ECLI:NL:RBOVE:2023:305

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 januari 2023
Publicatiedatum
31 januari 2023
Zaaknummer
10001477 \ CV EXPL 22-2507
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanspraak op bonus door werknemer na beëindiging dienstverband

In deze zaak vordert een werknemer, [eiser], betaling van een bonus over de jaren 2019 en 2020 van zijn voormalige werkgever, Bemog. De werknemer stelt dat er toezeggingen zijn gedaan over een aanvullende bonus voor 2019 en dat er een overeenkomst tot stand is gekomen voor de bonus over 2020. De kantonrechter oordeelt dat de werknemer geen recht heeft op de aanvullende bonus over 2019, omdat de werkgever geen toezegging heeft gedaan die de werknemer kan inroepen. De kantonrechter wijst erop dat de werknemer in zijn e-mailcorrespondentie geen bewijs heeft geleverd voor de gestelde toezegging. Wat betreft de bonus over 2020 oordeelt de kantonrechter dat, hoewel er een overeenkomst tot stand is gekomen, de werknemer geen recht heeft op de bonus omdat hij niet meer in dienst was ten tijde van de uitbetaling. De kantonrechter bevestigt de bestendige gedragslijn van de werkgever dat alleen werknemers die op het moment van uitbetaling in dienst zijn recht hebben op een bonus. De vorderingen van de werknemer worden afgewezen en hij wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 10001477 \ CV EXPL 22-2507
Vonnis van 24 januari 2023
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. C.M. van der Velden-Rijnsburger,
tegen
BEMOG PROJEKTONTWIKKELING B.V.,
te Zwolle,
hierna te noemen: Bemog,
gedaagde partijen,
gemachtigde: mr. C.C.H. Wiekeraad.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 4 oktober 2022 en de daarin genoemde processtukken;
- de aanvullende productie 37 van [eiser] ;
- de e-mail van 5 december 2022 van mr. Wiekeraad met als bijlage de tussen partijen gemaakte afspraken in het kader van de door hen gevolgde mediation;
- de mondelinge behandeling van 8 december 2022 en de op die zitting voorgedragen pleitnota’s.
1.2.
Hierna is vonnis bepaald.
1.3.
In het na het bovenvermelde tussenvonnis op gang gekomen mediationtraject hebben partijen afgesproken dat de oorspronkelijk naast Bemog gedagvaarde vennootschap Bemog Holding B.V. niet langer als procespartij in deze procedure heeft te gelden, zonder dat dit tot een proceskostenveroordeling zal leiden. Gelet daarop zal de kantonrechter, zoals uit de kop van dit vonnis ook blijkt, enkel recht doen tussen [eiser] en Bemog.

2.2. De zaak in het kort

In deze zaak maakt een werknemer jegens zijn oud-werkgever aanspraak op uitbetaling van een bonus over de jaren 2019 en 2020. Volgens de werknemer is over 2019 namelijk de toezegging gedaan dat hij een aanvullende bonus zou ontvangen en is ten aanzien van de bonus over 2020 een overeenkomst tot stand gekomen die de werkgever dient na te komen. De kantonrechter gaat niet in het betoog van de werknemer mee en zal hierna dus tot het oordeel komen dat al zijn vorderingen moeten worden afgewezen.

3.De feiten

3.1.
Bemog is een middelgrote projectontwikkelaar die woningen, winkels, bedrijfspanden en parkeergarages in Nederland realiseert.
3.2.
[eiser] is per 1 januari 2016 bij Bemog in dienst getreden in de functie van adjunct directeur.
3.3.
In de in dit kader gesloten arbeidsovereenkomst is de bij Bemog bestaande bonusregeling uit 2006 op [eiser] van toepassing verklaard. Deze bonusregeling is met ingang van 1 januari 2017 herzien. In die herziene bonusregeling staat onder meer het volgende vermeld:
3. Toekenning Bonus
(…)
Een bonus wordt uitsluitend betaald aan medewerkers die op dat moment nog in dienst zijn bij BEMOG.
Bij uitdiensttreding vervallen alle nog niet afgerekende bonussen en bestaat er geen recht op eventueel nog niet genoten bonussen.
