Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
[verzoeker] ,
[verweerder]
,
Rechtbank Overijssel
Op 13 april 2023 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, uitspraak gedaan in een zaak waarin [verzoeker] een verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling heeft ingediend. Tevens verzocht [verzoeker] om een voorlopige voorziening op grond van artikel 287 lid 4 van de Faillissementswet, met als doel het opschorten van een door [verweerder] gelegd derdenbeslag onder de Stichting Pensioenfonds ING. Dit beslag was gelegd naar aanleiding van een vonnis van 21 december 2022, waarin [verzoeker] was veroordeeld tot betaling van achterstallige pensioenuitkeringen aan [betrokkene]. De rechtbank heeft het verzoek tot voorlopige voorziening afgewezen, omdat zij van oordeel is dat het niet aannemelijk is dat het verzoek tot schuldsanering zal worden toegewezen. De rechtbank overweegt dat er slechts sprake is van één schuld, die in het eerdergenoemde vonnis is vastgesteld, en dat [verzoeker] niet heeft aangetoond dat hij recht heeft op de gevraagde aanpassing van de beslagvrije voet. De rechtbank concludeert dat de weg van een procedure tot aanpassing van de beslagvrije voet bij de voorzieningenrechter van het team Kanton en Handel gevolgd dient te worden, in plaats van het indienen van een verzoek tot voorlopige voorziening. De rechtbank wijst het verzoek af en benadrukt dat tegen deze beschikking alleen hoger beroep kan worden ingesteld door tussenkomst van een advocaat.