In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 23 mei 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot schuldsanering van een alleenstaande moeder, aangeduid als [verzoekster]. Op 5 april 2023 was [verzoekster] bij verstek failliet verklaard, waarna zij een verzetschrift indiende en een beroep deed op de wettelijke schuldsaneringsregeling. De rechtbank heeft het verzoek tot schuldsanering afgewezen, omdat [verzoekster] niet aannemelijk heeft gemaakt te goeder trouw te zijn geweest ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van een aanzienlijke schuldenlast van € 74.254,74, die inmiddels was opgelopen tot € 166.495,20. De rechtbank constateerde dat [verzoekster] diverse zakelijke financiële verplichtingen was aangegaan, waaronder leaseovereenkomsten, terwijl zij stelde dat er nooit activiteiten in haar eenmanszaak hadden plaatsgevonden. De rechtbank concludeerde dat de onderneming was ingeschreven met het doel om financiële voordelen te behalen, zonder de intentie om daadwerkelijk ondernemingsactiviteiten te verrichten.
Tijdens de zittingen werd duidelijk dat [verzoekster] geen inzicht had in haar totale schuldenlast en dat er substantiële zakelijke schulden waren ontstaan, ondanks het ontbreken van inkomsten uit de onderneming. De curator had negatief geadviseerd over het verzoek, wijzend op het feit dat [verzoekster] recent nieuwe financiële verplichtingen was aangegaan, terwijl er geen uitzicht was op aflossing. De rechtbank oordeelde dat [verzoekster] niet te goeder trouw was geweest en dat de schulden, die mogelijk voortkwamen uit misdrijf, niet in aanmerking kwamen voor schuldsanering. De rechtbank wees het verzoek af op grond van artikel 288 lid 1 sub b van de Faillissementswet, en concludeerde dat er geen aanleiding was om de hardheidsclausule toe te passen, aangezien er geen bijzondere omstandigheden waren die het ontstaan van de schulden verklaarden.
De rechtbank heeft de beslissing genomen dat [verzoekster] geen beroep heeft gedaan op de hardheidsclausule en dat er geen omstandigheden waren die onder controle waren gekregen die het verzoek tot schuldsanering konden rechtvaardigen. De uitspraak werd gedaan door mr. E. Venekatte en [verzoekster] heeft het recht van hoger beroep binnen acht dagen na de uitspraak.