ECLI:NL:RBOVE:2023:3013

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
31 juli 2023
Publicatiedatum
31 juli 2023
Zaaknummer
08.178181.22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging met gevangenisstraf en contactverbod

De rechtbank Overijssel heeft op 31 juli 2023 een 38-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, voor het belagen van zijn ex-partner. De man heeft in de periode van 26 maart 2022 tot en met 13 juli 2022 zijn ex-partner meermalen lastiggevallen door haar meer dan 100 keer te e-mailen, zich voor haar huis op te houden, in haar tuin te staan en haar op andere manieren te stalken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer, met als doel haar te dwingen iets te doen of vrees aan te jagen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van acht maanden geëist, met een contactverbod en een locatieverbod voor de duur van drie jaar. De rechtbank heeft deze vordering toegewezen en daarnaast een schadevergoeding van 2.000 euro aan het slachtoffer opgelegd. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis, en heeft de belaging verminderd aan hem toegerekend. De rechtbank oordeelde dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten en dat de opgelegde straf passend is, gezien de ernst van het delict en de impact op het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.178181.22 (P)
Datum vonnis: 31 juli 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1985 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 17 juli 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L. Ruessink en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. T. Volckmann, advocaat in Deventer, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van hetgeen door en namens de benadeelde partij [slachtoffer] is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte in de periode van 26 maart 2022 tot en met 13 juli 2022 [slachtoffer] (hierna [slachtoffer] ) heeft gestalkt.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in op of omstreeks de periode van 26 maart
2022 tot en met 13 juli 2022 te Zwolle, althans in Nederland, wederrechtelijk
stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke
levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , met het oogmerk om die [slachtoffer]
te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen,
immers heeft hij, verdachte,
- die [slachtoffer] meermalen gemaild (meer dan 100 keer)
- zich meermalen voor het huis van die [slachtoffer] opgehouden en/of meermalen
in de tuin van die [slachtoffer] gestaan en/of
- meermalen naar en/of langs het werk van die [slachtoffer] gereden en/of zich daar
opgehouden en/of
- eenmaal eten, althans een goed laten bezorgen op het werk van die [slachtoffer]
(zonder dat die [slachtoffer] dit had besteld) en/of
- die [slachtoffer] op enigerlei (andere) wijze lastiggevallen.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft tegen het ten laste gelegde geen verweer gevoerd.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] .
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 23 juni 2022 (pag. 15 e.v.);
Het proces-verbaal van bevindingen van 13 juli 2022 (pag. 49 e.v.);
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 17 juli 2023 voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 26 maart 2022 tot en met 13 juli 2022 te Zwolle wederrechtelijk
stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , met het oogmerk om die [slachtoffer] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte,
- die [slachtoffer] meermalen gemaild (meer dan 100 keer)
- zich meermalen voor het huis van die [slachtoffer] opgehouden en meermalen in de tuin van die [slachtoffer] gestaan en
- langs het werk van die [slachtoffer] gereden en/of zich daar opgehouden en
- eenmaal eten laten bezorgen op het werk van die [slachtoffer] zonder dat die [slachtoffer] dit had besteld en
- die [slachtoffer] op enigerlei andere wijze lastiggevallen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
belaging.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht, alsmede de oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer] en een locatieverbod voor haar adres, met dadelijke uitvoerbaarheid van deze maatregel, met daarbij vervangende hechtenis van een week per overtreding, met een maximum van zes maanden en voor de duur van drie jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om, in het geval de rechtbank van oordeel is dat aan verdachte een gevangenisstraf dient te worden opgelegd, aansluiting te zoeken bij de richtlijn voor belaging, inhoudende een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden onvoorwaardelijk en twee maanden voorwaardelijk. Ook heeft de verdediging verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met het tijdsverloop in deze zaak als gevolg van de verwijzing van de zaak van de politierechter naar de meervoudige kamer van de rechtbank.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Het feit
Verdachte heeft zich gedurende een periode van bijna vier maanden schuldig gemaakt aan belaging van zijn ex-partner [slachtoffer] . Ondanks dat [slachtoffer] aan verdachte te kennen heeft gegeven met rust gelaten te willen worden, heeft dit verdachte er niet van weerhouden stelselmatig inbreuk te (blijven) maken op haar persoonlijke levenssfeer door haar veelvuldig te e-mailen, zich bij haar woning op te houden, in haar tuin te staan, langs haar werk te rijden, zich bij haar werk op te houden en haar daar eten te laten bezorgen. Ondanks het door de wijkagent met verdachte gehouden STOP-gesprek heeft verdachte ook in de weken na het STOP-gesprek nog tientallen e-mails gestuurd en heeft hij zich opgehouden bij de woning van [slachtoffer] , waar zelfs de politie hem vervolgens moest weghalen.
