Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het onderzoek op de terechtzitting
2.De tenlastelegging
met 24 januari 2021 in Nijmegen en/of Apeldoorn, in elk geval in Nederland,
opzettelijk (in totaal 52) bij de belastingwet voorziene aangiften, als bedoeld in de
Algemene wet inzake rijksbelastingen, in elk geval een of meerdere (digitale)
aangiften voor de omzetbelasting ten name van (de eenmanszaak [bedrijf]
[bedrijf] van) [verdachte] over:
a. de maanden januari 2013 tot en met juni 2015 [DOC-006]; en/of
b. het derde kwartaal 2015 tot en met het vierde kwartaal 2020 [DOC-006];
onjuist en/of onvolledig heeft gedaan en/of heeft doen/laten doen,
door in die aangiften een onjuist bedrag aan verschuldigde omzetbelasting op te
geven en/of te doen/laten opgeven,
terwijl dat feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven.
3.De voorvragen
4.De bewijsmotivering
a. de maanden januari 2013 tot en met juni 2015; en
b. het derde kwartaal 2015 tot en met het vierde kwartaal 2020;
onjuist heeft gedaan, door in die aangiften een onjuist bedrag aan verschuldigde omzetbelasting op te geven, terwijl dat feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven.
5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
6.De strafbaarheid van verdachte
7.De op te leggen straf of maatregel
8.De toegepaste wettelijke voorschriften
9.De beslissing
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
algemene voorwaardedat de verdachte:
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren;
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen.