ECLI:NL:RBOVE:2023:2969

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 juli 2023
Publicatiedatum
27 juli 2023
Zaaknummer
C/08/292638 / HA ZA 23-80
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident in vrijwaringsprocedure met forumkeuzebeding en derdenbeding

In deze zaak, die zich afspeelt bij de Rechtbank Overijssel, betreft het een bevoegdheidsincident in een vrijwaringsprocedure. [Partij A] B.V. is betrokken in een rechtszaak tegen de Gemeente Berkelland, waarbij de gemeente een gebrekkige bandenkraan van [Partij B] heeft aangesproken. [Partij A] heeft [Partij B] in vrijwaring gedagvaard, maar [Partij B] stelt dat de rechtbank Overijssel niet bevoegd is om deze zaak te behandelen, omdat er een forumkeuzebeding is opgenomen in de dealerovereenkomst tussen [Partij A] en [Partij B.1]. Dit beding wijst de rechtbank Amsterdam aan als bevoegde rechtbank.

De rechtbank Overijssel heeft de vordering tot vrijwaring eerder toegewezen, maar moet nu beoordelen of zij relatief bevoegd is. [Partij B] beroept zich op het forumkeuzebeding en stelt dat de rechtbank Overijssel relatief onbevoegd is. De rechtbank concludeert dat het forumkeuzebeding voldoet aan de eisen van de Brussel I bis-verordening en dat de rechtbank Amsterdam exclusief bevoegd is. De rechtbank Overijssel verklaart zich daarom onbevoegd en verwijst de zaak naar de rechtbank Amsterdam.

De rechtbank oordeelt ook dat [Partij B.2], de producent van de bandenkraan, als partij bij de dealerovereenkomst kan worden beschouwd op basis van een derdenbeding. Dit betekent dat [Partij B.2] zich kan beroepen op het forumkeuzebeding, wat de rechtbank Overijssel verder versterkt in haar beslissing om de zaak te verwijzen. De proceskosten worden toegewezen aan [Partij B], aangezien [Partij A] in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: C/08/292638 / HA ZA 23-80
Vonnis in incident in de vrijwaringsprocedure van 19 juli 2023
in de zaak van
[Partij A] B.V.,
te [vestigingsplaats 1] ,
eiseres in de vrijwaringsprocedure, verweerster in het incident,
hierna te noemen: [Partij A] ,
advocaat: mr. P. Weenink te Enschede,
tegen

1.[Partij B.1] N.V.,

te [vestigingsplaats 2] ,
2. de rechtspersoon naar buitenlands recht
[Partij B.2],
te [vestigingsplaats 3] ,
gedaagden in de vrijwaringsprocedure, eisende partijen in het incident,
hierna respectievelijk te noemen: [Partij B] ,
advocaat: mr. G.E.E.M. van der Heijden te Sittard,

1.Voorgeschiedenis en procesverloop

1.1.
[Partij A] is als gedaagde partij betrokken in een procedure tegen de Gemeente Berkelland (hierna: de gemeente), welke zaak bij deze rechtbank aanhangig is (hierna: de hoofdzaak) [1] . De vorderingen in de hoofdzaak hebben betrekking op door de gemeente beweerde gebrekkigheid van een [Partij B] -bandenkraan die [Partij A] aan de gemeente heeft verkocht.
1.2.
[Partij B.2] is de producent van de betreffende [Partij B] -bandenkraan. [Partij A] en [Partij B.1] hebben een dealerovereenkomst gesloten en [Partij A] heeft de bandenkraan via [Partij B.1] ingekocht. [Partij A] heeft in de hoofdzaak een incident opgeworpen tot vrijwaring van [Partij B] . De rechtbank heeft de vordering tot vrijwaring bij vonnis van 12 oktober 2022 toewezen. Vervolgens heeft [Partij A] [Partij B] in vrijwaring gedagvaard. De onderhavige procedure tussen [Partij A] en [Partij B] zal hierna worden aangeduid als ‘de vrijwaringsprocedure’.
1.3.
Het verloop van de vrijwaringsprocedure blijkt uit:
- de dagvaarding in vrijwaring van 21 februari 2023;
- de incidentele conclusie strekkende tot relatieve onbevoegdheid van de rechtbank van 17 mei 2023;
- de conclusie van antwoord in het bevoegdheidsincident van 28 juni 2023.
1.4.
Vervolgens is vonnis bepaald in het incident en bij vervroeging uitspraak gedaan.

