ECLI:NL:RBOVE:2023:2885

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 juli 2023
Publicatiedatum
24 juli 2023
Zaaknummer
84.023907.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belastingfraude met onjuiste aangiften omzetbelasting

Op 20 juli 2023 heeft de Rechtbank Overijssel een 54-jarige man veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 3 jaren voor belastingfraude. De verdachte had in de periode van 1 januari 2013 tot en met 24 januari 2021 opzettelijk onjuiste aangiften omzetbelasting ingediend, wat resulteerde in een benadelingsbedrag van € 178.584,--. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, die als advocaat met een eigen kantoor werkte, een grote mate van integriteit en zorgvuldigheid had moeten tonen. Tijdens de zittingen op 5 en 20 juli 2023 heeft de rechtbank kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M. Lambregts, en de verdediging van de verdachte. De rechtbank achtte de tenlastelegging bewezen op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en andere bewijsmiddelen. De verdachte heeft verklaard de schuld aan de Belastingdienst te willen terugbetalen, wat door de rechtbank in zijn voordeel werd meegewogen. De rechtbank legde de straf op met inachtneming van de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd en de persoon van de verdachte, die nooit eerder met politie of justitie in aanraking is geweest. De rechtbank benadrukte het belang van correcte belastingaangiften voor de belastingmoraal en de werking van het belastingheffingssysteem.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 84.023907.23 (P)
Datum vonnis: 20 juli 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1968 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van
5 en 20 juli 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Lambregts en van wat door verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte in de periode van 1 januari 2013 tot en met 24 januari 2021 opzettelijk onjuiste aangiften omzetbelasting heeft ingediend.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en
met 24 januari 2021 in Nijmegen en/of Apeldoorn, in elk geval in Nederland,
opzettelijk (in totaal 52) bij de belastingwet voorziene aangiften, als bedoeld in de
Algemene wet inzake rijksbelastingen, in elk geval een of meerdere (digitale)
aangiften voor de omzetbelasting ten name van (de eenmanszaak [bedrijf]
[bedrijf] van) [verdachte] over:
a. de maanden januari 2013 tot en met juni 2015 [DOC-006]; en/of
b. het derde kwartaal 2015 tot en met het vierde kwartaal 2020 [DOC-006];
onjuist en/of onvolledig heeft gedaan en/of heeft doen/laten doen,
door in die aangiften een onjuist bedrag aan verschuldigde omzetbelasting op te
geven en/of te doen/laten opgeven,
terwijl dat feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht, overeenkomstig het standpunt van de officier van justitie, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de in de tenlastelegging bedoelde aangiften omzetbelasting opzettelijk onjuist heeft ingediend.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen: [1]
1. het proces-verbaal van de terechtzitting van 5 juli 2023, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
2. een schriftelijk bescheid, te weten de bevindingen van de Orde van Advocaten naar aanleiding van het onderzoek naar mr. [verdachte] , DOC-001, pagina’s 83 tot en met 92;
3. een schriftelijk bescheid, te weten een ambtsedige verklaring omzetbelasting met bijlagen, DOC-006, pagina’s 225 tot en met 311.
4.2
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de hiervoor opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 24 februari 2013 tot en met 24 januari 2021 in Nederland, opzettelijk (in totaal 52) bij de belastingwet voorziene aangiften, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (digitale) aangiften voor de omzetbelasting ten name van (de eenmanszaak [bedrijf] van) [verdachte] over:
a. de maanden januari 2013 tot en met juni 2015; en
b. het derde kwartaal 2015 tot en met het vierde kwartaal 2020;
onjuist heeft gedaan, door in die aangiften een onjuist bedrag aan verschuldigde omzetbelasting op te geven, terwijl dat feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van drie jaren.
7.2
Het standpunt van de verdachte
Verdachte heeft gesteld dat als hij een gevangenisstraf krijgt opgelegd, dit tot gevolg heeft dat hij zijn werk en woning zal verliezen. In reactie op de eis van de officier van justitie heeft verdachte gesteld dat hij de intentie heeft om de gehele schuld aan de Belastingdienst terug te betalen, waaronder het deel waarvoor de Belastingdienst geen naheffingsaanslagen meer kan opleggen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan fraude met omzetbelasting. Hij heeft voor zijn eenmanszaak, [bedrijf] , gedurende acht jaren in totaal 52 onjuiste aangiften omzetbelasting ingediend. Als gevolg hiervan heeft zijn advocatenkantoor te weinig omzetbelasting afgedragen aan de Belastingdienst. De rechtbank begroot dit nadeel conform de berekening van de FIOD op een bedrag van € 178.584,--. De Belastingdienst moet erop kunnen vertrouwen dat ingediende belastingaangiften correct zijn ingevuld. Belastingfraude is namelijk concurrentievervalsend en tast de belastingmoraal aan. Daarbij is het voor een goede werking van het systeem voor de heffing van omzetbelasting essentieel dat uitgegaan kan worden van de betrouwbaarheid, juistheid en volledigheid van de aangiften. Door aangiften te doen die niet stroken met de werkelijkheid heeft verdachte het systeem van de heffing van omzetbelasting ondergraven. De rechtbank rekent dit verdachte, van wie als advocaat met een eigen kantoor bij uitstek een grote mate van integriteit en zorgvuldigheid mocht worden verwacht, aan.
Bij de wijze van afdoening laat de rechtbank in het voordeel van verdachte meewegen dat hij in verband met het onderhavige feit ook voor de Raad van Discipline (tuchtrechter voor advocaten) moest verschijnen en dat aan hem de maatregel tot schrapping is opgelegd. Daarnaast acht de rechtbank het van belang dat verdachte alsnog de ontstane belastingschuld aan de Belastingdienst betaalt. Verdachte heeft daarover ter terechtzitting verklaard dat hij reeds in gesprek is met de Belastingdienst over afbetaling van de schuld en dat hij deze in zijn geheel zal voldoen, inclusief de schuld over de jaren waarover geen naheffing meer kan volgen.
Verdachte is blijkens zijn strafblad nooit eerder met politie en justitie in aanraking geweest.
Hoewel de ernst en duur van het bewezen geachte feit en de hoogte van het benadelingsbedrag in beginsel oplegging van een vrijheidsbenemende straf van enige duur rechtvaardigen, acht de rechtbank – gelet op de hiervoor geschetste omstandigheden – in dit specifieke geval oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend en geboden. De rechtbank zal aan verdachte opleggen een taakstraf van de maximale duur, te weten 240 uur en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van drie jaren, als stok achter de deur om verdachte ervan te weerhouden om wederom strafbare feiten te plegen.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. van den Berg, voorzitter, mr. M. van Berlo en
mr. M.S. de Waard, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J. Seuters, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 20 juli 2023.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Belastingdienst/FIOD/kantoor Zwolle met dossiernummer [nummer] . Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.