ECLI:NL:RBOVE:2023:2834

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 mei 2023
Publicatiedatum
21 juli 2023
Zaaknummer
C 08/23/64 F
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot schuldsanering wegens gebrek aan goede trouw en onbetaalde schuldenlast

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 23 mei 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot schuldsanering van een alleenstaande moeder, aangeduid als [verzoekster]. Op 5 april 2023 was [verzoekster] bij verstek failliet verklaard, waarna zij een verzetschrift indiende en een beroep deed op de wettelijke schuldsaneringsregeling. De rechtbank heeft het verzoek tot schuldsanering afgewezen, omdat [verzoekster] niet aannemelijk heeft gemaakt te goeder trouw te zijn geweest ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van een aanzienlijke schuldenlast van € 74.254,74, die inmiddels was opgelopen tot € 166.495,20. De rechtbank constateerde dat [verzoekster] diverse zakelijke financiële verplichtingen was aangegaan, waaronder leaseovereenkomsten, terwijl zij stelde dat er nooit activiteiten in haar eenmanszaak hadden plaatsgevonden. De rechtbank concludeerde dat de onderneming was ingeschreven met het doel om financiële voordelen te behalen, zonder de intentie om daadwerkelijk ondernemingsactiviteiten te verrichten.

Tijdens de zittingen werd duidelijk dat [verzoekster] geen inzicht had in haar totale schuldenlast en dat er substantiële zakelijke schulden waren ontstaan, ondanks het ontbreken van inkomsten uit de onderneming. De curator had negatief geadviseerd over het verzoek, wijzend op het feit dat [verzoekster] recent nieuwe financiële verplichtingen was aangegaan, terwijl er geen uitzicht was op aflossing. De rechtbank oordeelde dat [verzoekster] niet te goeder trouw was geweest en dat de schulden, die mogelijk voortkwamen uit misdrijf, niet in aanmerking kwamen voor schuldsanering. De rechtbank wees het verzoek af op grond van artikel 288 lid 1 sub b van de Faillissementswet, en concludeerde dat er geen aanleiding was om de hardheidsclausule toe te passen, aangezien er geen bijzondere omstandigheden waren die het ontstaan van de schulden verklaarden.

De rechtbank heeft de beslissing genomen dat [verzoekster] geen beroep heeft gedaan op de hardheidsclausule en dat er geen omstandigheden waren die onder controle waren gekregen die het verzoek tot schuldsanering konden rechtvaardigen. De uitspraak werd gedaan door mr. E. Venekatte en [verzoekster] heeft het recht van hoger beroep binnen acht dagen na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Toezicht
Zittingsplaats Almelo
Faillissementsnummer: C 08/23/64 F
uitspraakdatum: 23 mei 2023
Vonnis van de rechtbank Overijssel, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken op het verzoek van:

[verzoekster],

geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
verder [verzoekster] te noemen.

Het procesverloop

Op 5 april 2023 is [verzoekster] bij verstek failliet verklaard met benoeming van de heer mr. L.A.M. Stortelder tot curator. [verzoekster] heeft een verzetschrift bij de rechtbank ingediend en heeft in dat verzetschrift een beroep gedaan op de wettelijke schuldsaneringsregeling (verzoek schuldsanering).
Het verzet is ter zitting van 19 april 2023 behandeld. Tijdens de behandeling is bepaald dat eerst het verzoek schuldsanering moet worden beoordeeld.
Het verzoek schuldsanering is behandeld ter zitting van 15 mei 2023. Ter zitting zijn [verzoekster], mr. Stortelder en een faillissementsmedewerkster van het kantoor van mr. Stortelder verschenen. Van de behandeling zijn aantekeningen gemaakt.
Heden wordt een beslissing genomen op het verzoek schuldsanering.

