ECLI:NL:RBOVE:2023:2957

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
8 mei 2023
Publicatiedatum
27 juli 2023
Zaaknummer
FT RK 295999 FT RK 23.240
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in faillissementszaak met betrekking tot loonbeslag

Op 8 mei 2023 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, uitspraak gedaan in een zaak waarin [verzoekster] een verzoek tot voorlopige voorziening heeft ingediend op grond van artikel 287 lid 4 van de Faillissementswet. Dit verzoek was gericht op het schorsen van een beslag op haar loon door de besloten vennootschap Bos Incasso B.V., die als rechtsopvolger van Ziggo B.V. optreedt. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een minnelijk traject is gestart, maar dat dit nog niet is afgerond. De rechtbank concludeert dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet kan worden toegewezen, omdat artikel 287 lid 4 Faillissementswet alleen van toepassing is als het minnelijk traject reeds is beproefd en niet is geslaagd. Aangezien het minnelijk traject nog in de beginfase verkeert, is de weg van artikel 287 lid 4 Faillissementswet nog niet open.

Daarnaast overweegt de rechtbank dat een moratorium op grond van artikel 287b Faillissementswet ook niet mogelijk is, omdat er geen sprake is van een bedreigende situatie zoals gedwongen woningontruiming of beëindiging van essentiële leveringen. De rechtbank wijst het verzoek af en benadrukt dat de beschikking op 8 mei 2023 is gegeven door mr. M.M. Verhoeven, in tegenwoordigheid van de griffier. Tegen deze beschikking kan alleen door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Toezicht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: FT RK 295999 FT RK 23.240
Datum beschikking: 8 mei 2023
beschikking van de rechtbank Overijssel, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, op het verzoek van:

[verzoekster],

wonende te [woonplaats],
verzoekster,
verder ook te noemen: [verzoekster],
gemachtigde: Brezs te Zuidlaren,
tegen
de besloten vennootschap Bos Incasso B.V. (als rechtsopvolger van de besloten vennootschap Ziggo B.V.)
gevestigd te Groningen,
verweerster.
Ten aanzien van de goederen van [verzoekster] is een onderbewindstelling uitgesproken met benoeming van [naam] (h.o.d.n. [bewindvoerder]) te [vestigingsplaats] tot (beschermings)bewindvoerder.

Het procesverloop

[verzoekster] heeft bij verzoekschrift ontvangen ter griffie op 2 mei 2023 verzocht de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling (verzoek schuldsanering) uit te spreken. Tegelijkertijd heeft [verzoekster] een verzoekschrift tot het treffen van een voorlopige voorziening ex artikel 287 lid 4 Faillissementswet ingediend. [verzoekster] heeft verzocht om voor een termijn van 6 maanden, verweerster te gebieden het beslag op het loon van [verzoekster] op te schorten.
Uit hoofde van een vonnis d.d. 8 september 2015 van het Team kanton en handelsrecht van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Enschede, heeft verweerster bij exploit van
4 april 2023 derdenbeslag gelegd onder Unique Diensten B.V. op het loon van [verzoekster] die werknemer is van Unique Diensten B.V.
De rechtbank zal heden een beslissing nemen op het verzoek ex artikel 287 lid 4 Faillissementswet op basis van de aangeleverde stukken zonder partijen te horen.

De beoordeling van het verzoek en de motivering van de beslissing

De feiten
[verzoekster] is in maart 2023 door haar beschermingsbewindvoerder verwezen naar Bresz om tot een oplossing voor haar schuldenproblematiek te komen. De schuldeninventarisatie is nog niet afgerond. De totale schuldenlast wordt geschat op bijna € 64.000,--. Naar verwachting zal er eind mei 2023 een voorstel aan de schuldeisers kunnen worden gedaan. Volgens Bresz
is de voorlopige voorziening noodzakelijk omdat door het loonbeslag een poging om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen, wordt doorkruist en er een significant risico is op het ontstaan van nieuwe schulden.
De overwegingen van de rechtbank
De rechtbank zal het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening (ex artikel 287 lid 4 Faillissementswet) afwijzen en overweegt daartoe als volgt. De rechtbank overweegt dat een voorlopige voorziening op grond van artikel 287 lid 4 Faillissementswet tot doel heeft het geven van een spoedeisende beslissing voor de situatie dat het minnelijk traject reeds is beproefd maar niet is geslaagd en er nog moet worden besloten op het verzoek schuldsanering. De rechtbank concludeert dat het minnelijk traject recent is gestart en er op z’n vroegst eind mei 2023 een aanbod aan schuldeisers kan worden gedaan. Dat heeft naar het oordeel van de rechtbank tot gevolg dat de weg van artikel 287 lid 4 Faillissementswet (nog) niet openstaat.
Ten overvloede overweegt de rechtbank dat op grond van artikel 287b Faillissementswet om het treffen van een voorlopige voorziening (moratorium) kan verzocht voor de periode van het minnelijk traject, maar dat een moratorium slechts kan worden toegewezen als er sprake is van een bedreigende situatie in de zin van een gedwongen woningontruiming, beëindiging van de levering van gas, elektra of water, of opzegging dan wel ontbinding van de zorgverzekering. Ook de weg van artikel 287b Faillissementswet staat in dit geval dus niet open.

De beslissing

De rechtbank:
- Wijst het verzoek ex artikel 287 lid 4 Faillissementswet af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.M. Verhoeven op 8 mei 2023 in tegenwoordigheid van de griffier [1] .

Voetnoten

1.