6.3De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Het feit
Verdachte heeft zich gedurende een periode van bijna vier maanden schuldig gemaakt aan belaging van zijn ex-partner [slachtoffer] . Ondanks dat [slachtoffer] aan verdachte te kennen heeft gegeven met rust gelaten te willen worden, heeft dit verdachte er niet van weerhouden stelselmatig inbreuk te (blijven) maken op haar persoonlijke levenssfeer door haar veelvuldig te e-mailen, zich bij haar woning op te houden, in haar tuin te staan, langs haar werk te rijden, zich bij haar werk op te houden en haar daar eten te laten bezorgen. Ondanks het door de wijkagent met verdachte gehouden STOP-gesprek heeft verdachte ook in de weken na het STOP-gesprek nog tientallen e-mails gestuurd en heeft hij zich opgehouden bij de woning van [slachtoffer] , waar zelfs de politie hem vervolgens moest weghalen.
Verdachte heeft door zijn gedragingen in de eerste plaats [slachtoffer] grote onrust, angst en overlast bezorgd. Maar ook heeft hij met zijn gedragingen haar buren overlast bezorgd. Buren hebben dat treffend omschreven: het was eigenlijk wel elk weekend raak dat verdachte in de straat was. Hij stond dan in de achtertuin van [slachtoffer] of hing rond in de straat. Vooral ‘s avonds en ’s nachts zat verdachte in zijn auto in de straat om de woning van [slachtoffer] in de gaten te houden.
Het gedrag van verdachte had een grote impact op [slachtoffer] . Zij werd gedurende de bewezen verklaarde periode, al dan niet zichtbaar, gevolgd in haar doen en laten en geen enkel moment waande zij zich meer onbespied. Ter zitting heeft zij dat indringend verwoord, als ook dat zij tot op de dag van de zitting nog steeds de gevolgen van de belaging ondervindt en alert blijft. De rechtbank rekent verdachte dit alles zwaar aan.
De persoon van verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op de justitiële documentatie van verdachte van 11 juli 2023, waaruit volgt dat verdachte op 5 april 2019 door de politierechter in de rechtbank Gelderland is veroordeeld voor een soortgelijk delict.
Ook heeft de rechtbank gelet op de inhoud van de over verdachte opgemaakte pro Justitia rapportage van J. Kluin, GZ-psycholoog, van 7 februari 2023, de weiger-rapportage van
[naam] , arts in opleiding tot psychiater, en dr. T.W.D.P. van Os, psychiater/psychoanalyticus, van 7 februari 2023, de inhoud van het over verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies van 6 juni 2023 én de daarop ter zitting gegeven toelichting en aanvulling van de reclasseringswerker.
De psycholoog heeft, samengevat weergegeven, beschreven dat verdachte een man is die intellectueel gezien functioneert op licht verstandelijk beperkt tot laag begaafd niveau. Bij verdachte is sprake van een instabiel zelfgevoel, emotionele instabiliteit en spanningsregulatieproblemen. Er is een star patroon van disfuncties dat het gedrag van verdachte duidelijk kleurt (zelfs meer dan verwacht mag worden op basis van enkel intellectuele beperkingen) en de problemen in zijn persoonlijk functioneren zijn terug te voeren op een persoonlijkheidsstoornis met borderline kenmerken. Ook tijdens het plegen van het strafbare feit was dit aanwezig. De psycholoog heeft geadviseerd om de belaging in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank acht de conclusies van de psycholoog goed onderbouwd, maakt deze tot de hare en zal de belaging verminderd aan verdachte toerekenen.
De kans op herhaling schat de psycholoog hoog in. De beschermende factoren bij verdachte zijn vooralsnog ondergeschikt aan de risicofactoren en verdachte heeft nog beperkt inzicht in zijn psychische problematiek. Ook heeft verdachte inmiddels een nieuwe partner waardoor voor hem de motivatie om te leren van het bewezen verklaarde feit mogelijk minder wordt, aldus de psycholoog. En hoewel verdachte geen geschiedenis heeft van geweldsdelicten en het risico op een fysiek agressiedelict ingeschat wordt als laag, vraagt de problematiek van verdachte wel om toezicht en behandeling. Immers het risico op volharding en herhaling op een vergelijkbaar delict wordt ingeschat als hoog en daarbij kan escalatie in geweld niet uitgesloten worden. Bij verdachte is sprake van een gebrekkige emotionele controle die bij hoog oplopende of plotselinge stress, tekort kan schieten bij het beheersen van angst of boosheid. De psycholoog ziet het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden als meest passend, waarbij doorslaggevend in dit advies is dat verdachte binnen relatief korte tijd met een soortgelijk delict is gerecidiveerd en eerder strafrechtelijk ingrijpen door het opleggen van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel geen preventieve werking heeft gehad.
