ECLI:NL:RBOVE:2023:2837
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Tussentijdse beëindiging van de schuldsanering wegens onterecht gebruik van verhuiskostenvergoeding
In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 23 mei 2023 uitspraak gedaan over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van [verzoeker]. De schuldsaneringsregeling was op 17 oktober 2022 van toepassing verklaard, maar de rechter-commissaris heeft op 11 april 2023 voorgedragen tot beëindiging, omdat [verzoeker] in de weken na zijn verzoek tot schuldsanering een bedrag van € 3.156,-- van een verhuiskostenvergoeding in contanten heeft opgenomen in Turkije. [verzoeker] heeft verklaard dat hij dit bedrag grotendeels heeft gebruikt voor de verbouwing van zijn woning, maar heeft geen bewijsstukken overgelegd om deze bewering te onderbouwen. De rechtbank oordeelt dat de verklaring van [verzoeker] niet aannemelijk is, vooral omdat hij heeft aangegeven de werklieden 'zwart' te hebben betaald en geen bonnen of bankafschriften kan overleggen.
De rechtbank concludeert dat [verzoeker] niet heeft aangetoond dat de verhuiskostenvergoeding is besteed aan de inrichting van zijn woning. De rechtbank wijst erop dat, indien bekend was geweest dat [verzoeker] een aanzienlijk bedrag van de vergoeding zonder verantwoording had besteed, de schuldsaneringsregeling niet zou zijn toegepast. De rechtbank oordeelt dat de gedragingen van [verzoeker] niet in overeenstemming zijn met de beginselen van de Nederlandse schuldsaneringsregeling. De rechtbank beëindigt de schuldsaneringsregeling op grond van artikel 350 lid 3 sub e en f van de Faillissementswet, en stelt de vergoeding van de bewindvoerder vast op € 1.886,19.
De rechtbank benadrukt dat er geen baten zijn om de vorderingen van de schuldeisers te voldoen, en dat het restant-actief, indien aanwezig, door de bewindvoerder informeel onder de bekende schuldeisers zal worden verdeeld. De uitspraak is gedaan door mr. E. Venekatte en is openbaar uitgesproken.