ECLI:NL:RBOVE:2023:2916

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
25 juli 2023
Publicatiedatum
25 juli 2023
Zaaknummer
08.100190.22
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake ontnemingsvordering en vaststelling wederrechtelijk verkregen voordeel

Op 25 juli 2023 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, een vonnis uitgesproken in een ontnemingszaak. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie behandeld, waarbij het wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde werd vastgesteld op € 1.440,-. De veroordeelde, geboren in 1994 in Marokko en woonachtig in Duitsland, was eerder veroordeeld voor het verwerven en voorhanden hebben van niet-openbare gegevens, en het ter beschikking stellen van deze gegevens aan derden. De vordering van de officier van justitie was gericht op het vaststellen van het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel, dat door de veroordeelde zou zijn behaald door de verkoop van toetsen. Tijdens de openbare terechtzitting op 13 juni 2023 heeft de raadsvrouw van de veroordeelde betoogd dat het voordeel lager zou zijn dan door de officier van justitie werd gevorderd, en dat er uitgegaan moest worden van 48 verkochte toetsen met een netto opbrengst van € 30,- per toets, wat resulteert in een totaal van € 1.440,-. De rechtbank heeft de berekening van de raadsvrouw gevolgd en vastgesteld dat de veroordeelde inderdaad 48 toetsen had verkocht, en dat het wederrechtelijk verkregen voordeel op basis van de bewijsmiddelen aannemelijk was. De rechtbank heeft vervolgens de verplichting opgelegd aan de veroordeelde om dit bedrag aan de Staat te betalen. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, en de rechtbank heeft ook de duur van de gijzeling bepaald op maximaal 28 dagen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.100190.22
Datum vonnis: 25 juli 2023
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende op de vordering op grond van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (Sr) van de officier van justitie ten aanzien van de veroordeelde:
[veroordeelde] ,
geboren op [geboortedatum] 1994 in [geboorteplaats] (Marokko),
wonende aan [adres]
(Duitsland).

1.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie vordert dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e Sr wordt geschat en de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel tot een bedrag van € 3.600,--.

2.De procedure

De vordering is behandeld op de openbare terechtzitting van 13 juni 2023.
De veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. P.W.E. Hoezen, advocaat in Winterswijk, is op die terechtzitting verschenen en op de vordering gehoord.
Op de terechtzitting heeft de officier van justitie mr. M. ten Velde haar vordering gehandhaafd.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel uitgegaan moet worden van 48 verkochte toetsen. Uitgaande van een bedrag van € 30,-- per toets aan netto opbrengst resulteert dit in een bedrag van € 1.440,-- aan verkregen voordeel.

3.De beoordeling van de vordering

3.1
Veroordeling
De veroordeelde is bij vonnis van deze rechtbank van 4 juli 2023 veroordeeld voor de strafbare feiten:
Het verwerven of voorhanden hebben van niet-openbare gegevens, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van deze gegevens wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze door misdrijf zijn verkregen,
en
het ter beschikking stellen van niet-openbare gegevens aan een ander, het bekend maken van niet openbare gegevens aan een ander, het uit winstbejag voorhanden hebben en het gebruiken van niet openbare gegevens, terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat het door misdrijf verkregen gegevens betreft.
3.2
De beoordeling van de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De rechtbank acht het op basis van de voor de bewezenverklaring in de strafzaak gebruikte bewijsmiddelen [1] en het in deze zaak opgemaakte rapport wederrechtelijk verkregen voordeel van 25 juli 2022 [2] aannemelijk dat de veroordeelde door het plegen van voornoemde strafbare feiten financieel voordeel heeft verkregen.
Voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel gaat de rechtbank uit van de bewezen verklaarde periode van 1 maart 2021 tot en met 14 februari 2022. In die periode heeft de veroordeelde toetsen doorverkocht aan derden.
Aantal verkochte toetsen
De rechtbank stelt het aantal door veroordeelde verkochte toetsen vast op 48 stuks. De rechtbank gaat daarbij uit van de verklaring van en berekening namens veroordeelde, omdat aannemelijk is dat medeveroordeelde [medeveroordeelde 1] uitsluitend toetsen aan veroordeelde leverde en dat [medeveroordeelde 1] op zijn beurt 48 toetsen van medeveroordeelde [medeveroordeelde 2] geleverd heeft gekregen. [3]
In- en verkoopprijs
Voor de vaststelling van de in- en verkoopprijs neemt de rechtbank de berekening van het Openbaar Ministerie als uitgangspunt. De rechtbank stelt de inkoopprijs per toets vast op een bedrag van € 120,-- en de verkoopprijs per toets op een bedrag van € 150,-- per toets.
De netto opbrengst bedraagt daarmee per toets een bedrag van € 30,--.
Het wederrechtelijk verkregen voordeel
Uit het voorgaande volgt:
aantal toetsen 48 x netto opbrengst € 30,-- € 1.440,--
=======
Totaal wederrechtelijk verkregen voordeel € 1.440,--.
De rechtbank stelt op grond van wettige bewijsmiddelen de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel vast op € 1.440,--.
3.3
De vaststelling van de betalingsverplichting
De rechtbank is van oordeel dat aan veroordeelde de verplichting moet worden opgelegd tot betaling aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van € 1.440,--.

4.De wettelijke voorschriften

De oplegging van de maatregel is gegrond op artikel 36e Sr.

5.De beslissing

De rechtbank:
  • stelt het bedrag waarop het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op € 1.440,--;
  • legt veroordeelde de verplichting op tot betaling van € 1.440,-- aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel;
  • bepaalt de duur van de gijzeling die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd op 28 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. M.A.H. Heijink en
mr. M.O. Frentrop, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.J. van der Leest, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 25 juli 2023.
Mrs. Jordaans en Heijink zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer ON2R022006/onderzoek Furud22 van 29 juli 2022. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per delict van [naam] van 25 juli 2022 (pag. 520 – 532).
3.Bijlage, pag. 385.