ECLI:NL:RBOVE:2023:2918

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
25 juli 2023
Publicatiedatum
25 juli 2023
Zaaknummer
08.034551.22
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling wederrechtelijk verkregen voordeel in ontnemingsvordering

Op 25 juli 2023 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, een vonnis uitgesproken in een ontnemingszaak. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie behandeld, waarbij het wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde werd vastgesteld op € 23.310,-. De veroordeelde, geboren in 1995, was eerder veroordeeld voor het verwerven en doorgeven van niet-openbare gegevens. De vordering werd behandeld op een openbare zitting op 13 juni 2023, waar de veroordeelde bijgestaan werd door zijn raadsvrouw, mr. N.A.L.N. Weusthof. De officier van justitie, mr. M. ten Velde, handhaafde haar vordering, terwijl de raadsvrouw de afwijzing van de vordering bepleitte op basis van onjuistheden in de berekening en de periode van de feiten.

De rechtbank heeft de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel beoordeeld op basis van bewijsmiddelen en rapporten. De periode waarover het voordeel werd berekend, liep van 1 september 2019 tot en met 14 februari 2022. De rechtbank concludeerde dat de veroordeelde 259 toetsen had gekocht en doorverkocht, met een netto opbrengst van € 90,- per toets. Dit leidde tot de vaststelling van het totale wederrechtelijk verkregen voordeel op € 23.310,-.

De rechtbank legde de veroordeelde de verplichting op tot betaling van dit bedrag aan de Staat. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. Het vonnis werd uitgesproken door de meervoudige kamer voor strafzaken, met de voorzitter en twee rechters, en is openbaar gemaakt op dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.034551.22
Datum vonnis: 25 juli 2023
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende op de vordering op grond van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (Sr) van de officier van justitie ten aanzien van de veroordeelde:
[veroordeelde] ,
geboren op [geboortedatum] 1995 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres]
.

1.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie vordert dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e Sr wordt geschat en de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel tot een bedrag van € 23.310,--.

2.De procedure

De vordering is behandeld op de openbare terechtzitting van 13 juni 2023.
De veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. N.A.L.N. Weusthof, advocaat in Enschede, is op die terechtzitting verschenen en op de vordering gehoord.
Op de terechtzitting heeft de officier van justitie mr. M. ten Velde haar vordering gehandhaafd.
De raadsvrouw heeft primair gesteld dat de vordering moet worden afgewezen. Samengevat weergegeven heeft zij daartoe aangevoerd dat de berekening van het bedrag onjuist is en dat de periode waarover berekend is, vele malen langer is dan de ten laste gelegde periode. Ook is niet gekeken naar het aantal daadwerkelijk betaalde toetsen dat volgens de raadsvrouw minder is dan 130. Subsidiair heeft de raadsvrouw gesteld dat de vordering moet worden gematigd.

3.De beoordeling van de vordering

3.1
Veroordeling
De veroordeelde is bij vonnis van deze rechtbank van 4 juli 2023 veroordeeld voor de strafbare feiten:
Het verwerven of voorhanden hebben van niet-openbare gegevens, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van deze gegevens wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze door misdrijf zijn verkregen,
en:
het ter beschikking stellen van niet-openbare gegevens aan een ander, het bekend maken van niet openbare gegevens aan een ander, het uit winstbejag voorhanden hebben en het gebruiken van niet openbare gegevens, terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat het door misdrijf verkregen gegevens betreft.
3.2
De beoordeling van de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De rechtbank acht het op basis van de voor de bewezenverklaring in de strafzaak gebruikte bewijsmiddelen [1] en het in deze zaak opgemaakte rapport wederrechtelijk verkregen voordeel van 25 juli 2022 [2] aannemelijk dat veroordeelde door het plegen van voornoemde strafbare feiten financieel voordeel heeft verkregen.
Voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel gaat de rechtbank uit van de bewezen verklaarde periode van 1 september 2019 tot en met 14 februari 2022. In die periode heeft veroordeelde toetsen gekocht bij medeveroordeelde [medeveroordeelde] en deze doorverkocht aan derden.
Aantal toetsen
Voor het vaststellen van het aantal gekochte en doorverkochte toetsen neemt de rechtbank de berekening van het Openbaar Ministerie in samenhang met het aanvullend proces-verbaal van bevindingen van 24 april 2023 [3] als uitgangspunt.
Op grond hiervan acht de rechtbank aannemelijk dat veroordeelde 259 toetsen heeft (door)verkocht. Nu veroordeelde noch bij de politie noch ter zitting een verklaring heeft gegeven, kan de rechtbank daarmee geen rekening houden bij het vast te stellen aantal.
Het totaal aantal verkochte toetsen stelt de rechtbank daarmee vast op 259 stuks.
In- en verkoopprijs
Voor de vaststelling van de in- en verkoopprijs neemt de rechtbank eveneens de berekening van het Openbaar Ministerie als uitgangspunt. De rechtbank stelt de inkoopprijs per toets vast op een bedrag van € 30,-- en de verkoopprijs op een bedrag van € 120,-- per toets. Hoewel er aanwijzingen zijn dat veroordeelde ingekochte toetsen meermalen heeft verkocht zal de rechtbank in het voordeel van veroordeelde bij alle verkochte toetsen inkoopkosten berekenen. De netto opbrengst bedraagt daarom per toets een bedrag van € 90,--.
Het wederrechtelijk verkregen voordeel
Uit het voorgaande volgt:
aantal toetsen 259 x netto opbrengst € 90,-- € 23.310,--
========
Totaal wederrechtelijk verkregen voordeel € 23.310,--.
De rechtbank stelt op grond van wettige bewijsmiddelen de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel vast op € 23.310,--.
3.3
De vaststelling van de betalingsverplichting
De rechtbank is van oordeel dat aan veroordeelde de verplichting moet worden opgelegd tot betaling aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van € 23.310,--.

4.De wettelijke voorschriften

De oplegging van de maatregel is gegrond op artikel 36e Sr.

5.De beslissing

De rechtbank:
  • stelt het bedrag waarop het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op € 23.310,--;
  • legt veroordeelde de verplichting op tot betaling van € 23.310,-- aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel;
  • bepaalt de duur van de gijzeling die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd op 466 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. M.A.H. Heijink en
mr. M.O. Frentrop, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.J. van der Leest, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 25 juli 2023.
Mrs. Jordaans en Heijink zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer ON2R022006/onderzoek Furud22 van 29 juli 2022. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per delict van [naam] van 25 juli 2022 (pag. 520 – 532).
3.Het proces-verbaal van bevindingen van A. van den Hoek van 24 april 2023 (pag. 1012).