Verdachte heeft door zijn gedragingen in de eerste plaats [slachtoffer] grote onrust, angst en overlast bezorgd. Maar ook heeft hij met zijn gedragingen haar buren overlast bezorgd. Buren hebben dat treffend omschreven: het was eigenlijk wel elk weekend raak dat verdachte in de straat was. Hij stond dan in de achtertuin van [slachtoffer] of hing rond in de straat. Vooral ‘s avonds en ’s nachts zat verdachte in zijn auto in de straat om de woning van [slachtoffer] in de gaten te houden.
Het gedrag van verdachte had een grote impact op [slachtoffer] . Zij werd gedurende de bewezen verklaarde periode, al dan niet zichtbaar, gevolgd in haar doen en laten en geen enkel moment waande zij zich meer onbespied. Ter zitting heeft zij dat indringend verwoord, als ook dat zij tot op de dag van de zitting nog steeds de gevolgen van de belaging ondervindt en alert blijft. De rechtbank rekent verdachte dit alles zwaar aan.
De persoon van verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op de justitiële documentatie van verdachte van 11 juli 2023, waaruit volgt dat verdachte op 5 april 2019 door de politierechter in de rechtbank Gelderland is veroordeeld voor een soortgelijk delict.
Ook heeft de rechtbank gelet op de inhoud van de over verdachte opgemaakte pro Justitia rapportage van J. Kluin, GZ-psycholoog, van 7 februari 2023, de weiger-rapportage van
[naam] , arts in opleiding tot psychiater, en dr. T.W.D.P. van Os, psychiater/psychoanalyticus, van 7 februari 2023, de inhoud van het over verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies van 6 juni 2023 én de daarop ter zitting gegeven toelichting en aanvulling van de reclasseringswerker.
De psycholoog heeft, samengevat weergegeven, beschreven dat verdachte een man is die intellectueel gezien functioneert op licht verstandelijk beperkt tot laag begaafd niveau. Bij verdachte is sprake van een instabiel zelfgevoel, emotionele instabiliteit en spanningsregulatieproblemen. Er is een star patroon van disfuncties dat het gedrag van verdachte duidelijk kleurt (zelfs meer dan verwacht mag worden op basis van enkel intellectuele beperkingen) en de problemen in zijn persoonlijk functioneren zijn terug te voeren op een persoonlijkheidsstoornis met borderline kenmerken. Ook tijdens het plegen van het strafbare feit was dit aanwezig. De psycholoog heeft geadviseerd om de belaging in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank acht de conclusies van de psycholoog goed onderbouwd, maakt deze tot de hare en zal de belaging verminderd aan verdachte toerekenen.
De kans op herhaling schat de psycholoog hoog in. De beschermende factoren bij verdachte zijn vooralsnog ondergeschikt aan de risicofactoren en verdachte heeft nog beperkt inzicht in zijn psychische problematiek. Ook heeft verdachte inmiddels een nieuwe partner waardoor voor hem de motivatie om te leren van het bewezen verklaarde feit mogelijk minder wordt, aldus de psycholoog. En hoewel verdachte geen geschiedenis heeft van geweldsdelicten en het risico op een fysiek agressiedelict ingeschat wordt als laag, vraagt de problematiek van verdachte wel om toezicht en behandeling. Immers het risico op volharding en herhaling op een vergelijkbaar delict wordt ingeschat als hoog en daarbij kan escalatie in geweld niet uitgesloten worden. Bij verdachte is sprake van een gebrekkige emotionele controle die bij hoog oplopende of plotselinge stress, tekort kan schieten bij het beheersen van angst of boosheid. De psycholoog ziet het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden als meest passend, waarbij doorslaggevend in dit advies is dat verdachte binnen relatief korte tijd met een soortgelijk delict is gerecidiveerd en eerder strafrechtelijk ingrijpen door het opleggen van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel geen preventieve werking heeft gehad.
Op uitnodigingen van de psychiater is verdachte telkens niet verschenen, zodat de rechtbank concludeert dat verdachte aan dat onderzoek geen enkele medewerking heeft willen verlenen.
De reclassering heeft in haar rapport van 6 juni 2023 geschreven dat haar visie overwegend gelijkluidend is aan die van de psycholoog. Het recidiverisico wordt door de reclassering als gemiddeld tot hoog ingeschat en hoewel ook zij van mening is dat behandeling en begeleiding noodzakelijk is om dit risico te verkleinen, ziet de reclassering geen mogelijkheid om een plan van aanpak op te stellen waaraan verdachte zich committeert.