Algemeen
Betaling van de bonussen vindt jaarlijks plaats na de Algemene Vergadering van Aandeelhouders waarin de jaarrekening van Bemog Holding B.V. wordt goedgekeurd.
(…)
3.4.
Per 1 februari 2018 is [eiser] benoemd in de functie van directeur, waarna op hem de MT-bonusregeling d.d. 31 augustus 2017 (hierna te noemen: de MT-regeling) van toepassing is geworden. Die regeling luidt, voor zover van belang, als volgt:
Grondslag voor bonus
De grondslag voor deze bonus is 3% van de gerealiseerde nettowinst voor belastingen van Bemog Holding B.V. groep op basis van de door de accountant goedgekeurde jaarrekening.
(…)
3. Toekenning Bonus
(…)
Een bonus wordt uitsluitend uitbetaald aan genoemde MT-leden indien zij op dat moment nog in dienst zijn bij BEMOG.
Bij uitdiensttreding vervallen alle nog niet afgerekende bonussen en bestaat er geen recht op eventueel nog niet genoten bonussen.
Algemeen
Betaling van de bonussen vindt jaarlijks plaats na de Algemene Vergadering van Aandeelhouders waarin de jaarrekening van Bemog Holding B.V. wordt goedgekeurd.
(…)
3.5.
Op 29 oktober 2019 heeft [eiser] een gesprek gevoerd met de algemeen directeur van Bemog, de heer [A] . In dat gesprek heeft [eiser] een voorstel gedaan voor een nieuwe bonusregeling.
3.6.
[A] heeft [eiser] naar aanleiding hiervan een ander voorstel toegestuurd in de vorm van een aandelenoptieregeling, welk voorstel [A] en [eiser] in een gesprek op 17 januari 2020 hebben besproken. [eiser] heeft in dat gesprek kenbaar gemaakt niet akkoord te gaan met dat voorstel en vast te houden aan zijn eerdere voorstel.
3.7.
Op 27 februari 2020 heeft [eiser] vervolgens een nieuw voorstel voor een bonusregeling van [A] ontvangen, waarop hij per e-mail van 28 februari 2020 zijn commentaar heeft gegeven. In die e-mail schrijft hij onder meer:
Over de geleverde prestaties over 2019 wordt een separate bonus overeengekomen welke recht doet aan de geleverde prestaties.
3.8.
[eiser] heeft hierna aan [A] kenbaar gemaakt dat hij bleef vasthouden aan zijn eerdere voorstel, waarna [A] hem duidelijk heeft gemaakt dat dat voorstel voor hem niet langer bespreekbaar was.
3.9.
Op 4 maart 2020 hebben [A] en [eiser] overleg gehad over het in r.o. 3.7 genoemde voorstel, waarna [A] per e-mail puntsgewijs heeft gereageerd op het commentaar op dat voorstel van [eiser] in voornoemde e-mail van 28 februari 2020. Onder het in r.o. 3.7 geciteerde punt heeft [A] in die e-mail het volgende geschreven:
Reactie [A] : Dit is niet zo op deze wijze afgesproken. Afgesproken is dat [A] na de AvA hierop terugkomt. Daarnaast gelden voor jou nog de over 2019 de overeengekomen regelingen.
3.10.
[eiser] heeft diezelfde dag per e-mail als volgt op dit punt gereageerd:
Reactie [eiser] : Vanmiddag hebben wij inderdaad afgesproken dat jij hier na de AVA op terug komt. Op 17 januari 2020 hebben wij gesproken en heb ik aangegeven dat wij al in begin 2019 met elkaar over een vervolg en een nauwere verbintenis tussen Bemog en [eiser] zouden praten. Dit is verschoven van een afspraak in januari 2019 naar voor de bouwvak naar na de bouwvak en vervolgens hebben we elkaar pas in op 29 oktober 2019 over dit onderwerp gesproken. Tijdens de bespreking van 17 januari heb ik aangegeven dat de regeling met terugwerkende kracht vanaf 1-1-2019 zou moeten gelden toen nog alleen voor BPO. Gelukkig nam jij mij in bescherming en gaf jij aan dat dit cijfermatig heel ongunstig voor mij en heel gunstig voor Bemog zou uitpakken. Jij zou voor een goede afwikkeling voor 2019 zorgen. [A] , dit laat ik ook zo aan jou over de dossiers zijn prima afgerond en Bemog staat er goed voor zo. (…)
3.11.