2.Samenvatting

De rechtbank moet in dit incident beoordelen of zij bevoegd is om over de vorderingen in de vrijwaringsprocedure te oordelen. [Partij A] en [Partij B.1] hebben een overeenkomst gesloten waarin zij in een forumkeuzebeding als bevoegde rechtbank de rechtbank Amsterdam hebben aangewezen. [Partij B] beroepen zich op dit beding en stellen, mede met verwijzing naar de regels van het internationale privaatrecht, dat de rechtbank Overijssel relatief onbevoegd is.
De rechtbank oordeelt dat [Partij A] , [Partij B] zijn gebonden aan de overeenkomst met het forumkeuzebeding. Het beding voldoet aan de eisen van de Brussel 1-bis Verordening en de daarin gekozen bevoegdheid van de rechtbank Amsterdam is exclusief. Dat de hoofdzaak (tussen de gemeente en [Partij A] ) bij de rechtbank Overijssel aanhangig is maakt dit niet anders. Dit betekent dat de rechtbank Overijssel onbevoegd is om van de vrijwaringszaak kennis te nemen. Deze zaak wordt verwezen naar de rechtbank Amsterdam.

3.De beoordeling in het incident

Inleiding
3.1.
Het gaat in dit incident om de vraag of deze rechtbank relatief bevoegd is om over de vorderingen in de vrijwaringsprocedure te oordelen. [Partij A] en [Partij B.1] hebben in artikel 24 van de tussen hen gesloten dealerovereenkomst een forumkeuzebeding opgenomen.
In dit artikel 24 is bepaald:
‘24.1 Op deze overeenkomst en op alle geschillen die daaruit voortvloeien of in verband daarmee of met betrekking tot het onderwerp ervan ontstaan, is het Nederlands recht van toepassing; de partijen komen overeen, onverminderd het bepaalde in artikel 24.2 van deze Overeenkomst, alle geschillen bij uitsluiting voor te leggen aan het oordeel van de bevoegde rechter in Amsterdam.
24.2
[Partij B] is gerechtigd, in afwijking van het bepaalde in artikel 24.1 van deze
Overeenkomst, tevens gerechtelijke procedures tegen de Dealer in te stellen bij de
bevoegde rechter of het bevoegde scheidsgerecht in het Handelsgebied.’
3.2.
Tot de dealerovereenkomst behoren bijlagen, waaronder de verkoopvoorwaarden van [Partij B.1] . In deze verkoopwaarden is in de artikelen 11.1 en 11.2 eenzelfde soort bepaling opgenomen als artikel 24 van de dealerovereenkomst.
3.3.
[Partij B] beroepen zich op dit forumkeuzebeding en stellen dat de rechtbank Overijssel, waar de zaak nu is aangebracht, gelet op dit beding, relatief onbevoegd is om van de zaak kennis te nemen.
3.4.
Volgens [Partij A] is de rechtbank Overijssel wel bevoegd. [Partij A] stelt dat
[Partij B.2] geen partij is bij de dealerovereenkomst, zodat zij zich niet op het forumkeuzebeding kan beroepen. De regels van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv), meer in het bijzonder artikel 216 Rv, moeten worden gevolgd. Ten aanzien van [Partij B.1] geldt dat vrijwaring relatieve competentie schept, zodat de rechtbank Overijssel bevoegd is. Ook heeft [Partij B.1] er geen belang bij dat de zaak wordt verwezen, aldus [Partij A] .
3.5.
De rechtbank zal eerst beoordelen of [Partij B.2] partij is bij de dealerovereenkomst tussen [Partij A] en [Partij B.1] waarin het forumkeuzebeding is opgenomen, zoals [Partij B] stellen. Vervolgens zal de rechtbank beoordelen of [Partij B.1] en/ of [Partij B.2] zich met succes kan/kunnen beroepen op het forumkeuzebeding.
Is [Partij B.2] partij bij de overeenkomst tussen [Partij A] en [Partij B.1] ?
3.6.
Volgens [Partij B] zijn in de verkoopvoorwaarden tussen [Partij A] en [Partij B.1] derdenbedingen ex artikel 6:253 van het Burgerlijk Wetboek (BW) opgenomen ten laste van [Partij B.2] en heeft [Partij B.2] deze derdenbedingen aanvaard. Nu de verkoopvoorwaarden deel uitmaken van de dealerovereenkomst, is [Partij B.2] op grond van artikel 6:254 lid 1 BW (toetredings)partij geworden bij de overeenkomst tussen [Partij A] en [Partij B.1] . Bovendien had [Partij B.2] kennis van de bedingen, omdat deze vooraf met haar worden afgestemd. Subsidiair doen [Partij B] een beroep op derdenwerking van het forumkeuzebeding in de [Partij B] verkoopvoorwaarden.
