ECLI:NL:RBOVE:2023:2912

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
25 juli 2023
Publicatiedatum
25 juli 2023
Zaaknummer
08/311597-22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontuchtige handelingen met een dier

Op 25 juli 2023 heeft de Rechtbank Overijssel in Zwolle uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een pony. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het plegen van ontuchtige handelingen met een dier op 17 oktober 2022 in Raalte. De verdachte heeft bekend dat hij met olie de vagina van de pony heeft ingesmeerd en zijn vingers in de vagina heeft gestoken terwijl hij masturbeerde. De rechtbank heeft vastgesteld dat het feit wettig en overtuigend bewezen is, mede op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en het proces-verbaal van aangifte.

De officier van justitie had een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden geëist, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet in verhouding stond tot de ernst van het feit. De rechtbank heeft rekening gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, die complexe psychiatrische problematiek vertoont, waaronder ADHD en een stoornis in middelengebruik. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de verdachte te veroordelen tot een taakstraf van 80 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis van 40 dagen indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. De rechtbank heeft benadrukt dat de beslissing is gebaseerd op de tenlastelegging die uitsluitend betrekking had op ontucht met een dier, en dat de ernst van het feit niet rechtvaardigt dat er een zwaardere straf wordt opgelegd.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, en de zaak is behandeld op een openbare terechtzitting. De rechtbank heeft de beslissing op 25 juli 2023 openbaar uitgesproken, waarbij ook de relevante wettelijke voorschriften zijn toegepast.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/311597-22 (P)
Datum vonnis: 25 juli 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1993 in [geboorteplaats],
wonende aan de [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 11 juli 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. G.C. Pol en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. M.R.M. Schaap, advocaat in Groningen, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 17 oktober 2022 in Raalte ontucht heeft gepleegd met een pony/paard.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 17 oktober 2022 te Raalte,
ontuchtige handelingen heeft gepleegd met een dier,
te weten door zijn vingers in de vagina van een pony/paard te brengen en/of de vulva van voornoemde pony/paard te betasten.
4. De bewijsmotivering [1]
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen bewijsverweer gevoerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank kan het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen worden. Nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, zal de rechtbank – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) – volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen:
  • het proces-verbaal van aangifte van [aangever] van 17 oktober 2022, pagina’s 5 en 6, en
  • de bekennende verklaring van verdachte, zoals opgenomen in het proces-verbaal van de terechtzitting van 11 juli 2023.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 17 oktober 2022 te Raalte,
ontuchtige handelingen heeft gepleegd met een dier,
te weten door zijn vingers in de vagina van een pony te brengen en de vulva van voornoemde pon te betasten.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 254 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
het misdrijf:
met een dier ontuchtige handelingen plegen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte moet worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, met een proeftijd van vijf jaren. Hieraan moeten volgens de officier van justitie de voorwaarden worden gekoppeld zoals die in het reclasseringsadvies van 20 juni 2023 staan, te weten: meldplicht, ambulante behandeling door Transfore en meewerken aan middelencontrole.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft naar voren gebracht dat zij navraag heeft gedaan bij Transfore over de invulling van voornoemde ambulante behandeling. Het blijkt om een zedenbehandeling van drie dagen per week te gaan. De duur van deze behandeling is naar verwachting één tot twee jaren. Volgens de raadsvrouw staat een dergelijke langdurige en intensieve behandeling niet in verhouding tot de ernst van het bewezenverklaarde feit. Daar komt bij dat verdachte meent dat hij geen probleem heeft op zedengebied. Hij is ervan overtuigd dat het grootste probleem zijn drugs- en alcoholverslaving is. Tijdens de zitting heeft verdachte hierover verklaard dat hij zichzelf niet in de hand heeft als hij drugs gebruikt en tot alles in staat is, waaronder agressief gedrag. Hij wil voor die verslaving worden behandeld. Gelet hierop heeft de raadsvrouw voorgesteld om verdachte een voorwaardelijke straf op te leggen met hieraan als bijzondere voorwaarde gekoppeld een behandeling bij Verslavingszorg Noord Nederland.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich op 17 oktober 2022 schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met een pony. De eigenaar van de pony zag midden in de nacht een man over het hek van zijn weiland met pony’s klimmen. Hij heeft de politie gebeld en die trof verdachte aan. Verdachte heeft verklaard dat hij met olie de vagina van de pony heeft ingesmeerd om vaginale seks met die pony te hebben. Toen dat niet lukte heeft hij zijn vingers in de vagina gestoken, terwijl hij masturbeerde. Met zijn handelen heeft verdachte de fysieke integriteit van de betreffende pony aangetast en voor onrust en verontwaardiging gezorgd, in het bijzonder bij de eigenaar van de pony.