Per e-mail van 5 maart 2020 heeft [eiser] [A] nog een “nabrander ten aanzien van de formulering van de ondergrens BPO 10%” gestuurd. Hierop heeft [A] diezelfde dag als volgt gereageerd:
NEE [eiser] , dat is expliciet niet afgesproken. (…) Dus jouw nabrander is niet akkoord.
[eiser] heeft vervolgens op 6 maart 2020 aan [A] geschreven:
Het uitgewisselde voorstel kan worden uitgewerkt zonder correctie van de nabrander.
3.12.
Op 31 maart 2020 heeft [eiser] een hernieuwd voorstel voor een bonusregeling ontvangen in de vorm van een door Bakertilly opgesteld memo d.d. 30 maart 2020 waarboven staat “Hoofdlijnen bonusregeling” (hierna te noemen: de hernieuwde regeling). In die memo staat onder meer het volgende vermeld:
(…) Hierna worden de contouren van de bonusregeling weergegeven met daarbij de fiscale behandeling voor u privé. Wanneer u akkoord bent met deze opzet, kan de bonusregeling vervolgens verder uitgewerkt worden.
1. Bonusregeling
Het uitgangspunt van de bonusregeling is dat u samen voor 10% deelt in (i) het resultaat van Bemog Projectontwikkeling BV (…) en (ii) het resultaat van Bemog Projectontwikkeling West BV (…). U deelt zowel in de positieve en negatieve resultaten die worden behaald. Concreet houdt dit voor u het volgende in:
(…)
 Er is geen plafond van toepassing op de te behalen bonus in enig jaar. Wanneer de bonus in een jaar positief is:
o wordt 66,67% van de bonus uitgekeerd na vaststelling van de jaarrekening over het betreffende jaar (veelal in mei van het daaropvolgende jaar). (…)
o wordt 33,33% van de bonus uitgekeerd na vaststelling van de jaarrekening over het jaar X + 3 (hierna: uitgesteld bonusrecht). (…)
 Het is mogelijk dat wanneer uw dienstverband eindigt u nog een uitgesteld bonusrecht heeft opgebouwd dat nog niet is uitgekeerd. Hierbij kunnen zich de volgende situaties voordoen:
o (…)
o Ontslag goodleaver: 100% van het uitgestelde bonusrecht wordt in één keer uitgekeerd na vaststelling van de jaarrekening over het betreffende jaar.
o Ontslag badleaver: het volledige uitgestelde bonusrecht komt te vervallen.
(…)
De werking van de bonusregeling hebben wij hieronder toegelicht aan de hand van het volgende voorbeeld, (…). Hiervan wordt € 166.675 (66,67% van € 250.000) per persoon uitgekeerd na vaststelling van de jaarrekening 2020. De jaarrekening wordt naar verwachting in mei 2021 vastgesteld, zodat de bonus op zijn vroegst verwerkt zou kunnen worden in de loonverwerking over mei 2021.
(…)
3. Afsluiting
Wij vertrouwen erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Wij stellen voor dat u de contouren van de bonusregeling met de heer [A] bespreekt. Wanneer u het eens bent over de invulling van de bonus, dan kunnen onze arbeidsrechtjuristen u van dienst zijn bij de verdere vastlegging en formalisering van het bonusrecht.
3.13.
[eiser] heeft [A] naar aanleiding van dit voorstel een e-mail gestuurd, waarna [A] hem per e-mail van 2 april 2020 onder meer het volgende heeft geschreven:
Uit jou reactie maak ik op dat je opnieuw nieuwe punten inbrengt of bestaande overeengekomen punten ter discussie stelt. Op basis van onze besprekingen en emailwisseling verkeerde ik in de veronderstelling dat wij overeenstemming hadden bereikt.
Jij noemde het als: ik ga niet opnieuw onderhandelen. Echter, zo beleef ik het opnieuw wel. En ik acht dit ongewenst.
Samengevat: De regeling van 30 maart is definitief en ik zie graag uiterlijk 4 april 2020 een door jou akkoord getekend exemplaar tegemoet.
Indien ik geen getekend exemplaar van jou ontvang voor of op de gestelde datum dan haal ik deze van tafel en is er geen regeling meer.
3.14.
[eiser] heeft de hernieuwde regeling op 3 april 2020 ondertekend aan [A] geretourneerd.
3.15.
Per e-mail van 20 mei 2020 heeft [A] de ook door hem ondertekende hernieuwde regeling aan [eiser] verstuurd met als begeleidende tekst:
Deze had je nog van mij tegoed!
Van harte gefeliciteerd met de regeling en op naar een voortzetting van de samenwerking.
3.16.
Per e-mail van 22 juni 2020 heeft de controller van Bemog [eiser] bericht dat overgegaan kan worden tot uitbetaling van de bonus over 2019 volgens de MT-regeling, dat deze bonus € 45.329,00 bruto bedraagt en dat hij graag een akkoord ontvangt op die e-mail. [eiser] heeft vervolgens per e-mail van 23 juni 2020 als volgt geantwoord:
Dit is inderdaad conform de MT-regeling. Uitbetaling en verwerking in juli 2020 is wat mij betreft akkoord.
3.17.
De bonus over 2019 is vervolgens in juli 2020 aan [eiser] uitbetaald.
3.18.
Kort na die uitbetaling, namelijk op 29 juli 2020, heeft [eiser] zijn arbeidsovereenkomst met Bemog opgezegd per 1 september 2020.

4.Het geschil

4.1.
Na de in het kader van de mediation gemaakte afspraken vordert [eiser] nog – samengevat – Bemog bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 134.754,45 bruto ter zake van de (afwikkeling van de) bonusbetaling over 2019 en een bedrag van € 218.234,65 bruto ter zake van de (afwikkeling van de) bonusbetaling over 2020, alsmede de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW en de wettelijke rente over deze bedragen en de wettelijke rente over de wettelijke verhoging. Ook vordert [eiser] betaling van een bedrag van € 3.539,95 aan buitengerechtelijke incassokosten en van de kosten van deze procedure, de nakosten daaronder begrepen en te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.2.
Bemog concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , dan wel tot afwijzing van zijn vorderingen, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure, de nakosten daaronder begrepen.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Bonus over 2019
5.1.
In deze zaak ligt ten eerste de vraag voor of [eiser] over het jaar 2019 naast de reeds over dat jaar aan hem betaalde bonus aanspraak kan maken op een aanvullende bonus.
5.2.
[eiser] meent op grond van de eisen van goed werkgeverschap als bedoeld in artikel 7:611 BW aanspraak te kunnen maken op die aanvullende bonus en voert daartoe aan dat de hernieuwde regeling in eerste instantie met terugwerkende kracht per 1 januari 2019 zou gelden. Volgens [eiser] heeft [A] in het gesprek van 17 januari 2020 en in een gesprek op 27 maart 2020 echter aan hem kenbaar gemaakt dat dit voor [eiser] erg ongunstig zou uitpakken en heeft [A] daarom voorgesteld om de hernieuwde regeling pas per 1 januari 2020 in werking te laten treden. Daarbij heeft hij [eiser] beloofd dat hij zou zorgen voor een goede afwikkeling over 2019, gelet op de uitzonderlijk goede prestaties en gezegd dat hij hierop na de AvA terug zou komen. [eiser] is door [A] echter onjuist geïnformeerd, omdat [eiser] bij toepassing van de hernieuwde regeling over het jaar 2019 een bonus van € 179.993,45 bruto zou hebben ontvangen in plaats van de betaalde bonus van € 45.239,00 bruto, aldus steeds [eiser] . [eiser] meent dat Bemog door deze verkeerde informatieverschaffing en door niet over te gaan tot een aanvullende afwikkeling van de bonus over 2019 in strijd met artikel 7:611 BW heeft gehandeld en dat hij voor deze handelwijze gecompenseerd dient te worden, waarbij hij het redelijk acht om aansluiting te zoeken bij het verschil in hoogte van de aanspraak op grond van de MT-regeling en de hernieuwde regeling. Dit verschil komt volgens hem uit op een bedrag van € 134.754,45 bruto.