3.7.
[Partij A] stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van een derdenbeding dat is aanvaard en dat [Partij B.2] dus geen partij is bij de dealerovereenkomst. Nu ten aanzien van [Partij B.2] geen forumkeuze is gemaakt, is de rechtbank Overijssel bevoegd op grond van de artikelen 216 Rv en 107 Rv.
3.8.
De rechtbank overweegt als volgt. Op grond van artikel 6:253 BW schept een overeenkomst voor een derde het recht een prestatie van een van de partijen te vorderen of op andere wijze jegens hen een beroep op de overeenkomst te doen, indien de overeenkomst een beding van die strekking inhoudt en de derde dit beding aanvaardt. Of sprake is van een derdenbeding, is een vraag van uitleg van de overeenkomst. Een derdenbeding kan ook een verplichting voor de betreffende derde inhouden.
Artikel 6:254 BW bepaalt vervolgens dat als de derde het beding heeft aanvaard, hij als partij bij de overeenkomst geldt. De rechtbank zal hierom beoordelen of in de overeenkomst sprake is van een derdenbeding en zo ja, of [Partij B.2] dit beding heeft aanvaard.
Is sprake van een derdenbeding?
3.9.
Partijen zijn het erover eens dat de verkoopvoorwaarden deel uitmaken van de dealerovereenkomst tussen [Partij A] en [Partij B.1] . In de dealerovereenkomst en in de verkoopvoorwaarden wordt in verschillende bepalingen ‘de Producent’ genoemd. In de dealerovereenkomst en in de verkoopvoorwaarden is de Producent gedefinieerd als “de [Partij B] -onderneming die het [Partij B] Product heeft geproduceerd.” Niet ter discussie staat dat in dit geval [Partij B.2] de producent is van de bandenkraan.
3.10.
[Partij A] heeft in de vrijwaringsprocedure [Partij B.2] ook als zodanig aangesproken. [Partij A] stelt onder meer dat [Partij B.2] toerekenbaar tekort is geschoten in haar contractuele verplichtingen jegens [Partij A] . [Partij A] heeft die vordering jegens [Partij B.2] gebaseerd op verklaringen en garanties die [Partij B.1] volgens [Partij A] heeft afgegeven namens [Partij B.2] , die onder andere zijn neergelegd in de dealerovereenkomst en verkoopvoorwaarden.
In artikel 1.1 van de dealerovereenkomst is de volgende definitie opgenomen:
“Fabrieksgarantie - elke vorm van schriftelijke garantie die met regelmaat door de Producent aan de Dealer wordt verstrekt met betrekking tot [Partij B] Producten.”
In de verkoopvoorwaarden wordt over de fabrieksgarantie onder andere vermeld:
  • “De garantie die wordt aangeboden door de [Partij B] onderneming die de betreffende [Partij B] Machine heeft geproduceerd (‘de Producent’) is beperkt tot het kosteloos door een aangestelde [Partij B] Dealer herstellen (artikel 1.1.)”;
  • “de aansprakelijkheid van de Producent is beperkt tot het verstrekken van krediet aan de [Partij B] Dealer voor het uitvoeren van de reparatie of voor de vervanging, voor zover en onder de voorwaarden die zijn overeengekomen met de [Partij B] Dealer (artikel 1.2 onder a)”;
  • “met betrekking tot verkochte [Partij B] Machines die sinds de productiedatum zijn gebruikt voor demonstratiedoeleinden bedraagt de periode van de Producent Garantie 18 maanden vanaf de datum van levering aan de [Partij B] Dealer, of
indien dit korter is, één jaar na datum van ontvangst door de klant
(artikel 1.2 onder k)”.
3.11.
De rechtbank is van oordeel dat deze bepalingen, mede gelet op de aanspraak die [Partij A] daarop in de vrijwaringsprocedure jegens [Partij B.2] maakt, niet anders kunnen worden uitgelegd dan als een derdenbeding. De bepalingen die de fabrieksgarantie regelen, regelen immers de verplichtingen die op [Partij B.2] rusten en daarnaast kan [Partij B.2] op grond van deze bepalingen zelfstandig aanspraak maken op beperking van een algehele fabrieksgarantie.