Tijdens de zitting heeft verdachte verklaard dat hij in de periode van het voorval slecht in zijn vel zat, veel stress had en omging met de verkeerde personen. Hij had die bewuste avond erg veel gedronken en ook drugs (cannabis) gebruikt. Hij verkeerde in een roes en is in de auto naar de pony’s gereden. Hij schaamt zich naar eigen zeggen enorm voor wat daar is gebeurd.
De bijzonderheid van het feit in combinatie met bepaalde uitlatingen die verdachte vervolgens bij de politie over seks met minderjarige meisjes heeft gedaan, vormden aanleiding om onderzoek te laten verrichten naar de persoon van verdachte. De bevindingen van dat onderzoek zijn beschreven in het Pro Justitia rapport van 2 juni 2023, opgemaakt door D.R. van der Velden, GZ-psycholoog. Uit dit rapport komt naar voren dat bij verdachte sprake is van complexe psychiatrische problematiek. Hij heeft een mengbeeld van hechtingsproblematiek, een aandachtsdeficiëntie-/hyperactiviteitsstoornis (ADHD) en een autismespectrumstoornis (ASS) met bijkomend een stoornis in middelengebruik (cannabis, alcohol, slaapmedicatie), een depressieve stoornis en een parafiele stoornis. Dit was ook zo ten tijde van het plegen van het feit en de onderzoeker adviseert daarom om verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank neemt deze conclusie over en rekent het bewezenverklaarde feit verdachte dan ook in verminderde mate toe.
In het rapport staat verder dat verdachte beseft dat zijn delictgedrag strafbaar is, maar dat het voor hem een manier was om het uitleven van heftig seksueel agressieve dwanggedachten te voorkomen. Anders gezegd: hij probeerde erger te voorkomen. Volgens de onderzoeker heeft verdachte nauwelijks grip op de dwanggedachten en is het recidiverisico op vergelijkbaar seksueel delictgedrag matig tot hoog. De onderzoeker adviseert om verdachte een ambulante forensische driedaagse zedenbehandeling op te leggen. Daarbij is reclasseringstoezicht wenselijk, aldus de onderzoeker.
De reclassering schaart zich acht dit advies en raadt in haar rapport van 20 juni 2023 aan om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden: meldplicht, ambulante behandeling door Transfore en meewerken aan middelencontrole.
De rechtbank heeft sterk de indruk dat voornoemde adviezen zijn ingegeven door de zorg dat verdachte zich in de toekomst mogelijk schuldig zal maken aan ernstig seksueel grensoverschrijdend gedrag. De rechtbank is bij de straftoemeting echter gebonden aan de tenlastelegging, die uitsluitend ontucht met een dier betreft. Naar het oordeel van de rechtbank is het plegen van ontuchtige handelingen met een dier, zoals ten laste is gelegd, weliswaar verwerpelijk, maar niet zo ernstig dat zij het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf, met daaraan als bijzondere voorwaarde een langdurige en intensieve behandeling gekoppeld, rechtvaardigt.
De rechtbank is van oordeel dat aan verdachte een taakstraf moet worden opgelegd. Bij het bepalen van de hoogte hiervan heeft de rechtbank rekening gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte. Ook heeft zij acht geslagen op de justitiële documentatie van verdachte. Hieruit blijkt dat hij niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld, maar wel dat hij eerder met politie en justitie in aanraking is geweest. Zo is hem op 18 juni 2019 bij strafbeschikking een geldboete van € 140,00 opgelegd wegens overtreding van artikel 4:8 van de Algemene Plaatselijke Verordening. Tijdens de zitting heeft verdachte verklaard dat hij zich schuldig had gemaakt aan wildplassen.
Het voorgaande brengt de rechtbank tot het oordeel dat de oplegging van een taakstraf van 80 uren, te vervangen door 40 dagen hechtenis, als deze niet naar behoren wordt verricht, passend en geboden is.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 22c en 22d Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
met een dier ontuchtige handelingen plegen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
80 (tachtig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
40 (veertig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.W. van Tol, voorzitter, mr. A. van Holten en mr. M.J.A.L. Beljaars, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.R. Mulder, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 25 juli 2023.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met registratienummer PL0600-2022480328. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.