5.3.
Bemog betwist dat zij over 2019 nog een aanvullende bonus aan [eiser] verschuldigd is. Zij stelt zich op het standpunt dat [A] juist steeds heeft benadrukt dat over 2019 de MT-regeling had te gelden en betwist dat [A] [eiser] enige toezegging heeft gedaan over een aanvullende bonus over 2019. Volgens Bemog is van valse voorwendselen van haar kant evenmin sprake geweest en is met het door [eiser] gegeven akkoord dat vermeld staat in zijn in r.o. 3.16 genoemde e-mail van 23 juni 2020 de bonus over 2019 finaal afgewikkeld
5.4.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] over het jaar 2019 geen aanspraak kan maken op een aanvullende bonus en overweegt daartoe het volgende. [eiser] verwijst ter onderbouwing van de door hem gestelde toezegging van [A] uitsluitend naar zijn in r.o. 3.10 geciteerde e-mail van 4 maart 2020, waarin de door [eiser] gestelde gang van zaken inderdaad beschreven staat. Volgens [eiser] kan uit het feit dat [A] deze gang van zaken in het latere mailverkeer niet heeft weersproken worden afgeleid dat de toezegging in kwestie inderdaad is gedaan, maar hij miskent hiermee dat [A] eerder die dag per mail het in de e-mail van 28 februari 2020 opgenomen standpunt van [eiser] dat over 2019 een separate bonus wordt overeengekomen uitdrukkelijk heeft weersproken door aan [eiser] te melden dat dit niet is afgesproken en dat (alleen) is afgesproken dat [A] hierop na de AvA zal terugkomen. Gelet hierop is het feit dat [A] niet meer heeft gereageerd op de in r.o. 3.10 geciteerde e-mail van [eiser] volstrekt onvoldoende om ervan uit te gaan dat inderdaad sprake is van de door [eiser] gestelde toezegging. De kantonrechter gaat er daarom van uit dat van een dergelijke toezegging geen sprake is geweest. Dit geldt te meer nu [eiser] in de hiervoor onder r.o. 3.11 en 3.16 geciteerde e-mails van 5 maart en 23 juni 2020 ook in het geheel niet rept over deze toezegging.
5.5.
Wat betreft de vermeende onjuiste informatieverschaffing geldt dat [eiser] de verschillende voorstellen voor een nieuwe bonusregeling door elkaar haalt. In randnummer 2.10 van zijn conclusie van antwoord heeft hij zich namelijk op het standpunt gesteld dat [A] hem zou hebben gewaarschuwd dat een inwerkingtreding met terugwerkende kracht van de door [eiser] beoogde regeling – zijnde het voorstel van [eiser] van 29 oktober 2019 – ongunstig voor hem zou uitpakken, terwijl hij zich in randnummer 3.2 van zijn conclusie van antwoord en ter zitting op het standpunt heeft gesteld dat die waarschuwing betrekking had op het met terugwerkende kracht toepassen van de hernieuwde regeling. De vordering van [eiser] is op dit laatste standpunt gebaseerd. Het concept van de hernieuwde regeling is echter pas op 27 februari 2020 aan [eiser] verstrekt, zodat zonder nadere toelichting – die ontbreekt – niet valt in te zien dat [A] in het gesprek van 17 januari 2020 over het ongunstig uitpakken van die regeling kan hebben gesproken. Dat [A] in een gesprek op 27 maart 2020 eveneens verkeerde informatie aan [eiser] zou hebben verschaft, sluit niet aan bij de inhoud van de in r.o. 3.9 geciteerde e-mail en blijkt ook nergens uit. De kantonrechter gaat daarom ook aan die stelling voorbij.
5.6.
Het voorgaande leidt ertoe dat de over 2019 gevorderde bonus zal worden afgewezen.
Bonus over 2020
5.7.
De vraag is vervolgens of [eiser] aanspraak kan maken op een bonus over 2020.
5.8.