De beoordeling

De feiten
[verzoekster] is een alleenstaande moeder van vijf kinderen. [verzoekster] heeft van 25 juli 2019 tot 18 december 2022 ingeschreven gestaan in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel met een eenmanszaak met de handelsnamen: [bedrijf]. Ter zitting van 19 april 2023 heeft [verzoekster] verklaard geen eigen inkomsten te hebben, [verzoekster] en haar gezin worden onderhouden door de vader van [verzoekster]. [verzoekster] heeft verklaard weer naar school te willen.
Volgens [verzoekster] is er nooit activiteit geweest in de onderneming, omdat [verzoekster] van plan was de onderneming op te zetten met haar oma, die kort na het ontstaan van dat voornemen is overleden.
Aanvrager van het faillissement van [verzoekster] was Leaseplan Nederland B.V. (Leaseplan) Volgens [verzoekster] heeft ze voor haar stiefvader op naam van haar eenmanszaak een auto geleasd, omdat hij een auto nodig had. Volgens [verzoekster] heeft haar stiefvader de leasetermijnen niet (aan haar) betaald.
Volgens het verzoekschrift schuldsanering, dat hoofdzakelijk is gebaseerd op de opgave van gegevens die [verzoekster] heeft gedaan, bedraagt de totale schuldenlast € 74.254,74.
De curator heeft voorafgaande aan de zitting op 15 mei 2023 schriftelijk bericht dat er inmiddels vorderingen van in totaal € 166.495,20 bij hem zijn ingediend.
Volgens het verzoekschrift schuldsanering is er onder andere sprake van de volgende schulden:
  • Leaseplan Nederland B.V. ad € 18.080,14;
  • NS Reizigers B.V. ad 13.863,78 en
  • CJIB ad € 1.321,77.
Bij de curator zijn onder andere de volgende vorderingen ingediend:
  • Belastingdienst, preferent, ad € 33.918,84;
  • Belastingdienst, concurrent, ad € 58.382,--;
  • Leaseplan Nederland B.V. ad € 46.223,50;
  • NS Reizigers B.V. ad € 10.188,78.
Volgens het verzoekschrift schuldsanering is geen sprake van belastingschulden. De curator heeft bericht dat [verzoekster] bij Leaseplan een aantal auto’s heeft geleasd. Volgens de curator heeft Leaseplan aangifte tegen [verzoekster] gedaan wegens verduistering van twee leaseauto’s.
De curator heeft negatief geadviseerd over het verzoek schuldsanering van [verzoekster]. Volgens de curator is [verzoekster] niet te goeder trouw geweest ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van haar schulden. De curator heeft erop gewezen dat [verzoekster] recent nieuwe financiële verplichtingen is aangegaan, terwijl gelet op het inkomen en het vermogen van [verzoekster] geen uitzicht bestond op aflossing van de aangegane verplichtingen. De schulden zijn bovendien voor een deel mogelijk ontstaan uit misdrijf of overtreding gelet op de aangifte van Leaseplan van verduistering. Ook zijn er inmiddels minimaal 29 geldboetes terzake verkeersovertredingen aan [verzoekster] opgelegd van in totaal tot op heden € 2.788,44. De curator heeft er ook op gewezen dat er wel zakelijke schulden zijn ontstaan, terwijl er volgens [verzoekster] geen activiteiten in de onderneming hebben plaatsgevonden.
De behandeling ter zitting
[verzoekster] heeft verklaard niet te weten waar de curator alle extra schulden vandaan haalt. Volgens [verzoekster] heeft ze één auto voor haar stiefvader geleasd, omdat hij een auto nodig had voor woon-werkverkeer. [verzoekster] heeft verklaard dat ze er geen probleem in zag om de auto voor haar stiefvader te leasen. De stiefvader van [verzoekster] wilde de auto graag via het zakelijk account van [verzoekster] leasen, omdat hij dan korting kreeg. [verzoekster] kon dat begrijpen, omdat iedereen wel blij is met korting.
Volgens [verzoekster] heeft haar stiefvader één auto voor Leaseplan ‘neergezet’ om op te halen.
De curator heeft verklaard van de advocaat van Leaseplan te hebben vernomen dat één auto is teruggebracht, maar dat een Toyota met kenteken [kenteken] niet is geretourneerd. Wat betreft de Toyota is aangifte gedaan tegen [verzoekster]. De Toyota is volledig in rekening gebracht bij [verzoekster]. [verzoekster] heeft verklaard onbekend te zijn met het bestaan van de Toyota.
De curator heeft voorts verklaard dat er op naam van de eenmanszaak een NS Business card is aangeschaft waarmee is gereisd. Daardoor is een schuld van € 10.188,78 ontstaan. Volgens [verzoekster] heeft zij geen gebruik gemaakt van de Business card. [verzoekster] heeft verklaard ook de verkeersovertredingen waarvoor 29 boetes zijn opgelegd niet te hebben gemaakt.
[verzoekster] heeft verklaard inmiddels een uitkering te hebben aangevraagd.
