ECLI:NL:RBOVE:2023:3036

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 mei 2023
Publicatiedatum
1 augustus 2023
Zaaknummer
10289992 \\ CV EXPL 23-131
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid huurder voor schade aan leenauto na negeren waarschuwingslampje

In deze zaak heeft [gedaagde] een leenauto gehuurd van [eiser] omdat haar eigen auto gerepareerd moest worden. Tijdens het gebruik van de leenauto is een waarschuwingslampje gaan branden, wat [eiser] stelt dat [gedaagde] heeft genegeerd. [eiser] vordert een verklaring voor recht dat [gedaagde] tekortgeschoten is in haar verplichtingen als goed huurder en aansprakelijk is voor de schade die [eiser] heeft geleden. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] inderdaad tekortgeschoten is in haar verplichtingen door door te rijden met een brandend motormanagementlampje. Echter, de vordering tot schadevergoeding wordt afgewezen omdat [eiser] de gestelde schade en het causaal verband onvoldoende heeft onderbouwd. De kantonrechter wijst erop dat de schade mogelijk al eerder aanwezig was en dat [eiser] niet heeft bewezen dat de schade het gevolg is van het doorrijden met de leenauto. De kantonrechter verklaart voor recht dat [gedaagde] tekortgeschoten is, maar wijst de vordering tot schadevergoeding af en veroordeelt [eiser] in de proceskosten van [gedaagde].

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: 10289992 \\ CV EXPL 23-131
Vonnis van 23 mei 2023
in de zaak van
[eiser] B.V.,
te [vestigingsplaats],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: Fyner Group B.V.,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.

1.Samenvatting

1.1.
[gedaagde] heeft een leenauto bij [eiser] gehuurd, omdat haar eigen auto gerepareerd moest worden. Tijdens het rijden met de leenauto is een waarschuwingslampje gaan branden. [eiser] stelt dat [gedaagde] het lampje heeft genegeerd en met de auto is doorgereden, waardoor verschillende onderdelen oververhit zijn geraakt en vervangen moesten worden. [eiser] vordert (primair) - onder meer - een verklaring voor recht dat [gedaagde] is tekortgeschoten in haar verplichting om zich als goed huurder te gedragen en aansprakelijk is voor de schade die [eiser] daardoor heeft geleden, en betaling van schadevergoeding.
1.2.
Naar het oordeel van de kantonrechter is [gedaagde] weliswaar toerekenbaar tekortgeschoten in haar verplichting om zich als goed huurder te gedragen doordat zij is doorgereden met de leenauto met een brandend motormanagementlampje, maar kan [eiser] geen aanspraak maken op vergoeding van de door haar gestelde schade, omdat [eiser] de gestelde schade en het causaal verband tussen de schade en het doorrijden met het brandende motormanagementlampje onvoldoende heeft onderbouwd. De vorderingen worden daarom grotendeels afgewezen.