[eiser] stelt zich op het standpunt dat hij over 2020 uit hoofde van de hernieuwde regeling recht heeft op een bonus van € 218.234,65 bruto. Volgens [eiser] heeft Bemog
door het toesturen van de hernieuwde regeling namelijk een voldoende concreet aanbod gedaan dat de essentialia van de overeenkomst behelsde en is met de aanvaarding van dat aanbod op 3 april 2020 door [eiser] een overeenkomst tot stand gekomen, die Bemog zal moeten nakomen. Daarbij meent [eiser] dat hij als goodleaver in de zin van die regeling moet worden beschouwd en over het gehele jaar 2020 aanspraak kan maken op een bonus, ook al is hij per 1 september 2020 uit dienst getreden.
5.9.
Bemog betwist dat er een overeenkomst met [eiser] tot stand is gekomen. Zij stelt zich op het standpunt dat de hernieuwde regeling slechts een akkoord op hoofdlijnen betreft dat nog nader uitgewerkt diende te worden. Volgens Bemog is binnen haar onderneming sprake van een bestendige gedragslijn dat, om überhaupt voor uitbetaling van enige bonus in aanmerking te komen, een medewerker ten tijde van de uitbetaling van een bonus nog bij haar in dienst moet zijn, en zou deze gedragslijn zonder meer in de nadere uitwerking van de hernieuwde regeling opgenomen zijn. Bemog wijst in dit kader op de voor haar andere titulair directeur – de heer [B] , voor wie de hernieuwde regeling ook gold – in concept opgestelde uitwerking waarin volgens haar vermeld staat dat het recht op een bonus over een boekjaar vervalt, indien de arbeidsovereenkomst van de werknemer om welke reden dan ook vóór 31 december van dat boekjaar is geëindigd. Omdat de bonus over 2020 medio 2021 uitbetaald zou worden en [eiser] op dat moment niet meer in dienst was van Bemog, heeft hij geen recht op die bonus, aldus Bemog.
5.10.
De kantonrechter is van oordeel dat met de ondertekening van de hernieuwde regeling door [eiser] inderdaad een overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen.
Op grond van artikel 6:217 BW komt een overeenkomst tot stand door een aanbod van de ene partij en een daarop aansluitende aanvaarding van de andere partij. De totstandkoming van een overeenkomst vereist wilsovereenstemming tussen partijen over de essentiële onderdelen van de overeenkomst. Bij de beoordeling van de vraag of tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen, komt het aan op wat partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen hebben afgeleid en in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten afleiden.
5.11.
In de hernieuwde regeling staan de essentialia van de nieuwe bonusregeling concreet vermeld en die regeling kan naar het oordeel van de kantonrechter dan ook als een aanbod in de zin van artikel 6:217 BW worden beschouwd. Na ontvangst van de betreffende regeling heeft [eiser] getracht onderdelen daarvan opnieuw ter discussie te stellen, maar [A] heeft hem vervolgens per e-mail van 2 april 2020 gemeld dat hij dacht dat er reeds overeenstemming was bereikt, dat hij niet verder gaat onderhandelen, dat de regeling definitief is en door [eiser] ondertekend zal moeten worden of anders van tafel gaat. [eiser] is vervolgens tot ondertekening overgegaan en na die ondertekening heeft [A] hem een exemplaar van de ook door [A] ondertekende regeling toegestuurd en heeft hij [eiser] gefeliciteerd met die regeling. Het moet er dan ook voor worden gehouden dat er tussen partijen inderdaad een overeenkomst tot stand is gekomen.
5.12.
Het feit dat er tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen betekent echter niet zonder meer dat [eiser] over het jaar 2020 uit hoofde van de hernieuwde regeling aanspraak kan maken op een bonus. Aangenomen moet namelijk worden dat binnen Bemog inderdaad sprake is van de door Bemog gestelde bestendige gedragslijn. Weliswaar heeft de gemachtigde van [eiser] deze bestendige gedragslijn in haar spreekaantekeningen betwist, maar desgevraagd heeft [eiser] ter zitting beaamd dat binnen Bemog wel degelijk van een dergelijke gedragslijn sprake is. Deze gedragslijn valt ook af te leiden uit de per 1 januari 2017 herziene bonusregeling en de MT-regeling, waarin telkens duidelijk vermeld staat dat de bonus uitsluitend wordt uitbetaald aan de medewerkers/MT-leden die op dat moment – zijnde het moment van uitbetaling van de bonus – nog in dienst zijn bij Bemog. Hoewel deze lijn voor vertrekkende werknemers zure consequenties kan hebben, gaat de kantonrechter er dus van uit dat een werknemer binnen Bemog uitsluitend aanspraak kan maken op een bonus indien hij ten tijde van de uitbetaling van die bonus nog in dienst is bij Bemog. Bemog heeft ter zitting ook overtuigend geschetst dat de achtergrond van deze gedragslijn is dat de bonus binnen Bemog niet alleen als een beloning voor geleverde prestaties, maar ook als stimulus voor een langdurige relatie wordt ingezet.