Heeft [Partij B.2] het derdenbeding aanvaard?
3.12.
De volgende vraag die voorligt is of [Partij B.2] het derdenbeding heeft aanvaard. Aan de verklaring die strekt tot aanvaarding worden geen bijzondere eisen gesteld. Zij is vormvrij en kan in één of meer gedragingen besloten liggen. De rechtbank oordeelt dat [Partij B.2] het derdenbeding heeft aanvaard. [Partij A] beschrijft in de vrijwaringsdagvaarding zelf dat, nadat zij door de gemeente was geïnformeerd over het vermeende gebrek, zij contact heeft gezocht met [Partij B.1] en dat [Partij B.2] ook bij de kwestie is betrokken. Er is ook e-mailcontact geweest tussen [Partij A] , [Partij B] . Daarnaast zijn de fabrieksgarantiebepalingen uit de overeenkomst in lijn met het garantiebeleid van [Partij B.2] . [Partij B] hebben ook onbetwist gesteld dat zij deel uitmaken van hetzelfde concern en de diverse (garantie)bedingen vooraf onderling afgestemd zijn. Hieruit blijkt voldoende van aanvaarding van de fabrieksgarantiebepalingen door [Partij B.2] .
Tussenconclusie
3.13.
Nu sprake is van een derdenbeding dat [Partij B.2] heeft aanvaard, luidt de conclusie dat [Partij B.2] als partij bij de overeenkomst tussen [Partij A] en
[Partij B.1] geldt. Hierna zal de rechtbank beoordelen of [Partij B] zich met succes kunnen beroepen op het forumkeuzebeding uit de overeenkomst.
Kunnen [Partij B] zich beroepen op het forumkeuzebeding?
3.14.
Daar sprake is van een (deels) internationale handelszaak, worden de eisen die aan een geldig forumkeuzebeding worden gesteld, mede bepaald door regels uit het internationale privaatrecht. Nu partijen met het aanwijzen van de rechtbank Amsterdam, Nederland als forum hebben aangewezen, en Nederland partij is bij een verdrag en een verordening waarin regels over een forumkeuze zijn gesteld, moet de Nederlandse rechter daaraan ambtshalve toetsen.
Het Haags Forumkeuzeverdrag
3.15.
Het Haags Forumkeuzeverdrag bevat een regeling voor de beoordeling van een forumkeuze. Dit verdrag geldt onder meer in de lidstaten van de Europese Unie (hierna: EU) en in het Verenigd Koninkrijk. In het geval van een forumkeuze voor een forum van een verdragspartij, dient de forumkeuze aan de hand van het verdrag beoordeeld te worden. Het Haags Forumkeuzeverdrag is van toepassing in internationale situaties op exclusieve forumkeuzebedingen die zijn gemaakt in burgerlijke en handelszaken. Houdt één van de partijen keuzevrijheid ten aanzien van het forum (asymmetrie), dan is geen sprake van exclusiviteit (artikel 1 jo artikel 3 Haags Forumkeuzeverdrag). Het Haags Forumkeuzeverdrag is in dat geval niet van toepassing.
3.16.
Naar het oordeel van de rechtbank is in deze zaak sprake van asymmetrie omdat
op grond van lid 2 van het forumkeuzebeding [Partij B.1] wel, maar [Partij A] niet gerechtigd is om tevens gerechtelijke procedures in te stellen bij de bevoegde rechter of het bevoegde scheidsgerecht in het Handelsgebied. Het Haags Forumkeuzeverdrag is hierom niet van toepassing.
De Brussel 1-bis Verordening
3.17.
De Verordening (EU) nr. 1215/2012 (hierna: Brussel I bis-Verordening) geeft in artikel 25 een regeling voor forumkeuzebedingen op grond waarvan partijen, ongeacht hun woonplaats binnen of buiten de Europese Unie, een gerecht of de gerechten van een lidstaat kunnen aanwijzen voor de kennisneming van geschillen die naar aanleiding van een bepaalde rechtsbetrekking zijn ontstaan of zullen ontstaan. De bepaling stelt een aantal geldigheidsvereisten met betrekking tot forumkeuzebedingen, die door de aangezochte rechter van een lidstaat ambtshalve getoetst moeten worden.