Ter zitting heeft de reclasseringswerker benadrukt dat een eerder reclasseringscontact is mislukt en dat het in de periode voorafgaand aan het opstellen van dit rapport de reclassering ondanks diverse inspanningen niet is gelukt verdachte te spreken. De reclassering kan - gezien het verloop van het contact in de voorliggende vier jaren - dan ook niet onderbouwen waarom reclasseringstoezicht en/of bijzondere voorwaarden nu enige recidivebeperkende werking zou hebben.
De straf
Bij de vraag welke strafmodaliteit passend is, stelt de rechtbank voorop dat zij de zorgen van de psycholoog en de reclassering deelt. Ook ter zitting komt verdachte over als een man met beperkt inzicht in zijn eigen handelen en voor zijn gedrag zoekt hij rechtvaardiging in gedragingen van anderen. Het kwalijke van het strafbare feit noch het niet reageren op afspraakverzoeken van psychiater en reclassering ziet hij niet.
De rechtbank is van oordeel dat gezien de aard en de ernst van de feit het opleggen van een gevangenisstraf gerechtvaardigd is. De rechtbank acht - alles afwegende - een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden passend en geboden. Een gedeelte van twee maanden zal de rechtbank voorwaardelijk opleggen teneinde verdachte ervan te laten weerhouden in de toekomst opnieuw dit soort strafbare feiten te plegen. Gezien het rapport van de reclassering en de ter zitting gegeven toelichting daarop, ziet de rechtbank geen ruimte voor een vorm van bestraffing met bijzondere voorwaarden.
De rechtbank acht daarnaast de oplegging van de volgende vrijheidsbeperkende maatregelen noodzakelijk:
- een contactverbod met [slachtoffer] , inhoudende dat verdachte op geen enkele wijze, direct of indirect, contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] gedurende een periode van drie jaren. Iedere overtreding van dit contactverbod levert steeds één week vervangende hechtenis op, tot een maximum van 26 weken.
- een locatieverbod voor de directe omgeving van de [adres 2] , zijnde het woonadres van [slachtoffer] , en voor de [adres 3] , zijnde het werkadres van [slachtoffer] ( [bedrijf] ). Beide locatieverboden gelden gedurende een periode van drie jaren. Iedere overtreding van deze locatieverboden levert steeds één week vervangende hechtenis op, tot een maximum van 26 weken.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een strafbaar feit zal begaan en zich belastend zal gedragen naar [slachtoffer] , beveelt de rechtbank dat deze vrijheidsbeperkende maatregelen dadelijk uitvoerbaar zijn. Verdachte heeft zich immers niets gelegen laten liggen aan een stopgesprek met de wijkagent. Weliswaar heeft verdachte zich gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis gehouden aan de hem opgelegde schorsingsvoorwaarden, uit de rapporten volgt dat verdachte maar matig inzicht in het effect van zijn handelen toont, zodat niet valt uit te sluiten dat verdachte toch terugvalt in oud gedrag.

7.De schade van de benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een bedrag van
€ 2.000,-- aan geleden immateriële schade.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft afwijzing van de vordering bepleit.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. Naar het oordeel van de rechtbank is het evident dat slachtoffers als gevolg van dit soort strafbare feiten (belaging) immateriële schade lijden.
De opgevoerde schadepost is onvoldoende gemotiveerd betwist en naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 13 juli 2022, daarom toewijzen.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 30 dagen gijzeling , waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 38v en 38w Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
belaging;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
2 (twee) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- legt aan verdachte op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheidals
bedoeld in artikel 38v Sr voor de duur van
3 (drie) jaren;
- beveelt dat verdachte gedurende 3 (drie) jaren op geen enkele wijze – direct of
indirect – contact op zal nemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] ;
- beveelt dat verdachte zich gedurende 3 (drie) jaren niet in de directe omgeving van de [adres 2] mag bevinden;
- beveelt dat verdachte zich gedurende 3 (drie) jaren niet in de directe omgeving van de [adres 3] ( [bedrijf] ) in [adres 3] mag bevinden;
- beveelt dat voor het geval niet aan de maatregelen wordt voldaan de maatregel per overtreding wordt vervangen door
1 (één) weekvervangende hechtenis en bepaalt daarbij dat de maximale hechtenis zes maanden bedraagt;
- beveelt dat deze maatregel
dadelijk uitvoerbaaris, omdat er ernstig rekening mee moet
worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen en/of zich
belastend zal gedragen jegens [slachtoffer] ;
- toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot een bedrag van
€ 2.000,-- (bestaande uit immateriële schade);
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 2.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf
13 juli 2022;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 2.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 13 juli 2022 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 30 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.J. Sangers-de Jong, voorzitter, mr. G.M.J. Vijftigschild en mr. S.H. Peper, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.J. van der Leest, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2023.
Mr. S.H. Peper is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022230612. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.