4.3Het oordeel van de rechtbank
Vaststelling van de feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op zaterdag 28 januari 2023 om 01.23 uur kwam er een melding binnen bij de meldkamer van de politie dat op de Marsweg 5 in Zwolle bij Enexis twee personen op het terrein liepen. Op de camerabeelden van het Enexis terrein is te zien dat om 00:59 uur twee personen bij het terrein aankomen, dat één persoon onder een toegangshek door kruipt en dat de andere persoon om 01:13 uur ook onder het hek door kruipt.
Meerdere eenheden zijn ter plaatse gegaan en hebben tactische posities ingenomen in de nabije omgeving van het terrein van Enexis. Verbalisant [verbalisant 1] hoorde knipgeluiden vanaf het terrein komen en verbalisant [verbalisant 2] liep parallel aan de spoorlijn en de afrastering van het terrein van Enexis. Hij zag daar een groot gat in de afrastering en zag daarachter een zeer groot aantal kabelhaspels liggen.
Omstreeks 01.55 uur heeft verbalisant [verbalisant 3] bij de fietstunnel Weteringpad met het Marslandenpad positie ingenomen. Hij had vanaf die positie zicht op het terrein van Enexis en het naastgelegen spoor. Hij zag vanaf die positie dat vanaf een transformatorhuisje naast het spoor een aantal personen het spoor overstak en in de richting van de Faradaystraat liep.
Om 01:58 uur zagen ook verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] vijf à zes schimmen over het spoor lopen in de richting van de Faradaystraat. Verbalisant [verbalisant 3] zag dat deze personen aan de andere kant van het spoor knielend bij het hekwerk van het industrieterrein gingen zitten, vervolgens in colonne langs het hek in de richting van de Marsweg renden en dat zij kort daarna weer in colonne terug in de richting van verbalisant [verbalisant 3] renden.
Verbalisant [verbalisant 3] zag dat deze personen hierna allemaal over het hek van het bedrijventerrein aan de Faradaystraat 17 klommen, dat één van hen het hek van het naastgelegen bedrijfspand aan de Faradaystraat 13 overklom en dat deze persoon zich daar achter het pand verstopte. Om 02:00 uur werd deze persoon aangehouden. Dit betrof medeverdachte [medeverdachte 1] .
De overige personen werden achtervolgd door verbalisant [verbalisant 3] die achter deze personen aan over het hek van de Faradaystraat 17 klom. Hij zag dat een aantal personen over het hek van de Faradaystraat 17 klom en in de richting van de Faradaystraat 12 rende.
Verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] hadden daar met hun opvallende dienstvoertuig op de kruising van de Marconistraat met de Faradaystraat positie ingenomen. Zij zagen dat een groep van zeven personen over de Faradaystraat in hun richting liep, weer terug liep, en daarna opnieuw in hun richting liep. Deze personen renden vervolgens naar het hekwerk van de Faradaystraat 21 en klommen daar over het hek. Twee personen die nog bezig waren om over het hek te klimmen, zijn daarbij om 2:00 uur op de Faradaystraat 21 aangehouden. Dit betroffen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] .
Het industrieterrein waar de andere personen op waren gelopen, werd door de politie afgezet en er werd naar hen gezocht. Verbalisant [verbalisant 3] is naar het fietspad van het Weteringpad gelopen. Dit fietspad grenst aan de ene zijde aan het bedrijfsterrein van de Faradaystraat 12, waar een aantal gevluchte personen voor het laatst was gezien, en aan de andere zijde aan de bosschages langs de waterkant van het Almelose kanaal.
Verbalisant [verbalisant 3] trof daar in de bosschages twee personen liggend aan de waterkant aan. Zij deden alsof ze sliepen. Dit betroffen medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] . Zij zijn om 02:15 uur op het Weteringpad aangehouden en hadden vieze en kapot gescheurde kleding aan. Ook hadden zij verwondingen aan de binnenkant van hun handen. Medeverdachte [medeverdachte 4] had een scheur in zijn broek ter hoogte van de binnenzijde van zijn rechterbeen. Verbalisant [verbalisant 3] zag een oranje handschoen op ongeveer een meter afstand van hen liggen.
Om 02.30 uur is verbalisant Wittenaar vervolgens met zijn gecertificeerde diensthond op de plaats waar medeverdachten [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] zijn aangetroffen gaan zoeken. Iets verderop in de bosschages werd om 02.34 uur medeverdachte [medeverdachte 5] aangetroffen. Hij zat hurkend in de bosschages en hij is vervolgens ook aangehouden. Hierna zijn er geen andere personen meer in het afgezette gebied aangetroffen.
Omstreeks 02:30 uur stelden verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] een onderzoek in op het terrein van Enexis. Zij zagen dat in de omheining van het terrein twee grote gaten zaten, dat buiten het terrein zes vers geknipte rollen kabels lagen en dat op het terrein een zeer grote hoeveelheid vers geknipte rollen kabels lagen. Verder zagen zij in de directe omgeving van deze kabels een rood/gele kniptang liggen.
Omstreeks 03.38 uur troffen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 3] achter een transformatorhuisje dat langs het spoor lag, twee tassen aan met daarin meerdere werktuigen die geschikt waren om kabels te knippen. In de tassen zaten ook drie waterflessen. Daarnaast werd bij één van de hekwerken op de vluchtroute een handschoen aangetroffen.