De overwegingen van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het verzoek van [verzoekster] moet worden afgewezen en overweegt daartoe als volgt. De rechtbank is van oordeel dat [verzoekster] niet aannemelijk heeft gemaakt te goeder trouw te zijn geweest ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van de forse schuldenlast. Het feit dat [verzoekster] geen inzicht heeft in de totale schuldenlast, nu de schuldenlast ruim twee keer zo groot is als waarvan zijzelf opgave heeft gedaan, maakt al dat [verzoekster] de goede trouw ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten ervan niet aannemelijk heeft gemaakt. De rechtbank stelt voorts vast dat, hoewel volgens [verzoekster] geen activiteiten in de onderneming hebben plaatsgevonden, wel omvangrijke zakelijke schulden zijn ontstaan, zoals de schuld aan Leaseplan en de schuld aan de NS inzake de Business Card. Deze substantiële financiële verplichtingen zijn dus aangegaan, wetende dat ze niet konden worden nagekomen, omdat er geen omzet werd gegenereerd in de onderneming en er ook geen sprake was van zodanige andere inkomsten dat daarmee de aangegane financiële verplichtingen zouden kunnen worden nagekomen. De rechtbank kan zich niet aan de indruk onttrekken dat de onderneming is opgezet en ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel uitsluitend om daarmee financiële voordelen te behalen, zoals aftrek van btw als voorbelasting over de aanschaf van auto’s (door [verzoekster] aangemerkt als ‘korting’), terwijl het niet de bedoeling was om ook daadwerkelijk ondernemingsactiviteiten te gaan verrichten en dus de ontstane financiële verplichtingen met de gegenereerde inkomsten na te kunnen komen. Niet alleen heeft [verzoekster] verklaard dat zij, ten tijde van het inschrijven van de onderneming naast het gezin waarvoor zij als alleenstaande ouder verantwoordelijk is, een opleiding in de zorg volgde én een baan had, zodat er weinig tijd overschoot voor het ontplooien van ondernemersactiviteiten, ook leidt de rechtbank dit onder andere af uit de verklaring van [verzoekster] dat de eerste auto bij Leaseplan is geleasd voor haar stiefvader omdat hij een auto nodig had voor woon-werkverkeer. Voor zover bekend was het niet de bedoeling dat de stiefvader werkzaamheden voor de eenmanszaak van [verzoekster] zou gaan verrichten.
Vorenstaande tendeert naar het oordeel van de rechtbank op zichzelf al naar crimineel gedrag maar daar komt nog bij dat er aangifte tegen [verzoekster] is gedaan wegens verduistering van een van Leaseplan geleasde auto. [verzoekster] stelt van het bestaan van de tweede leaseauto niet op de hoogte te zijn geweest en evenmin van het gebruik van een NS Business card voor meer dan €10.000,-- maar moet, gelet op het feit dat de eenmanszaak op haar naam stond, op z’n minst aan derden gelegenheid hebben gegeven om deze zakelijke financiële verplichtingen op haar naam aan te gaan. Dit maakt naar het oordeel van de rechtbank dat [verzoekster] terecht verantwoordelijk wordt gehouden voor het ontstaan en onbetaald laten van de schuldenlast en voor verduistering van de auto, als die verduistering wordt bewezen. Datzelfde geldt voor de aansprakelijkheid van [verzoekster] voor de vele verkeersboetes die op haar naam zijn veroorzaakt. De rechtbank overweegt ten overvloede dat alle schulden die voortvloeien uit het plegen van strafbare feiten, naar hun aard reeds niet te goeder trouw zijn ontstaan.
De rechtbank is op grond van vorenstaande van oordeel dat [verzoekster] het ontstaan en onbetaald laten van de schuldenlast in ernstige mate moet worden verweten en zal het verzoek van [verzoekster] afwijzen op grond van artikel 288 lid 1 sub b Faillissementswet.
Het feit dat [verzoekster] op dit moment niet werkt, geen uitkering geniet en voor de kosten van huur en levensonderhoud van haarzelf en haar kinderen afhankelijk is van financiële bijdragen van haar vader laat de rechtbank in het licht van het voorafgaande verder onbesproken.
De rechtbank concludeert dat [verzoekster] geen beroep heeft gedaan op de hardheidsclausule van artikel 288 lid 3 Faillissementswet, maar ziet ook ambtshalve geen aanleiding deze toe te passen. Er is immers geen sprake van omstandigheden, zoals verslaving of psychische problematiek die ten grondslag heeft gelegen aan het ontstaan en onbetaald laten van de schulden en die thans onder controle is gekregen.

De beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek af;
Gewezen door mr. E. Venekatte, lid van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 mei 2023 in tegenwoordigheid van de griffier [1] .

Voetnoten

1.