5.13.
Uit de tekst van de hernieuwde regeling kan naar het oordeel van de kantonrechter duidelijk worden afgeleid dat deze regeling nog nader diende te worden uitgewerkt. In de regeling, die afkomstig is van de belastingadviseurs van Bakertilly, wordt immers gesproken over de hoofdlijnen van een nieuwe regeling en de fiscale gevolgen daarvan voor [eiser] en [B] in privé en zowel aan het begin als aan het einde van die regeling staat vermeld dat deze nog (arbeidsrechtelijk) uitgewerkt dient te worden. Gelet op de bij Bemog geldende bestendige gedragslijn ligt het in de lijn der verwachting dat daarbij dan inderdaad was vermeld dat [eiser] uitsluitend aanspraak zou kunnen maken op een bonus, indien hij ten tijde van de uitbetaling daarvan nog in dienst bij Bemog zou zijn, althans op zijn minst het hele jaar waarop de bonus betrekking heeft, in dienst moet zijn geweest.
5.14.
[eiser] betoogt nog dat dit niet het geval is, omdat in de hernieuwde regeling is gekozen voor de constructie van good- en badleaver en dat met die constructie bedoeld is om af te wijken van de bestendige gedragslijn, maar de kantonrechter gaat niet in dit betoog mee. In dit kader wordt voorop gesteld dat het bij de uitleg van een (beding in een) overeenkomst op grond van vaste rechtspraak in beginsel niet alleen aankomt op een taalkundige uitleg van de bewoordingen van (dat beding in) de overeenkomst, maar ook op de bedoeling van partijen ten tijde van het aangaan van de overeenkomst en op wat zij onder de omstandigheden redelijkerwijs van elkaar konden en mochten verwachten. Gebleken is echter dat partijen over het opnemen van de bepaling over de good- en badleaver in de hernieuwde regeling op zichzelf niet met elkaar hebben gesproken, zodat de kantonrechter bij de uitleg van die bepaling uitsluitend kan afgaan op de letterlijke tekst daarvan. Uit die tekst volgt dat de constructie van good- en badleaver alleen betrekking heeft op het eerder in de hernieuwde regeling omschreven uitgestelde bonusrecht en dus op niet op het bonusrecht an sich. Dit uitgestelde bonusrecht betreft 1/3 deel van de in een jaar te behalen bonus, dat pas na 3 jaar na vaststelling van de jaarrekening over dat jaar wordt uitgekeerd en Bemog betoogt terecht dat dit dus een al wel opgebouwde maar nog niet uitgekeerde bonus betreft. Het moet er dan ook voor worden gehouden dat de constructie van good- en badleaver, anders dan [eiser] kennelijk meent, wel degelijk naast de bij Bemog bestendige gedragslijn kan bestaan en dat met die constructie dus niet bedoeld is om af te wijken van die gedragslijn.
5.15.
Nu [eiser] in de loop van 2020 bij Bemog vertrok en in 2021 niet meer in dienst was van Bemog, en dus ook niet op het moment dat de bonus over 2020 zou worden uitbetaald, kan hij geen aanspraak maken op een bonus over 2020. De vorderingen van [eiser] die betrekking hebben op die bonus zullen dus ook worden afgewezen.
Proceskosten
5.16.
[eiser] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Bemog vastgesteld op een bedrag van € 2.490,00 aan salaris gemachtigde (2,00 punten x tarief
€ 1.245,00).
5.17.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af;
6.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Bemog tot dit vonnis vastgesteld op € 2.490,00;
6.3.
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 124,00 aan salaris gemachtigde;
6.4.
verklaart deze proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Koene en in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2023.