Een forumkeuze is wat de vorm betreft geldig indien het voldoet aan één van de vormvoorschriften van artikel 25 lid 1, aanhef en sub a, b of c Brussel I bis-Verordening. Deze vormvoorschriften strekken ertoe te waarborgen dat de wilsovereenstemming daadwerkelijk vaststaat en moeten strikt worden uitgelegd. [2] Van een geldige forumkeuze als bedoeld in sub a is sprake als de wilsovereenstemming tussen partijen tot uitdrukking komt in een schriftelijke of schriftelijk bevestigde mondelinge overeenkomst. Een geldig tot stand gekomen forumkeuze schept exclusieve bevoegdheid voor het aangewezen gerecht van een lidstaat. De nationale regels van de lidstaat zijn in dat geval niet van toepassing.
3.18.
Omdat in de onderhavige zaak het forumkeuzebeding expliciet is opgenomen in artikel 24 van de schriftelijke dealerovereenkomst, is de rechtbank van oordeel dat partijen in dit geval een geldige forumkeuze voor de rechtbank Amsterdam hebben gemaakt, zoals bedoeld in artikel 25 lid 1, aanhef en sub a van de Brussel I bis-Verordening. Dit betekent dat de forumkeuze voor de rechtbank Amsterdam de exclusieve bevoegdheid voor die rechtbank schept en dus dat de rechtbank Overijssel onbevoegd is om van de zaak kennis te nemen. De rechtbank zal hierom de incidentele vordering van [Partij B] toewijzen en de zaak verwijzen naar de rechtbank Amsterdam.
De bepalingen van Burgerlijke Rechtsvordering, waarop [Partij A] zich beroept, derogeren aan artikel 25 van de Brussel I bis-Verordening en maken de beslissing dus niet anders.
3.19.
Voor de volledigheid merkt de rechtbank op dat de vrijwaringsregeling van artikel
8 lid 2 Brussel I bis-Verordening ook derogeert aan artikel 25 Brussel I bis-Verordening en reeds hierom evenmin tot een ander oordeel leidt.
3.20.
Ten slotte voert [Partij A] nog aan dat, indien de zaak wordt verwezen, de rechtbank Amsterdam deze zaak weer naar de rechtbank Overijssel, locatie Almelo zal verwijzen na een daartoe gedaan voegingsverzoek van haar zijde. [Partij A] stelt dat, in het kader van de proces efficiënte, geen werking zou moeten toekomen aan het forumkeuzebeding. De rechtbank gaat hier aan voorbij. Een eventuele beslissing tot voeging van de onderhavige zaak is aan de rechtbank te Amsterdam. Deze rechtbank kan daar niet op vooruit lopen.
Conclusie
3.21.
De conclusie luidt dat [Partij B] zich als partijen bij de overeenkomst met succes kunnen beroepen op het forumkeuzebeding uit de dealerovereenkomst. Op grond van dit beding is de rechtbank Amsterdam exclusief bevoegd. Dit betekent dat deze rechtbank onbevoegd is om van de zaak kennis te nemen. De zaak zal worden verwezen naar de rechtbank Amsterdam.
Proceskosten
3.22.
[Partij A] is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [Partij B] als volgt vastgesteld:
- salaris advocaat
3.413,00
(1 punt [3] × € 3.413,00)
Totaal
3.413,00

4.De beslissing

De rechtbank
in het incident
4.1.
verklaart zich onbevoegd om in de onderhavige zaak van de vorderingen van [Partij A] kennis te nemen,
4.2.
veroordeelt [Partij A] in de proceskosten van het incident, aan de zijde van [Partij B] tot aan dit vonnis begroot op € 3.413,-,
4.3.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de vrijwaringszaak
4.4.
verwijst deze zaak in de stand waarin deze zich thans bevindt naar de rechtbank Amsterdam, sector handel,
4.5.
wijst partijen erop dat voor voortzetting van de procedure vereist is dat één van partijen de andere partij bij exploot oproept tegen een nieuwe roldatum (artikel 74 lid 1 jo artikel 110 lid 2 Rv.).
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. A.M. van Diggele en in het openbaar uitgesproken op
19 juli 2023.

Voetnoten

1.zaaknummer C/08/281410 HA ZA 22-180
2.vgl. HvJ EU 8 maart 2018, ECLI:EU:C:2018:173, r.o. 24 en 25, en 28 juni 2017, ECLI:EU:C:2017:497, r.o. 34.
3.Incidentele conclusie.