Op de drie doppen van de waterflessen is DNA-materiaal van medeverdachte [medeverdachte 1] aangetroffen. Op één van de doppen is DNA-materiaal van medeverdachte [medeverdachte 5] aangetroffen. Op de handschoen is DNA-materiaal van verdachte aangetroffen.
Naar aanleiding van belastende verklaringen van medeverdachten is later medeverdachte
[medeverdachte 6] op 7 februari 2023 aangehouden.
De overwegingen van de rechtbank
De hiervoor geschetste feiten en omstandigheden acht de rechtbank in hoge mate redengevend voor het bewijs dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan. Dat zou anders kunnen komen te liggen indien verdachte een verifieerbare, die redengevendheid ontzenuwende verklaring aflegt, maar daarvan is geen sprake.
Verdachte heeft aanvankelijk ontkennende en vervolgens wisselende en vage verklaringen afgelegd, en uiteindelijk een verklaring afgelegd waaruit slechts een ondergeschikte rol van hem blijkt.
Zo bleef verdachte aanvankelijk bij zijn verhoor van voorgeleiding na aanhouding op 28 januari 2023 verklaren dat hij niets had gedaan.
Bij zijn eerste verhoor bij de politie op 28 januari 2023 heeft verdachte vervolgens onder meer verklaard dat er jongens naar hem en zijn vriend [alias] (medeverdachte [medeverdachte 2] ) toekwamen die hen vroegen of zij mee wilden gaan omdat zij plastic en koperen rollen hadden gezien, dat verdachte niet mee is gegaan, dat verdachte op een gegeven moment deze jongens hoorde schreeuwen: “ga maar rennen” en dat hij vervolgens achter hen aan is gerend en over het hek is gesprongen waarbij hij zijn broek kapot heeft gescheurd.
Bij zijn verhoor voorafgaand aan zijn inverzekeringstelling op 28 januari 2023 wilde verdachte geen verklaring afleggen en bij zijn tweede verhoor bij de politie op 30 januari 2023 heeft verdachte onder meer verklaard dat medeverdachte [medeverdachte 1] het over kabelrollen had en dat [medeverdachte 1] heeft gevraagd of verdachte en [medeverdachte 2] mee wilden, en dat [medeverdachte 1] verdachte had gebeld en gezegd dat verdachte moest komen om de broer van verdachte op te halen omdat deze broer onder invloed van drugs en alcohol was. Verder heeft verdachte in zijn tweede verhoor verklaard dat verdachte vervolgens samen met medeverdachte [medeverdachte 2] naar Zwolle is gegaan en dat hij ook medeverdachte [medeverdachte 6] heeft opgehaald in Rotterdam.
Bij zijn verhoor voorafgaand aan de bewaring op 3 februari 2023 heeft verdachte verklaard dat de door hem bij de politie afgelegde verklaring klopt.
Bij zijn verhoor voorafgaand aan de gevangenhouding op 15 februari 2023 heeft verdachte uiteindelijk het volgende verklaard: “(…)
Het klopt dat ik betrokken ben geweest bij de poging tot diefstal. Ik kende maar een paar van die jongens. (…) Ik ken [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] ..(…) In het begin wist ik niet dat er werd ingebroken. Ik bleef op het spoor staan. Ik ben niet naar binnen gegaan. Ik ben meegegaan omdat ze een auto nodig hadden. Ik was de enige die in het bezit was van een rijbewijs. (...) De jongens waren daar al en namen contact met mij op met de vraag of ik naar hen heen wilde komen. Toen de jongens wegrenden, kwam ik er achter wat er gebeurd was. Ik stond samen met medeverdachte [medeverdachte 2] op het spoor. Wij waren aan het wachten tot de rest klaar was.(...)”.
Anders dan de verdachte de rechtbank heeft willen doen geloven, acht de rechtbank de vermeende ondergeschikte rol, mede in het licht van zijn eerdere wisselende verklaringen, niet geloofwaardig. Het door verdachte geschetste scenario kan bovendien niet verklaren waarom er DNA materiaal van verdachte op de handschoen is aangetroffen, die bij één van de hekwerken op de vluchtroute werd gevonden. Het dragen van handschoenen duidt erop dat verdachte zelf uitvoeringshandelingen heeft verricht. De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van het uitgevoerde DNA onderzoek. De omstandigheid dat de raadsman erop heeft gewezen dat er ook een gering aantal, zwak aanwezige, additionele DNA-kenmerken is aangetoond, doet aan de bewijskracht ten aanzien van verdachte niets af.
Gelet op de zeer korte tijdspanne tussen het moment waarop de verbalisanten een aantal personen vanaf het transformatorhuisje bij de plaats delict over het spoor zagen lopen en het moment waarop verdachte is aangehouden, en de zeer verdachte omstandigheden waaronder verdachte is aangehouden en het feit dat hij geen geloofwaardige verklaring heeft afgelegd voor die omstandigheden, alsmede dat DNA-materiaal van verdachte op een handschoen is aangetroffen, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat verdachte de poging tot diefstal samen met zijn medeverdachten heeft gepleegd.
Hoewel uit het dossier weliswaar niet kan worden afgeleid welke verdachte precies welke rol bij de inbraak heeft gespeeld, stelt de rechtbank vast dat sprake is geweest van medeplegen. Een gezamenlijke uitvoering tijdens het feit, waarvan gezien het voorgaande sprake is, levert voldoende aanwijzingen voor een wezenlijke bijdrage en derhalve voor medeplegen op. Het is aan de verdachte om het tegendeel aannemelijk te maken en dat heeft verdachte niet gedaan.
De rechtbank is daarom van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.