2.De procedure

2.1.
Het (verdere) verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 7 februari 2023,
- de akte inbrengen nadere producties van [eiser],
- de aanvullende producties van [gedaagde],
- de mondelinge behandeling van 17 april 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
- de pleitaantekeningen van de gemachtigde van [eiser].
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
[eiser] is een garagebedrijf dat zich bezighoudt met de handel in en reparatie van auto’s. Ook verhuurt zij leenauto’s als vervangend vervoer voor auto’s die ter reparatie binnenkomen.
3.2.
Op 29 november 2021 had [gedaagde] autopech met haar eigen auto. Haar auto is toen weggesleept en naar de garage van [eiser] gebracht ter reparatie. [gedaagde] heeft voor twee dagen een leenauto gehuurd bij [eiser]. De leenauto betrof een Toyota Aygo met kenteken [kenteken].
3.3.
Tijdens het rijden in de leenauto begon er een waarschuwingslampje te branden. Bij terugkomst bij de garage heeft [eiser] de auto onderzocht en is gebleken dat er gaatjes in de kachelslang zaten. [eiser] vermoedt dat een steenmarter de kachelslang heeft doorgebeten, waardoor de koelvloeistof is weggelekt.
3.4.
[eiser] heeft op 28 december 2021 een factuur ter hoogte van € 4.057,61 naar [gedaagde] gestuurd voor reparatiewerkzaamheden aan de leenauto.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert primair een verklaring voor recht dat [gedaagde] is tekortgeschoten in haar verplichting om zich als goed huurder van de leenauto te gedragen (in de zin van artikel 7:213 van het Burgerlijk Wetboek) en dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de schade die [eiser] daardoor heeft geleden. Subsidiair vordert [eiser] een verklaring voor recht dat [gedaagde] onrechtmatig tegenover haar heeft gehandeld en dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de schade die [eiser] daardoor heeft geleden. Daarnaast vordert [eiser] – zowel primair als subsidiair – dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 4.057,61 aan schadevergoeding en € 530,76 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten (te vermeerderen met de wettelijke rente) en nakosten.
4.2.
[eiser] stelt dat [gedaagde] een brandend waarschuwingslampje heeft genegeerd en een aanzienlijke afstand met de leenauto is doorgereden zonder koelvloeistof en dat daardoor de cilinderkop, cilinderkoppakking, de thermostaat en enkele overige onderdelen oververhit zijn geraakt. Volgens [eiser] is [gedaagde] hiermee toerekenbaar tekortgeschoten in haar verplichting om zich als een goed huurder te gedragen, dan wel heeft zij hiermee onrechtmatig gehandeld tegenover [eiser]. [eiser] stelt namelijk dat het een feit van algemene bekendheid is dat rode waarschuwingslampjes op het dashboard van een auto niet genegeerd mogen worden, zeker als het gaat om een motormanagementlampje. Volgens [eiser] is [gedaagde] dan ook aansprakelijk voor de als gevolg van het doorrijden ontstane schade, in dit geval neerkomend op de gefactureerde reparatiekosten. [eiser] erkent dat het niet aan [gedaagde] te wijten is dat de kachelslang kapot is gegaan en heeft de kosten voor het vervangen van de kachelslang daarom niet aan haar in rekening gebracht.
4.3.
[gedaagde] voert verweer. Zij voert aan dat ze dacht dat ze kosteloos vervangend vervoer zou krijgen, maar dat ze kennelijk een huurauto kreeg. Volgens [gedaagde] heeft zij een ondeugdelijke auto van [eiser] gekregen. De verwarming van de auto werkte al vanaf het begin niet. Op de terugweg van haar werk heeft ze daarom besloten om naar de garage van [eiser] te rijden om dit probleem te melden. Op een gegeven moment zag ze een lampje knipperen op het dashboard. Volgens haar was het lampje eerst oranje en veranderde het daarna naar rood, maar dit weet ze niet zeker meer. [gedaagde] dacht dat dit lampje te maken had met de kapotte verwarming. Zij was toen al bijna bij de garage en is daarom doorgereden. [gedaagde] voert aan dat de gestelde schade nergens uit blijkt en betwist dat de schade het gevolg is van het doorrijden met een brandend waarschuwingslampje.
Bovendien voert [gedaagde] aan dat ze een handtekening heeft gezet op een document waarop stond dat haar eigen risico € 350,00 bedroeg. Als ze al aansprakelijk zou zijn, dan zou deze aansprakelijkheid volgens haar dus beperkt zijn tot € 350,00.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Hoofdvorderingen
5.1.
[gedaagde] erkent dat zij enkele kilometers is doorgereden met de leenauto terwijl er een waarschuwingslampje brandde. [eiser] heeft onbetwist gesteld dat het om het motormanagementlampje ging. Ongeacht of dit lampje oranje of rood is, mag het als feit van algemene bekendheid worden aangenomen dat een auto met een brandend motor-managementlampje zo snel mogelijk tot stilstand moet worden gebracht. [gedaagde] had op de vluchtstrook moeten stoppen. Nu [gedaagde] dat niet heeft gedaan en met een brandend lampje is doorgereden naar de garage (al is dat maar enkele kilometers), is de kantonrechter van oordeel dat zij toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichting om zich als goed huurder van de leenauto te gedragen in de zin van artikel 7:213 BW. De gevorderde verklaring voor recht zal in zoverre worden toegewezen.
