In deze zaak, behandeld door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 28 juli 2023, staat de vraag centraal of gedaagde met zijn handelsnaam inbreuk maakt op de handelsnaam van eiser. Eiser, een B.V. die zich bezighoudt met advisering en ondersteuning op het gebied van informatietechnologie, stelt dat de handelsnaam van gedaagde, die een eenmanszaak runt en ook actief is in de IT-sector, te veel overeenkomt met de zijn. De voorzieningenrechter oordeelt dat de handelsnamen van beide partijen vrijwel identiek zijn en dat er verwarringsgevaar bestaat, aangezien beide ondernemingen landelijk actief zijn en zich richten op vergelijkbare diensten. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van eiser grotendeels toe, met uitzondering van de vordering tot rectificatie, omdat eiser niet voldoende onderbouwd heeft waarom er een spoedeisend belang bij deze vordering is. Gedaagde wordt bevolen om het gebruik van zijn handelsnaam en de bijbehorende website binnen 30 dagen na betekening van het vonnis te staken, op straffe van een dwangsom. Tevens wordt gedaagde veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 5.286,03.