Op uitnodigingen van de psychiater is verdachte telkens niet verschenen, zodat de rechtbank concludeert dat verdachte aan dat onderzoek geen enkele medewerking heeft willen verlenen.
De reclassering heeft in haar rapport van 6 juni 2023 geschreven dat haar visie overwegend gelijkluidend is aan die van de psycholoog. Het recidiverisico wordt door de reclassering als gemiddeld tot hoog ingeschat en hoewel ook zij van mening is dat behandeling en begeleiding noodzakelijk is om dit risico te verkleinen, ziet de reclassering geen mogelijkheid om een plan van aanpak op te stellen waaraan verdachte zich committeert.
Ter zitting heeft de reclasseringswerker benadrukt dat een eerder reclasseringscontact is mislukt en dat het in de periode voorafgaand aan het opstellen van dit rapport de reclassering ondanks diverse inspanningen niet is gelukt verdachte te spreken. De reclassering kan - gezien het verloop van het contact in de voorliggende vier jaren - dan ook niet onderbouwen waarom reclasseringstoezicht en/of bijzondere voorwaarden nu enige recidivebeperkende werking zou hebben.
De straf
Bij de vraag welke strafmodaliteit passend is, stelt de rechtbank voorop dat zij de zorgen van de psycholoog en de reclassering deelt. Ook ter zitting komt verdachte over als een man met beperkt inzicht in zijn eigen handelen en voor zijn gedrag zoekt hij rechtvaardiging in gedragingen van anderen. Het kwalijke van het strafbare feit noch het niet reageren op afspraakverzoeken van psychiater en reclassering ziet hij niet.
De rechtbank is van oordeel dat gezien de aard en de ernst van de feit het opleggen van een gevangenisstraf gerechtvaardigd is. De rechtbank acht - alles afwegende - een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden passend en geboden. Een gedeelte van twee maanden zal de rechtbank voorwaardelijk opleggen teneinde verdachte ervan te laten weerhouden in de toekomst opnieuw dit soort strafbare feiten te plegen. Gezien het rapport van de reclassering en de ter zitting gegeven toelichting daarop, ziet de rechtbank geen ruimte voor een vorm van bestraffing met bijzondere voorwaarden.
De rechtbank acht daarnaast de oplegging van de volgende vrijheidsbeperkende maatregelen noodzakelijk:
- een contactverbod met [slachtoffer] , inhoudende dat verdachte op geen enkele wijze, direct of indirect, contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] gedurende een periode van drie jaren. Iedere overtreding van dit contactverbod levert steeds één week vervangende hechtenis op, tot een maximum van 26 weken.
- een locatieverbod voor de directe omgeving van de [adres 2] , zijnde het woonadres van [slachtoffer] , en voor de [adres 3] , zijnde het werkadres van [slachtoffer] ( [bedrijf] ). Beide locatieverboden gelden gedurende een periode van drie jaren. Iedere overtreding van deze locatieverboden levert steeds één week vervangende hechtenis op, tot een maximum van 26 weken.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een strafbaar feit zal begaan en zich belastend zal gedragen naar [slachtoffer] , beveelt de rechtbank dat deze vrijheidsbeperkende maatregelen dadelijk uitvoerbaar zijn. Verdachte heeft zich immers niets gelegen laten liggen aan een stopgesprek met de wijkagent. Weliswaar heeft verdachte zich gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis gehouden aan de hem opgelegde schorsingsvoorwaarden, uit de rapporten volgt dat verdachte maar matig inzicht in het effect van zijn handelen toont, zodat niet valt uit te sluiten dat verdachte toch terugvalt in oud gedrag.