5.2.
Naar het oordeel van de kantonrechter moet de vordering tot schadevergoeding echter worden afgewezen. De kantonrechter overweegt daartoe het volgende.
5.3.
[eiser] stelt dat de cilinderkop, cilinderkoppakking, thermostaat en enkele overige onderdelen oververhit zijn geraakt en vervangen moesten worden. Zij heeft echter slechts één foto overgelegd waaruit de gestelde schade zou moeten blijken.
Het betreft een foto van de koppakking (de overige foto’s die zij heeft overgelegd, betreffen foto’s van de uitgevoerde werkzaamheden). Volgens [eiser] hoort de koppakking kurkdroog te zijn, maar is op de foto te zien dat dat niet het geval is. Hieruit kan volgens haar worden geconcludeerd dat de cilinderkop is kromgetrokken, waardoor de aansluiting tussen de cilinderkop en cilinderpakking niet meer lekdicht was en er vloeistof doorheen is gesijpeld. Stukken waaruit die conclusie volgt, heeft [eiser] echter niet overgelegd. [eiser] heeft alleen een verklaring van de heer [naam] (een balie- en magazijnmedewerker van [eiser]) overgelegd, waarin hij verklaart dat de cilinderkop volledig krom was.
Nu [eiser] de gestelde schade alleen heeft onderbouwd met een foto waarop de schade niet direct te zien is en een verklaring van haar eigen medewerker, is de kantonrechter van oordeel dat zij de schade – mede gelet op de betwisting daarvan door [gedaagde] – onvoldoende onderbouwd heeft.
5.4.
Daarnaast is de kantonrechter van oordeel dat niet kan worden geconcludeerd dat de gestelde schade het gevolg is van het doorrijden met de auto door [gedaagde] met een brandend motormanagementlampje. [eiser] stelt weliswaar dat de oorzaak van het kromtrekken van de cilinderkop oververhitting door het doorrijden zonder koelvloeistof is en dat de schade pas ontstaat wanneer wordt doorgereden terwijl het motormanagementlampje brandt, maar zij heeft dit niet voldoende onderbouwd met stukken. Zij heeft enkel een verklaring van haar eigen medewerker ([naam]) overgelegd, waarin hij verklaart dat het kromtrekken van de cilinderkop gebeurt na extreme oververhitting, geruime tijd nadat het waarschuwingslampje is gaan branden. [gedaagde] heeft echter gemotiveerd aangevoerd dat zij slechts enkele kilometers is doorgereden nadat het waarschuwingslampje is gaan branden en [eiser] heeft niet bewezen dat [gedaagde] een lange afstand met de auto is doorgereden. Daarnaast heeft [eiser] ter zitting verklaard dat zij vermoedt dat de gaatjes in de kachelslang
– waardoor de koelvloeistof is weggelekt – al eerder aanwezig waren en heeft zij erkend dat de kapotte verwarming, die al vanaf het begin dat [gedaagde] met de leenauto wegreed niet werkte, ook met het niet werken van het koelsysteem te maken had. De problemen met de koeling waren dus al aanwezig voordat [gedaagde] in de auto had gereden. Hoewel de schade mogelijk verergerd is door het doorrijden met een brandend motormanagementlampje, is naar het oordeel van de kantonrechter nergens uit gebleken dat de gestelde schade pas na het branden van dat lampje is ontstaan en dat er niet daarvoor al schade was ontstaan.
5.5.
Nu [eiser] de door haar gestelde schade en het causaal verband tussen de schade en het doorrijden met de auto door [gedaagde] met een brandend motormanagementlampje onvoldoende heeft onderbouwd, is de kantonrechter van oordeel dat [eiser] ten opzichte van [gedaagde] (zowel op de primaire als subsidiaire grondslag) geen aanspraak kan maken op vergoeding van de gestelde schade. De schadevordering van [eiser] zal daarom worden afgewezen.
5.6.
Ten overvloede merkt de kantonrechter nog op dat, voor zover [gedaagde] wel aansprakelijk zou zijn geweest voor enige schade, het de vraag is of die aansprakelijkheid niet beperkt is tot € 350,00. [eiser] heeft [gedaagde] namelijk een overeenkomst vervangend vervoer laten ondertekenen, waarin staat dat haar eigen risico € 350,00 is en [eiser] heeft hierin niet opgenomen dat het eigen risico niet geldt wanneer er sprake is van nalatigheid. Nu echter hiervoor is geoordeeld dat [eiser] de gestelde schade niet op [gedaagde] kan verhalen, kan een oordeel op dit punt achterwege blijven.
Proceskosten
5.7.
[eiser] is de partij die grotendeels ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld op € 50,00 aan reis-, verblijf- en verletkosten.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
verklaart voor recht dat [gedaagde] is tekortgeschoten in haar verplichting op grond van artikel 7:213 BW om zich te gedragen als een goed huurder van de aan haar verhuurder auto,
6.2.
wijst het meer of anders gevorderde af,
6.3.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot dit vonnis vastgesteld op € 50,00 aan reis-, verblijf- en verletkosten.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A. Smit, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 23 mei 2023.