 2022 ([nummer 5]) met bijlagen, pagina’s 47 en 48.
11.Zaaksdossier [naam], het proces-verbaal SkyECC gesprekken in relatie tot de op 7 april 2020 in Rotterdam onderschepte container ([nummer 4]) met daarin 1000 kilo cocaïne van 14 maart 2022 ([nummer 5]) met bijlagen, pagina’s 47 en 48.
12.Zaaksdossier [naam], het proces-verbaal SkyECC gesprekken in relatie tot de op 7 april 2020 in Rotterdam onderschepte container ([nummer 4]) met daarin 1000 kilo cocaïne van 14 maart 2022 ([nummer 5]) met bijlagen, pagina’s 47 en 48.
13.De rechtbank begrijpt: de chauffeur.
14.Zaaksdossier [naam], het proces-verbaal SkyECC gesprekken in relatie tot de op 7 april 2020 in Rotterdam onderschepte container ([nummer 4]) met daarin 1000 kilo cocaïne van 14 maart 2022 ([nummer 5]) met bijlagen, pagina’s 48, 49, 50 en 53.
15.Zaaksdossier [naam], het proces-verbaal SkyECC gesprekken in relatie tot de op 7 april 2020 in Rotterdam onderschepte container ([nummer 4]) met daarin 1000 kilo cocaïne van 14 maart 2022 ([nummer 5]) met bijlagen, pagina’s 50 tot en met 52.
16.Zaaksdossier [naam], het proces-verbaal SkyECC gesprekken in relatie tot de op 7 april 2020 in Rotterdam onderschepte container ([nummer 4]) met daarin 1000 kilo cocaïne van 14 maart 2022 ([nummer 5]) met bijlagen, pagina’s 56 en 57.
17.De rechtbank begrijpt: in de haven.
18.De rechtbank begrijpt: de container.
19.Zaaksdossier [naam], het proces-verbaal SkyECC gesprekken in relatie tot de op 7 april 2020 in Rotterdam onderschepte container ([nummer 4]) met daarin 1000 kilo cocaïne van 14 maart 2022 ([nummer 5]) met bijlagen, pagina 57.
20.Zaaksdossier [naam], het proces-verbaal SkyECC gesprekken in relatie tot de op 7 april 2020 in Rotterdam onderschepte container ([nummer 4]) met daarin 1000 kilo cocaïne van 14 maart 2022 ([nummer 5]) met bijlagen, pagina 58.
21.De rechtbank begrijpt: ‘[alias 1]’, een persoon die het transport ter plaatse in de gaten houdt en volgt.
22.Zaaksdossier [naam], het proces-verbaal SkyECC gesprekken in relatie tot de op 7 april 2020 in Rotterdam onderschepte container ([nummer 4]) met daarin 1000 kilo cocaïne van 14 maart 2022 ([nummer 5]) met bijlagen, pagina 59.
23.Zaaksdossier [naam], het proces-verbaal SkyECC gesprekken in relatie tot de op 7 april 2020 in Rotterdam onderschepte container ([nummer 4]) met daarin 1000 kilo cocaïne van 14 maart 2022 ([nummer 5]) met bijlagen, pagina 60
24.Zaaksdossier [naam], het proces-verbaal SkyECC gesprekken in relatie tot de op 7 april 2020 in Rotterdam onderschepte container ([nummer 4]) met daarin 1000 kilo cocaïne van 14 maart 2022 ([nummer 5]) met bijlagen, pagina’62 en 63.
25.Zaaksdossier [naam], het proces-verbaal SkyECC gesprekken in relatie tot de op 7 april 2020 in Rotterdam onderschepte container ([nummer 4]) met daarin 1000 kilo cocaïne van 14 maart 2022 ([nummer 5]) met bijlagen, pagina’s 63 en 64.
26.Zaaksdossier [naam], het proces-verbaal SkyECC gesprekken in relatie tot de op 7 april 2020 in Rotterdam onderschepte container ([nummer 4]) met daarin 1000 kilo cocaïne van 14 maart 2022 ([nummer 5]) met bijlagen, pagina 65.
27.Zaaksdossier [naam], het proces-verbaal SkyECC gesprekken in relatie tot de op 7 april 2020 in Rotterdam onderschepte container ([nummer 4]) met daarin 1000 kilo cocaïne van 14 maart 2022 ([nummer 5]) met bijlagen, pagina 66.
28.De rechtbank begrijpt: de chauffeur.
29.Zaaksdossier [naam], het proces-verbaal SkyECC gesprekken in relatie tot de op 7 april 2020 in Rotterdam onderschepte container ([nummer 4]) met daarin 1000 kilo cocaïne van 14 maart 2022 ([nummer 5]) met bijlagen, pagina 68.
30.Zaaksdossier [naam], het proces-verbaal SkyECC gesprekken in relatie tot de op 7 april 2020 in Rotterdam onderschepte container ([nummer 4]) met daarin 1000 kilo cocaïne van 14 maart 2022 ([nummer 5]) met bijlagen, pagina 69.
31.Zaaksdossier [naam], het proces-verbaal SkyECC gesprekken in relatie tot de op 7 april 2020 in Rotterdam onderschepte container ([nummer 4]) met daarin 1000 kilo cocaïne van 14 maart 2022 ([nummer 5]) met bijlagen, pagina 71.
32.De rechtbank begrijpt: dat de Douane zicht heeft op de container.
33.Zaaksdossier [naam], het proces-verbaal SkyECC gesprekken in relatie tot de op 7 april 2020 in Rotterdam onderschepte container ([nummer 4]) met daarin 1000 kilo cocaïne van 14 maart 2022 ([nummer 5]) met bijlagen, pagina’s 72 en 73.
34.Zaaksdossier [naam], het proces-verbaal SkyECC gesprekken in relatie tot de op 7 april 2020 in Rotterdam onderschepte container ([nummer 4]) met daarin 1000 kilo cocaïne van 14 maart 2022 ([nummer 5]) met bijlagen, pagina’s 74, 75 en 76.
35.Zaaksdossier [naam], het proces-verbaal SkyECC gesprekken in relatie tot de op 7 april 2020 in Rotterdam onderschepte container ([nummer 4]) met daarin 1000 kilo cocaïne van 14 maart 2022 ([nummer 5]) met bijlagen, pagina’s 77 tot en met 80.
36.Zaaksdossier [naam], het proces-verbaal SkyECC gesprekken in relatie tot de op 7 april 2020 in Rotterdam onderschepte container ([nummer 4]) met daarin 1000 kilo cocaïne van 14 maart 2022 ([nummer 5]) met bijlagen, pagina’s 81 en 85.
37.Een geschrift, te weten de pleitnota van de raadsman van 10 juli 2023, pagina 10.
38.Zaaksdossier [naam], het proces-verbaal van observatie van 7 april 2020, pagina’s 38 en 39.
39.Zaaksdossier [naam], het proces-verbaal van observatie van 7 april 2020, pagina’s 38 en 39.
40.Zaaksdossier [naam], het proces-verbaal van observatie van 8 april 2020, pagina’s 41 en 42.
41.Hoge Raad 13 maart 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB0494.